doorzoek de gehele Leestrommel

Leestrommel
Leestrommel
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Beata van Helsdingen-Schoevers: Indië en Europa. Fragmenten, ed. Johan Koning

Leiden: N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij, 1929

Brieven uit Indië. V.

 

Het werkwoord „verindischen" heeft, sedert de scheepvaartverbindingen zoo snel en goed geregeld zijn (laten wij hierbij aan normale tijden blijven denken!), veel van zijn kwaadaardigen klank verloren. Men behoeft thans niet meer te „verindischen" — in den geijkt en zin van het woord! Men kan zich op de hoogte houden van de geestelijke stroomingen elders, men kan zich ervoor blijven interesseeren. Men blijft in mode en smaken niet al te ver achter bij zijn tijd, men kan, in Soerabaia bijvoorbeeld, soms wel eenige illusie hebben van mondain, zelfs frivool leven, zij het dan wat geestloos — doch dit is in een kolonie vrijwel een onontkoombaar verschijnsel.
Men behoeft niet meer te verindischen. Neen. Doch wèl kost dit, in de binnenlanden (en wat is heel Indië, uitgezonderd de paar hoofdplaatsen, anders?), veel werk en veel moeite, die men onder betere omstandigheden aan iets anders, iets meer productiefs, besteden kon!
Zóó staan wij, volwassenen, in dit leven. Wij, die reeds een „basis" bezitten, die onze ontwikkeling uit het beschaafde leven meebrachten. Doch — nu onze kinderen! Ik hoorde eens iemand verzuchten: „Kinderen zijn de „drawback" van je Indischen tijd..." Het was een beetje pessimistisch uitgedrukt — maar toch voelen alle ouders wel eenigszins in dien geest! Want, om met het ergste te beginnen: kinderen verindischen wèl in dit land! Natuurlijk — ze hebben immers niets, dat hen daarvan àf kan houden, tegenwicht kan vormen?.
Een kind groeit hier van den beginne af aan op tusschen inlanders, en juist niet de meest-beschaafden. Men kan gerust

 

[123:]

 

zeggen, dat „bedienden" en werklieden in Indië, volk is van zeer laag allooi. Hun manieren, hun levenswijze, hun taal, hun opvoedingssysteem, hun geheele geestelijk niveau is in één woord verschrikkelijk. Alleen zij, die onverschillig en zonder interesse door de tropen wandelen, merken dit niet op — helaas zijn er ook vele onverschillige, of zeggen we beter: gemakzuchtige ouders, die werkelijk niets merken en hun kinderen rustig laten opgroeien onder baboes en anderer hoede. Er bestaat in zekere leringen zelfs nog de traditie, dat Hollandsche baby's het eerst de taal van baboe moeten leeren — zoodat men u, hooren ze uw kindje zijn moedertaal babbelen, verwonderd afvraagt: „Spreekt uw kleintje al Hóllandsch, mevrouw?" alsof het zeer natuurlijk is, dat onze kleine kindertjes met lijf en ziel aan „baboe" behooren!
Doch — laten we voor een oogenblik aannemen, dat we ons kind zooveel mogelijk buiten de bediendensfeer hebben weten te houden — met heel veel moeite en tallooze opofferingen van onzen kant — soit — maar we déden het dan toch. Nu komen de schooljaren. En och heden! wég is onze leuke boy, ons lief meisje! De school nivelleert ze, natuurlijk, en dat beduidt hier in Indië, waar he grootste deel der schoolkinderen inlandertjes en indo'tjes van lager gehalte zijn, dat het niveau daalt, bedenkelijk, akelig daalt! En — ik spreek hier steeds voor de binnenlanden — onze kleintjes zijn in minder dan geen tijd verworden tot akelige, krompratende „njo's" en „non's", — wij hebben er hier een speciale uitdrukking voor, zooals men ziet — want ofschoon „njo" en „non" eigenlijk beteekent: „jongeheer" en „jongejuffrouw", is het toch enkel onder een zeker slag menschen de gewoonte, zijn kinderen zoo te noemen. En wanneer men van iemand hoort, dat hij een echte „njo" is, dan weet men in Indië onmiddellijk zich het type voor oogen te stellen!
En — om op onze kleintjes terug te komen — het is een zeer eigenaardig verschijnsel, dat onze kinderen, eenmael genivelleerd, zelfs een sterk gechargeerd beeld geven van den „njo". Alle slechte eigenschappen, de laksche luiheid, de indolente onverschilligheid, het liegen uit lafheid, de laagstaande moraal — alles is bij ons kind sterker dan bij den echten „njo" — hij praat zelfs krommer, is in vocabulaire en gedachten nog ge-

 

[124:]


borneerder. Zou het zijn, omdat dit hem zooveel gemakkelijker valt? Of omdat zijn westersch-actiever geest alles verder doordrijft, tot in dieper consequenties? Hoe het zij — het feit is er, dat elke ouder in Indië op zijn beurt tot de onaangename ontdekking komt, dat de school zijn kinderen eer achter- dan vooruit helpt, wat betreft de algemeene beschavingstoestand. Wat het onderwijs aangaat: de onderwijzers en onderwijzeressen doen hun best — maar zij kunnen geen ijzer met handen breken! Zij kunnen niet op tegen een voortdurend gebrek aan leerkrachten — mij werd zelfs gesproken van een tekort van 50 %! — hoe kunnen zij voeling blijven houden met hun leerlingetjes, als ze voor een klas van 50 kinderen staan? Hoe kan er van goed onderwijs en persoonlijken invloed sprake zijn, wanneer er bijna bij voortduring enkele onderwijskrachten ontbreken? en de onderwijzers dus dan eens voor deze en dan weer voor gene klas staan? Want — al stopt men het eene gat met het ander, al completeert men nu de ééne school, daardoor onttrekt men weer personeel aan een andere — het te-min blijft bestaan, dat valt niet te verbergen. Waardoor? Om de zeer plausibele en eenvoudige reden, dat er aan de grenzelooze behoefte aan onderwijs van inlandsche en Chineesche zijde moet worden tegemoet gekomen — ik zeg niet „voldaan" — dat is voorloopig godsonmogelijk! — en dat er bif lange, lange na r»g niet voldoende inlandsche en Chineesche onderwijskrachten klaar zijn, zoodat een groot deel onzer Hollandsche onderwijzers op HollandschInlandsche en Hollandsch-Chineesche scholen staat...
„Ons kind wordt opgeofferd aan de inlanders en de Chineezen..." zei me laatst bitter een Inspecteur van Onderwijs. Dat weten we allang. Daar hebben we allang tegen geprotesteerd. Maar het typeerende ervan was, dat nu een official zelf tot deze erkenning kwam.
Zoo zijn hier de onderwijstoestanden, slecht, onhoudbaar bijna. Dagelijks protesten in de couranten, vooral in den tijd, zooals het nu is, van eind- en overgangs- en admissie-examens van de hoogere burgerscholen. Een volgende maal hoop ik u hiervan meer te vertellen — en van de verdere levensomstandigheden van ons Hollandsche kind in Indië.



vorige pagina | inhoud | volgende pagina