doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

P. (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Causerieën uit de binnenlanden'
In: Soerabaiasch Handelsblad, 6 juli 1906


Ik heb een vriend, die amateur fotograaf is. Dat is nu op zichzelf niets bijzonders, maar het dient dan ook slechts tot inleiding van een droevig doch waar verhaal, dat ik mijn lezers doen wil.

Mijn vriend houdt ervan om, zooals meer van die liefhebberende artisten, als hij er maar eenigszins kans toe ziet, de binnenlanden in te trekken en daar schilderachtige kiekjes te nemen. Niet waar? ieder die er zoo'n liefhebberenden vriend op na houdt, kent ze wel, die die pittoresque kiekjes, stereotiep met wuivende "pluimtoppende" klapperbooms! op den achtergrond, een paar inlandsche rijstbuikjes met verlegen gezichtjes op den voorgrond. Meestal hetzelfde thema, afwisseleud behandeld. Deze onschuldige hartstocht deelt mijn vriend natuurlijk ook. En zoo was hij nu onlangs er weer eens op uitgetrokken met camera en overige attributen, om de landelijke schoonheid te vereeuwigen. Per spoor was hjj naar zijn exploratie-terrein gegaan, een binnenlandsch plaatsje, klein aitisch als al die buitenpostjes...

Het begon al aan het station. Mijn vriend stapt uit den trein, bepakt en beladen met zijn kiek-benoodigdheden."goeden morgen meneer," zegt de chef vriendelijk, aan zijn pet tikkend.

Mijn vriend begreep niet waaraan hij die voorkomendheid te danken had, maar het werd hem gauw genoeg duidelijk; het stationspersoueel, de chef incluis was blijkbaar in extase over het feit, dat iemand met een camera de stad wilde bezoeken.

Zelfs de dienstijverige Cerberus met politiepet op en geelvink achter zich, die fel op Chineexen zonder pas en opiumsmokkelaars, op het perron heen en weer marcheerde, nam mijn vriend buitengewoon scherp op, overdacht zeker, dat hij spion kon wezen, ja
best, een Japansche spion, (heeft de vent scheeve oogen? Ja waarachtig, ze staan wat schuin, z'n baard is wel rood, maar dat kan-ie geverfd hebben!) die opnamen kwam doen van... ja van alles, er waren toch genoeg dingen, waar zoo'n smerige jap niets mee te maken had, bij gebrek aan forten of verdedigingwerken, dan toch bijv. het politiekantoor, of... of meer van die gewichtigheden, hè? Je kon toch nooit weten. En de schout zond mijn vriend nog een lang niet vriendelijken blik toe.

Intusschen stond deze onbewust van alles wat hem boven het hoofd hing, een praatje te maken met den vriendelijken chef. "Gaat u kiekjes nemen?" met een zijwaartsche hoofdbeweging naar de fotografische benoodigdheden.

Mijn vriend: "Ja. Kunt u mij soms een paar interessante of merkwaardige punten hier op de plaats aanbevelen?"

Chef, met verklaarbare trots. "Nou, bij voorbeeld het stationsgebouw. Is het voor prentbriefkaarten?" Mijn vriend. "Neen, voor mijzelf."

Chef, teleurgesteld. „Ooooh zoo! Goede morgen meneer."

"Morgè!"

Ieder gaat zijns weegs. De chef naar zijn geheim kabinet, met "verboden toegang" er boven, mijn vriend dwaalt de kotta in, koelie met kiektoestel achter zich aan. De waakzame Cerberus kijkt hem zoolang mogelijk na, keert zich dan om en gaat het verboden toegang kamertje binnen, vraagt, wat "die meneer dáár" te vertellen had. Chef deelt in een paar woorden den inhoud van het gesprek mee.

"Aha, zie je nou wel!" blaft de Cerberus, in z'n nopjes, ik dacht het wel! Ja ja, het kwam me ook al zoo verdacht voor... "

"Wat dan?" schrikt de chef op, bleek wordend.

"Nou die vent daar, dat is natuurlijk een Japanner, een spion natuurlijk!"

"Hè? Een Japansche spion? En... wat zou die hier doen ?' twijfelt de chef ongeloovig.

"WWat, weet ik het wat," snauwt de schout, "opnamen doen natuurlijk. Wat doet zoo'n slampamper anders. Hè-je niet gezien, wat een scheeve oogen de kerel in z'n kop had,
en wat-ie telkens angstig naar die tasch keek? daar zit de rommel natuurlijk in. Verraje en verkocht worden we, dat zul je zien. Maar ik ga hem achterna!" En in het volle bewustzijn van zijn ambtelijk en dus onfeilbare almacht stapte de schout de deur en het station uit, de geelvink achter hem aan, de chef hoofdschuddend achterlatend.

Mijn vriend was intusschen druk aan het fotografeeren, stelde vijfmaal het toestel op, nam het vijfmaal weer op, om zich ergens anders op te stellen, omdat het licht niet goed viel, of omdat er weer wat anders niet goed was, is één woord: mijn vriend amuseerde zich zooals slechts amateur-fotografen zich amuseeren. De inlanders, als altijd bij zoo iets, dat niet alle dagen voorkomt, stonden in een halven kring om den "londo ëdan," die z'n hoofd voor z'n plezier telkens onder den zwarten lap hield, lachten en kritiseerden, gaven hun meening ten beste over de beteekenis van die vreemde handelwijze. ledereen kwam een kijkje nemen, door de geheele stad scheen men het nieuws van den fotografeerende blanda reeds te weten. Mijn vriend begon zich langzamerhand gewichtig te voelen; wie zal het hem kwalijk nemen? zichzelf het middelpunt te weten van de algemeene belangstelling, die gedachte is vleiend, daar gaat niets van af.

