doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Kramat, 20 Oct. 1868

Lieve Sophie,

Gideon is zeer gelukkig van daag. Eindelijk is de "Bestevaer" aan wal, en morgen hoopt hij, na eene scheiding van een half jaar, zijn speelgoed en timmergereedschap hier te hebben. Ik heb u geloof ik nog niet verteld hoe wij de gansche wereld hebben doorgetrokken met de "Hansom" en de "Flying Dutchman" in de hand? Wat ook verder ingepakt mogt worden, dat nooit. In Belgie, in Frankrijk, in de Middellandsche zee, in Egypte, in de woestijn, in de Roode zee, te Point de Galles en te Singapore, in elk hôtel in elken trein in elken hal, in iederen omnibus of vigilante hebben wij die twee stukken speelgoed meegevoerd, zoodat de fijne beenen van den "Flying" er "cassian" eindelijk onder zijn bezweken. De "Hansom" daarentegen kwam er goed af, o wonder! verleden week slechts is er een klein ongeluk met een der wielen gebeurd, doch de knappe chineesche "toekang soldeer", heeft de breuk weder keurig geheeld.

Die chinezen is een aardig volk, die doen hier alles met een buitengewone handigheid en schranderheid. Ik heb wezenlijk gaarne met hen te doen; het zijn vriendelijke en vrolijke lieden, en daarbij ongeloofelijk slim en bij de pinken. Er zijn er die niet alleen [vrij] goed hollandsch, doch ook een weinig engelsch en fransch spreken. [En] het is alleraardigst om ze u te hooren aanbieden: "vinaigre de toilette de la socitété hygiënique de Paris". Ze zeggen het volkomen duidelijk.
Laatst had ik er een bij mij aan het raam, een zeer gezette, blijkbaar een pater goedleven; zij weten precies waar mijne kamer is, en al houd ik mij doodstil en de stoores gesloten, zij komen er met hun neus vlak voorstaan en roepen eensklaps "Dag mefrrrouw." (Zij spreken de f en de l vreeslijk hard uit). Die dikke dan overviel mij terwijl ik beezig was een flesch perzikken op water open te trekken, omdat ik 's avonds een paar heeren wachtte. Het ging niet gemakkelijk, en ik vroeg hem: "help mij eens even." "Met genoegen", zei hij, "maar mag ik er dan ook eens één proeven?" Ik antwoordde: "och, jawel, man" en gaf hem er een. Hij proefde met de grootste aandacht, en kwam tot de conclusie, dat perzikken bijzonder lekker [waren].

Ook de Inlanders mag ik gaarne lijden! aan die donkere kleur gewent men spoedig; en de mooije onder hen doen u denken aan wandelende bronzen beelden. Zij zijn goedig en geven gaarne genoegen; en er zijn er onder die schrander en zelfs ondeugend zijn. Laatst amuseerde ik mij met mijn kok. Gij weet de inlanders zijn mahomedanen en mogen dus geen spek eten. De varkensslager is daarom ook een chineesch. Deze laatste nu was achter, en gezamenlijk met den kok was ik bezig karbonaden te koopen. De kok nu maakte de opmerking dat "orang maleyo"(maleische mensen) geen spek eten mogten. Ik zei, "zoo, wordt jelui daar zien van?" Om eens te hooren wat hij zeggen zou. "neen", zeide hij, zijn hoofddoek afnemende en op zijn haar wijzende, "maar als je zulk haar hebt, dan 'tra bolez' (niet goed)." Het scepticisme schijnt zelfs tot hier te zijn doorgedrongen.

