doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

P. (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Causerieën uit de binnenlanden'
In: Soerabaiasch Handelsblad, 21 augustus 1907


We leven in raadselen. Een donkere wolk mystiek hangt over onze anders zoo zonnige dreven. Booze tongen fluisteren: "nou ja, die Kertotono'ers!" (veelbeteekenend schouderophalen.) "Die hebben telkens wat.

Dat Kertosono, daar is een steek aan los!" En ze maken een een gebaar; "zoo'n beetje..." Onvriendelijke wereld!

Wat is het geval? Schrik en ontsteltenis hebben onze woonplaats doorwaard, alarm! werd geroepen. De strijdkreet klonk en ieder vloog te wapen, het eenige gouvernementsgebouw met stevige muren herbergde een strijdbare menigte, saamgestroomd om tot de tanden gewapend den binnenlandschen vijand af te wachten. Men háákte naar den strijd, het heldenbloed in onze aderen ontdooide, deed zich gelden. De toegangen tot de vesting, pardon, de stad, werden afgezet en strengelijk bewaakt door een keurbende dapperen, een heirleger weerbare machten. Men was gereed. "Dat nu de vijand kome, wij tarten hem!" was de leuze.

Helaas, het was vergeefs gehoopt. De vijand liet zich wachen, kwam niet... Maar nog waart een sombere geest door onze gelederen, wij vreezen... maar wij weten niet wat...

En wat, wat heeft dan toch die onrust veroorzaakt, welke keisteen bracht beroering in ons anders zoo vreedzaam-kalm vlietend levensbeekje?

Op een goeden, neen, op een zeer kwaden middag, ging daar de telegrambesteller, kahn, met de jobstijding in den zak. Zoo doodgewoon, zoo heel simpeltjes leek het, een telegram, "aan het hoofd van plaatselijk bestuur," stond op het gele omslag, en de besteller deed zoo naief en het telegram zag er zoo onschuldig uit, dat het net zoo goed een lief-huiselijk berichtje kon bevat hebben, of een invitatie op een vroolijk feestje.

Het schuldeloos blanke reçu werd afgeteekend, de besteller vertrok.

Het omslag werd opengescheurd, en bij God! daar kwam te voorschijn het sfinxachtigste bericht, dat men zich denken kan, bevattende een waarschuwing voor een overstrooming, die den volgenden dag plaats hebben zou en eindigende met de woorden "mantri gafang!" (gadang zich durven verzetten.) Wat was duidelijker dan dat dit bericht een waarschuwing tegen dreigend gevaar bedoelde? Een waarschuwing, een voorspelling, een te wapen! In één woord, een alarm-signaal!

De bom was in ons rustig en gerust stadje neergeploft; een kreet van afgrijzen en schrik ging door de lucht om dadelijk overstemd te worden dnor de juichenden strijdkreet uit de weerbare gelederen, en 't gerucht vaa het oppoetsen van ganzeroeren, floberts, windbuksen, revolvers klewangs, degenstokken als anderszins.

Hooivorken en dorsch vlegels hebben we hier nog niet....

En heel den langen donkeren nacht stond onze heldenschaar op post, gereed en toegerust ten strijde, zwijgend—ware moed is zelden spraakzaam, — het wapen in de mannevuist geklemd.

Ware de onbekende vijand gekomen, hij was onverbiddelijk in onze handen gevallen, afgemaakt, krijgsgevangen gemaakt. Maar er kwam niets. Het daagde reeds in het Oosten en nóg was het stil en rustig, de eerste vogelkens stegen op kwinkeleerend in de heldere morgenlucht onbewust van het zonderlinge verontrustende bericht, dat de ongelukkige menschenschepselen een langen slapeloozen nacht had gekost...

De bewaking rukte in, de dapperen trokken slaperig naar bed.

Er was niets voorgevallen, Goddank! zuchtte men, maar de gedruktheid bleef, het mysterieuze van het geval bleef.

Wat in Godsnaam, wat toch had dat vermalelijde draadbericht te beduiden, dat onrustbarende zenuwschokkende alarmbericht. Men vroeg het zich vergeefs af en ... men vraagt het zich nòg af.

Daar zweeft zoo iets beangstigend mystieks door onze liefelijke dreven; men vreest, maar men weet niet wat...

Men spreekt van een foutief overgeseind telegram, men spreekt van een waterstaatsmantri, die een paar dagen langer verlof wou en daarom iets verzon... En een spotvogel lacht smalend; ze hebben de heele brave Kertosono'sche burgerij en het bestuur aan het hoofd een kool gestoold.... een kool als een okshoofd zoo groot!!

Wat is de ware lezing van het geval?

Geen mensch weet het. Ja toch, het bestuur wéét, maar dat zwijgt alwetend in alle talen, het is niet noodig, dat de menschen álles weten!

Belasting opbrengen en mondhouden! is het consigne.

God behoede ons voor herhalingen! hoopt Kertosono's burgerij in stilte. De plotseling ongewoon verhoogde werkzaamheid van de bestuursmachine duidt intusschen wel op iets bijzonders, geeft te denken, maar voorloopig blijft de geheele toedracht van de zaak een diep onpeilbaar geheim.

Laat ons, gewone stervelingen, tevreden zijn, en vooral laat ons, journalisten, geen moeite doen om iets naders te vernemen, het is wèl zoo.

Sinds eenigen tijd duiken hier weer de wonderlijke praatjes op over kinderdiefstallen, en het heet, dat zelfs volwassen personen betooverd en medegelokt worden. Volksoploopjes en standjes zijn er het gevolg van.

Wat is de kwestie ? Koeliwervers zijn hier aan het werk, ronselen werkvolk voor de buitenbezittingen. Tot groote ontsteltenis van het dessavolk, dat doodsbenauwd zijn biezen pakt als er maar sprake is van een koeliwerver. En heeft er zich een "met lijf en ziel aan den duivel verkocht," dan komen de bloedverwanten van het slachtoffer en halen hem terug, probeeren 't althans, zijn plotseling van het teederste medelijden vervuld jegens neef, zuster of man, de vrouwelijke familieleden huilen en snikken luidruchtig, maken misbaar, de manlijke dito trachten het verdoolde schaap terug te brengen tot het pad der deugd rukken en trekken hardhandig aan het arme slachtoffer, de koeliwervers, bang hun prooi te verliezen, trekken en rukken aan den anderen
kant, en daar is bet lieve leven gaande!

Meer toeschouwers komen het tooneel door hun tegenwoordigheid verlachten, helpen een handje, schelden mee, willen de ronselaars te lijf... een half oproer, dat eindigt met een algemeene ordelooze vlucht, een sauve qui peut, als de illustre politie aanrukt,en een paar levenmakers het op een loopen zetten, met een angstvisioen voor oogen, schreeuwend: de soldaten! de kompenie! In minder dan geen tijd is het veld ontruimd, de kampioen verdwenen, alles schoongeveegd...

Zulke tooneeltjes worden hier bijna dagelijks afgespeeld. Wanneer, o groote Mars, zal Kertosono haar rustige rust wederom genieten; wanneer zal aan onze haardsteden de vredige kalmte wederkeeren?


vorige pagina | inhoud | volgende pagina