Bakvischjes wandelden, quasi haar aandacht aan iets anders wijdend, in troepjes giegelend en lachend voorbij, arm in arm, hopende door dien meneer opgemerkt en óók eens gekiekt te worden.

Mijn vriend nu is ganschelijk niet ongevoelig voor het vrouwelijk element, hij zettte dus een krijgshaftige plooi in z'n gezicht, streek z'n knevels op, vergetende, dat hij maar erg zuinig bedeeld is met dit mannelijk versiersel. De meisjes giegelden nog meer, stootten elkander aan en liepen door, Mijn vriend vervolgde zijn weg, fotograferende en belangstelling wekkende. Vooral het vrouwelijke gedeelte van de kotta betoonde hem zeer veel belangstelling. De dames stonden voor aan haar poorten te kijken, zóó van de waschtobbe weggeloopen leek het op bloote voeten, opgestroopte kabajamouwen, hadden zelfs een vriendelijk lachje voor de rara avis. Mijn vriend voelde zich de held, de hoofdpersoon, zijn tocht scheen een ware zegetocht. Hij begon brutaler te worden. Waagde een knipoogje tegen de wandelende meiskes. Dezen lachten en fluisterden weer, zijwaartsche blikken werpend naar den "man met de camera". Van knipoogjes kwam het tot glimlachjes, en daarna probeerde mijn vriend een gesprek aan te knoopen met de dametjes... Alles ging naar wensch. Om kort te gaan, mijn vriend was de held van den dag geworden en hij liet zich dat baantje wonderwel aanleunen. In hem was de "lion" wakker geworden, die in elken man schuilt, hetzij graaf of gotenschepper.

En zoo kwam het, wat volgens de leer van het niet te ontkomen, onafwendbare fatum, moest gebeuren: mijn vriend werd te overmoedig, lachte, maakte gekheid met de donkeroogige koeliet-langsep-schoonen, zwom in een maalstroom van zaligheid. Merkte niets van de ijverzuchtige blikken, die hem vanwege het mannelijk deel der bevolking werden toegezonden. Wraakgierige fonkoloogen loerden van achter de palmpotten uit de voorgalerijen: wat die beroerde bliksem een succes had! Vuisten worden gebald, vloeken en verwenschingen gemompeld... Mijn ongelukkige vriend was zijn noodlot reeds zeer nabij! Toen beging hij een domheid, maar een zeer vergeeflijke domheid. Een jonge, donkere, oostersche schoone met verleidelijke oogen en nòg verleidelijker, kersroode lippen, was het die mijn vriend in het ongeluk stortte... De geschiedenis van Simson en Delila alweer.

Mijn vriend is een heel solide kerel, maar mijn God, het vleesch is zwak, niet waar? Met de beste voornemens bezield trok hij haar onder het zwarte doek om haar de inwerking van het licht op de lens te expliceeren...

Met de beste voornemens bezield, zeg ik, maar jawel, toen hij eenmaal zoover was, kon hij zich niet weerhouden... die roode lippen, die donkere alles verhullende doek. Een smakkend geluid... Met een verschrikte gil wierp de schoone den mantel der liefde van zich af, en daar stonden ze, mijn schuldige vriend nog met de armen om zijn Delia heen geslagen, en flagrant délit!

Dat was de lont in het kruit gestoken. Een gruwelijke vloek, een panterachtige sprong en de echtgenoot der beleedigde dame stond alt een rasende demon op het terrein van de misdaad. Het was het sein geweest tot een algemeenen aanval. Uit alle hoeken en gaten schoten als baarlijke duivels de langgetergde mannen en vaders te voorschijn, op mijn vriend los. Arme kerel.

Laat mij over het verdere zwijgen. Een chaos van plukharende menschenledematen over, op en boven elkaar ranselend op het eenig doel: mijn vriend, neen dat gaat mijn beschrijvend talent te boven, daar begin ik maar niet aan. En tusschen dat alles in de schout nog, tot overmaat van ramp, blij dat hij dien "rooie japanner" te pakken had. Het was treurig.

En de finale? Met een paarsig gekleurd oog, beschramd en met de noodige builen kwistig versierd, verfomfaaid als een geknakte lelie, werd mijn vriend naar het politie-kantoor
gebracht, een outtroonde majesteit gelijk, treurig overblijfseltje van den lion! Eerst na heel wat moeite gelukte het hem eindelijk den Cerberus te overtuigen van het feit, dat hij maar een gewone Europeaan was, en met geen annexer-plannenrondliep. Met een
zucht zag de schout zijn ideaal in rook vervliegen en mijn vriend met de stukgeslagen camera vertrekken...

Voor zoover ik weet is mijn vriend genezen van zijn inclinatie voor landelijk schoon.


vorige pagina | inhoud | volgende pagina