Het is aardig om Gideon met dat volkje te zien omspringen. De een noemt hij den soesoehounan van Soerakarta, den ander is Bon/uto-bon/uto, een derde Idah Madeh Raheb, de koetsier, een beeldige mooije jongen, en Gideons lieveling, is de keizer van Solo. Zij amuseren zich zeer met hem.
Laatst hadden wij een bezoek ergens gebragt en toen wij thuiskwamen vonden wij Gideaon verkleed als regent met hoofddoek en sarong aan. En de kok, een zeer groote vent, had zijn vleeschmes omgehanden en liep achter hem aan als zijn "oepas", de inlandsche verbastering van het hollandsche: oppasser.
[Een paar weken geleden] is Gideon op een bal geweest op school; toen vroeg al het volk permissie om op het erf naar "Sinjo" te mogen gaan kijken. En het was [alleraardigst] om hem in den maneschijn te zien thuiskomen met zijn witte pakje aan en zijn hemelsblauwe dasje om, stralende van genoegen, [als een kleine prins], met een gansch gevolg van acht of tien lieden, zoo mannen als vrouwen, met hunne beste pakjes aan, achter zich aankomende. Ik moet zeggen, nu hij hier gezond en gelukkig is, doet het mij genoegen dat hij dit leven ook hier gezien en genoten heeft. Hij ziet er er zeer goed uit, en blijft door zijn fraai teint, zoo zeer afstekend bij de kinderen die hier geboren zijn, zeer de aandacht trekken.
Huet heeft hem een fransch képi cadeau gedaan van rood laken, afgezet met goud en hemelschblaauw dat hem alleraardigst staat bij zijn wit pakje, waarop verscheiden ridderorden prijken, onder anderen een echt legioen van eer dat hij van den Ridder de [Stuers] ten geschenke heeft gekregen. Als hij zoo uitgedoscht op den bok van het rijtuig zit, trekt hij ieders aandacht.

Ik noemde zooeven den naam van den Ridder de [Stuers]; dit is een der personen hier van wien Huet hier de meeste sympathie en vriendschap ondervindt. het is een man van zekeren leeftijd van aangenaam voorkomen en zeer goede manieren; gepensioneerd militair, weduwnaar, die hier leeft met zijne eenige dochter, een allerliefst meisje van 13 jaren. Hij is Huet tot grooten steun door zijn veeljarige ondervinding van het Indiesch leven, hij is hier reeds 37 jaren geweest, en kent toestanden en personen ô fond. Hij is daarbij zeer amusant, en heeft in zijn geest iets dat u doet denken aan St. Simon; hij is vol van anecdoten en kent de geheime levensgeschiedenis van menschen van allerlei rang en stand; in zijn jeugd verkeerde hij aan het hof van Willem I en ging gemeenzaam om met prinses Marianne en den toenmalige prins van oranje. Hij begrijpt Huet volkomen en is vol van goeden raad.

[woensdag 21 oct.]
Gister bragt de Engelsche mail den lieven trouwhartigen doch bezorgden brief van M.[ijnheer] P.[otgieter] van 10 Sept. En van daag vertrekt de mail van hier. Dat treft ongelukkig, want gister moest Huet dus een mailnommer gereed maken en heden voor zijnen gewoonen courant zorgen. Hij schrijft dus van daag niet; doch vast en zeker zaterdag (het is heden woensdag) met den franschen mail. In denzelfden brief vonden wij het bewijsje dat er door uw beider lieve zorg wederom een kistje voor Gideon onderweg is.

Hoe jammer dat gij het nu niet met een vrolijk hart verzenden kondt. Tobt toch niet te veel over ons; het begin is niet gemakkelijk; doch dat is bijkans met ieder het geval die hier pas komt, op de eene of andere manier. En de lucht klaart reeds op. Er zijn er die nu reeds het land hebben over hetgeen zij in blinde woede deden tegen [Huet]. En vele lieve en gedistingueerde menschen zijn op zijne hand. -

Gister ontvingen wij ook een langen brief van Charles over Piet. Wat een tragedie is het leven van dien armen jongen toch! Huet zal zeker ook spoedig schrijven aan hem. Adieu, zijt te zamen op het allerhartelijkst van ons drieen gegroet en geloof mij van ganscher harte
Uwe Anne

Huet heeft den sleutel van zijn kast meegenomen, zoodat ik geen enveloppe kon magtig worden. Vraag excuus.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina