Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'. In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897
[43:]
(Slot) III.
Trachten wij illusiën en idealen onder alle omstandigheden heen in ons hart te bewaren; zij toch behoeden ons in oogenblikken van gevaar, van zwakheid, voor iets, waanan wij ons leven lang berouw zouden hebben. Immers, hoe de verleiding ook lokke, als het geweten spreekt, als wij daardoor gewaarschuwd, leeren inzien en gevoelen, dat 't geen wij van plan zijn te doen, zoo lijnrecht in strijd is met vroegere idealen en illusiën, dan verzwaart dat alles ontegenzeggelijk onzen strijd! En hoe zwaarder die is, hoeveel meer kans er bestaat, dat wij een afschuw krijgen van de daad, waartoe wij over wilden gaan. lets, dat een zwakke nagalm is van de gelukkige dagen onzer jeugd, van de lessen eener edele moeder, zal ons behouden. Ook ik ben niet bezweken, doch dat is niet mijn verdienste. Die eer komt alleen toe aan de moeder, die vroeg weder het gevoel voor het goede en schoone in mij wakker riep, mijn plichtsgevoel steeds sterker ontwikkelend. Zoo kon het dan, dat ik in plaats van mij mee te laten sleepen door wijn gevoelens, luisteren wilde naar de stem van het geweten, waardoor een kalm gelukkig leven mijn deel nog worden kon. Toch heb ik eerst vrede gevonden met mijn eigen en mijn geluk aan durven nemen, toen de post mij twee jaren later een schrijven van Paul bracht. Daarin deelde hij ons mee, dat hij een lief, eenvoudig vrouwtje gevonden had in een jonge secondante der kostschool, waar hij zijn klein meisje gebracht had in den tijd zijner omzwerving! Het kind was zeer in haar schik met zijn keuze, want het jongs moedertje had haar, toen zij zelve nog aan de school verbonden was, steeds onder haar bescherming genomen, wijl zij een bijzondere sympathie had opgevat voor de half verweesde kleine, die zooveel goeds van haar vadeitje kon vertellen. De groote ingenomenheid, waarmede het kind van haar secondante sprak in de uren, dat Paul haar bezocht, deden hem levendig belangstellen in de jonge dame en 't plan opvatten met haar kennis te maken. "Die kennismaking viel aan beide kanten erg mee, zoodat onze verloving en ons huwelijk spoedig volgden, schreef Paul verder. Zoo hoop ik daar even gelukkig te worden, als gij thans zijt, Minnie. Wilt gij mij vergeven en ons uw gelukwensch zenden ? Ik kan dien heusch niet missen, om mij volmaakt gelukkig te gevoelen. " Amen, zeide ik, toen, verruimd adem halend, met een gevoel alsof een zwaren last van mij afgewenteld was! Fred en ik hebben ons geluk niet makkelijk veroverd, wellicht, dat het ons daarom dubbel dierbaar is . Met de puinhoopen van ons eerste huwelijksgeluk is een nieuw gebouw verrezen, hecht en stevig! Geen ziekelijke, weeke, onbereikbare illusiën versieren het, niettegenstaande ons streven altijd naar beter zijn zal; geen tand des tijds zal er aan kunnen knagen, geen macht top zijn grondslagen doen wankelen! Eén als wij zijn, zullen wij sterk blijven! Rustig en kalm met een heerlijk schoon doel voor oogen, schrijden wij voort. Toch is dit geluk niet veel anders dan ik mij eens voorgesteld heb; alleen is onze liefde, door smart gelouterd, edeler en hechter geworden. Ik weet, dat Fred mij niet alleen liefheeft, maar ook acht, mij waardijvindt zijn levensgezellin te zijn. Ik smaak de heerlijke voldoening niet langer als een kindervrouwtje behandeld en niet geignoreerd te worden als in de vreeselijke jaren, die achter mij liggen. Dit is niet in eens gekomen, noch heb ik 't hem afgesmeekt, maar langzamerhand is 't hem een behoefte geworden, mij in alle aangelegenheden te raadplegen. Daarvoor ben ik hem innig dankbaar en verre mij daarop te verhoovaardigen, zal het integendeel mijn ernstig streven zijn, dit vertrouwen waardig te blijven. Onze kinderen groeien op in een kalme gelukkige atmosfeer; terwijl wij ons best doen al wat goed en edel is in hun jonge hartjes te zaaien, zonder dat dit schaden zal aan hun kinderlijkheid. 't Is licht in en om ons. Zoo zijn dan deze rust en vrede een getrouwe afspiegeling van den vriendelijken lichtstraal, dien de maan eens, in mijn oproerige oogenblikken, in mijn half donker kamertje zond, en die onbewust een symbool van mijn leven geworden is. Hoe weinig heb ik bij 't neerschrijven der eerste bladzijden van dit boek gedacht, dat het zoo vredig eindigen zou. Met recht mag ik zeggen, dat ik gekomen ben
Door duisternis tot licht.
vorige pagina | inhoud