doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[09-07-1902

De controleur lag in zijn stoel en oogde mevrouw Heyse met een hartelijken blik na.
Een half uur later stond de goede ziel weder met een bordje vol geconfijte tamarinda vóór hem.
"Ik word hier wat vertroeteld!" glimlachte hij.
"Ja, ik moet altijd iemand hebben om te vertroetelen'.Mijn man is twee jaar ziek geweest. Dag en nacht heb ik hem opgepast. Hij kwam van Atjeh met berri-berri Kassian, wat heeft hij geleden! En toen Nonnie nog klein was, had ik altijd een speelpopje om mij heen. Den heelen dag liep ze mij achterna, naar de goedang naar de padischuur en naar den tuin. Geen ooogenblik was ik alleen! Dat was een prettigen tijd, meneer!"
"Ging ze nooit naar school?"
"Neen, Heyse was altijd op de buitenbezittingen geplaatst, diep in de binnenlanden waar geen scholen zijn Maar hij gaf haar zelf les. En later, toen hij naar Atjeh moest, trok ik hier in bij mijn moeder. Die is verleden jaar gestorven, kassian! Gelukkig, dat mijn zuster zoo dichtbij woont! Eiken dag moest Nonnie op Gedong Gedeh komen. Daar was een vaste logé een gepensioneerd kolonel, een oude sobat van mijn schoonvader. Hij was geheel verlamd. Die was dol op het kind. Hij zorgde er voor dat ze niet zoo in het wild opgroeide, hij onderwees haar in het Hollandsen en Fransch. En hij kon zoo prachtig piano spelen! Nonnie kreeg ook muziekles van hem. Hij zei, dat ze zoo'n mooie stem had. En nu moet ze ginds (ze wees met naar lenigen, op zij gebogen duim in de richting van Gedong Gedeh) altijd muziek maken. Sedert eenigen tijd is er een officier van gezondheid gelogeerd, die piano kan spelen. Eiken avond maken ze muziek sameen, hij speelt en zij zingt en mijn zuster zegt, dat allen komen luisteren als die twee beginnen. Zoo mooi, ja? Doch ik moet naar de keuken gaan, naar mijn nassi keboeli. Straks breng ik u een bordje met wat ajam panggang en wat gebakken terong erbij. U mag nog geen pedis hebben, kassian."
"Zou u mij niet een paar vel papier en schrijfgereedschap kunnen bezorgen, mevrouw?"
Ze staarde met saamgetrokken wenkbrauwen nadenkend op den grond.
"Papier en pen en inkt bedoelt u? Neen, dat heb ik niet! Misschien toch! Ik zal eens in Nonnie's kast kijken. Onlangs heeft ze van den jongen dokter een mooi schrijlboek gekregen, ze had een Philippine van hem gewonnen. Wacht! Ik zal zoeken, ja."
Na verloop van eenige minuten kwam ze terug met een elegante portefeuille van rood russisch leer.
"Hier hebt u alles, de penhouder zit er in, en daar is inkt. Ik zal een dik, ingebonden muziekboek van Nonnie halen, dat kunt u over uw knieën leggen... Hier is het! Is het gemakkelijk, zoo ? Niet te zwaar? Na tot straks dan!"
En metéén snelde zo heen. Tjarda opende de portefeuille. En brief viel er uit een portret rolde over den vloer. Met moeite bukte hijzich om het op te rapen. Een bekend gezicht lachte hem toe. Die overmoedige, heldere oogen,die wipneus, die schalksche mond met dat stout opgestreken blonde kneveltje. Verduiveld! Mol! Zou hij...?' Den naam had hij al hooren noemen hier! Het móest zijn oude sobat Mol zijn! Sedert een paar maanden was hij van Atjeh terug.. . En muzikaal! Neen geen twijfel! Hoe leuk, elkander hier weder te ontmoeten! Bijna twee jaar lang waren ze op het eenzame Welini met luitenant Snook en de familie van den zoutpakhuismeester zoowat de eenige Europeanen geweest. En het was ook Mols hand! Hij bekeek nauwkeurig het adres...Mejuffrouw N. Heyse. Pendjalò.
Als een betrapte dief stak hij dan vlug het portret in de gevulde envelop.
Hij begon te schrijven. Het was een brief aan Florence. Gelukkig was zij op een lang stilzwijgen voorbereid geweest. Een dag vóór zijn vertrek had hij haar medegedeeld dat hij voor langeren tijd afwezig zou zijn Als die sawah-perkara geregeld was. zou hij een lange tournee naar het gebergte ondernemen met den wedana van Rantja Mmjangan, om de uitgestrekte gouvernements koffieraanplantingen te inspecteeren. Florence had om zijnentwil dus niet in onrust verkeerd. Nu schreef hij haar alles. Over zijn ongeval liep hij losjes heen, doch wijdde uit over de zorgvuldige verpleging, de hartelijkheid der indische weduwe. Hij was bijna geheel beter, schreef hij, hij sliep uitstekend en werd bediend als een prins. Zoodra hij hersteld was,zou hii een paar dagen verlof vragen om op Daja Kollot te komen Voor geen geld ter wereld zou hij zóó zijn verloofde ontmoetten, altijd in slaapbroek en kabaya het been in gipsverband en het hoofd omzwachteld ala in een witte slaapmuts.
Tjarda had den pen neergelegd en las den brief over. Er straalde opgeruimdheid en kalmte uit zijn woorden zelfs, een warmer gevoel, doch geen ontstuimig verlangen, geen innigheid, elk woord gewikt en gewogen binnen de enge grenzen der couvenance. Langzaam vouwde hij het papier dicht en stak het in de envelop. Dan lag hij achterover, en staarde in het bladerengewarrel van den nangkaboom. Nauwelijks kon men de van den stam, nederhangende, reusachtige vruchten door het dichte loof heen ontwaren. Alles lag zoo vredig stil in loome middagrust. Een enkele kapel vloog binnen en streek fladderend neder op de rosé begoniatrossen die in helderwitte potten de voorgalerij begrensden. Een heele zwerm van batiksters had hij, tot den korten schaftijd waarschijnlijk, naar de kampongs zien vertrekken.Van verre klonk nog het eentoonige, doffe gebons ven een achtergebleven rijststampster.
Door mevrouw Heyse's sloffende pas werd hij uit zijn gepeins gewekt. Wat klonk die pas nu moe en langzaam! Met een goedig knikje stond ze vóór hem in de deuropening. Blijkbaar kwam ze pas uit de badkamer, ze zag er in hare schoone kabaya zoo frisch uit, sterk gebedakt het zwarte haar, waartusschen bij de slapen reeds enkele zilverdraden glinsterden, glad naar achter gestreken. Een bonte, slappe sarong omspande haar breede heupen, zoodat de dikke buik nog omvangrijker scheen. (Wordt vervolgd)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina