Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'. In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897
[27:]
III.
Wanneer komt Mamaatje weer terug, tante; vroeg ze nog. Later, Nelly, maar nu wil tante heusch niet meer praten, anders kan je niet slapen en dan vindt je maatje je niet zoet en dat wil Nellytje tooh zeker niet, wel? vroeg ik, terwijl de tranen me in de oogen kwamen. Neen, zeide ze hoog ernstig en lag nog lang nadenkend van uit haar bedje naar den met sterren bezaaiden hemel te staren; toen vielen haar oogjes dicht en de zachte, geregelde ademhaling verkondigde mij, dat de slaap zich over haar ontfermd en haar in 't rijk der droomen gevoerd had. Arm kind, jong reeds moest zij dat groote leed ondervinden, geen moeder meer te hebben. Nu miste zij haar reeds in haar kinderlijke spelen, 'bij haar kleine verdrietelijkheden, hoe zou ze haar missen in latere jaren, wanneer de moederzorg en 't moederoog 't meest noodig zouden zijn? Ernstig gestemd keerde ik naar de achtergalerij, waar Fred en Paul zaten. Wel, vroeg deze, slaapt Nel ? Ja, heel gerust was mijn antwoord, maar ik vond niet noodig hem 't gesprek, dat ik met zijn klein meisje gehad had, nog mede te deelen Het zou de nog versche wonde opnieuw openrijten, dacht ik. Ik heb hoop hier aan 't departement geplaatst te worden, zeide Paul. Ik heb er ten minste alle moeite voor gedaan en de directeur heeft mij beloofd bij voorkomende vacature op mijn verzoek te letten. 't Zou zeer gelukkig zijn, Paul, als dat kon. Dan kunt ge Nel dagelijks zien en spraken. 't Zou waarlijk heerlijk voor u zijn, antwoordde ik hartelijk. Er werd dien avond nog zeer veel besproken en tevens bepaald, dat Paul's vertrek in de eerste dagen der volgende week zou plaats hebben. Dagelijks kwam hij bij ons en kon tot zijn groote tevredenheid en geruststelling opmerken, hoe uitstekend 't kind zich bij ons thuis gevoelde en er vrede mee nam, dat haar paatje wegging, als hij maar gauw weerom kwam. Weldra brak de dag van zijn vertrek aan: Wij brachten hem aan boord, in de hoop hem spoedig weer te zien.
Twee maanden later stond zijn overplaatsing in de courant en met de eerstvolgende boot kwam hij reeds aan. Het kind was opgetogen van blijdschap, Paul zelf niet minder. Hij had de kleine zoozeer gemist in zijn dubbele eenzaamheid. Hij nam zijn intrek in een hotel, maar was toch elk vrij uurtje bij ons. Het was langzamerhand zoo'n vaste gewoonte geworden, hem op bepaalde uren te zien komen, dat als hii soms niet op tijd was, Fred en ik elkander vroegen" He, is Paul er nog niet? Zoo gleed ons leven rustig en kalm voort. Met innige vreugde zag ik, dat Fred's gelaat na zoo donker niet meer stond en hij soms buien had, dat de oude hartelijkheid weer boven kwam. Langen tijd had ik mijn piano laten rusten, omdat ik me weinig gestemd gevoelde, om te spelen. Op een avond dat Paul, Fred en ik zeer gezellig bij elkander zaten, zeide Paul op eens: "Ik ben nu al zoovele weken hier en toch heb ik nog geen enkele maal 't genoegen gehad, u te hooren spelen. Doet u niets meer aan de muziek? U placht vroeger zoo uitstekend te musiceeren. Ja, ging Fred voort, 't is waarlijk heel erg, zooals zij haar zang en piano verwaarloost. Ik dacht er aan, hoe hij sinds lange, lange maanden mij nooit gsviaagd had, voor hem te zingenot te spelen: gelukkig kon ik 't bittere woord, dat mij op de lippen lag, nog bij tijds terughouden. (Wordt vervolgd.)
vorige pagina | inhoud | volgende pagina