doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Haar held
Amsterdam: L.J. Veen, circa 1901


VII.

Grootmama had een voorstel aan haar kinderen gedaan, dat met veel dankbaarheid werd aangenomen.
Zij had Mark bezocht en was zeer geschrikt door zijn zwakheid en zenuwachtigheid, maar het huis zijner ouders was ook bijzonder druk. Bovendien werd er veel in de straat gereden en de dokter schreef volstrekte rust voor. Daarom vond Grootmama het 't meest geschikt, hem bij zich aan huis te nemen en met haar gezelschapsjuffrouw te verplegen.
Lucie vooral was blijde dat te hooren; nu kon zij met een gerust hart vertrekken en zich geheel wijden aan haar oudste zuster, die, voelde zij als bij instinct, haar in deze dagen misschien meer noodig had dan Mark.
Lucie had een sterke natuur, die geen bescherming noodig had maar wel behoefte voelde, ze te geven; haar oudste en jongste zuster steunden beiden op haar. Voor de kleine, zwakke Tilly was zij van jongs

[57:]

af een tweede moedertje geweest en nu het groote oogenblik voor Valérie kwam, nu zij misschien weldra zou geroepen worden om te beslissen over haar leven, nu keerde deze zich ook tot haar en vroeg haar raad en steun.
Zij had er een voorgevoel van dat op "Woudlust", het buiten van Mevrouw De Rooze, de zaak tot een beslissing zou komen en zij verlangde met zekere spanning naar 't geen zij aan nieuwe indrukken en nieuwe gebeurtenissen in de volgende dagen zou doorleven.

De villa "Woudlust" was een ouderwetsch huis met lage ramen en een zeer hellend dak, dicht begroeid met klimop, gelegen aan den Eemnesserweg te midden van een grooten, zeer schaduwrijken tuin, met verrukkelijke hoekjes.
Nu was veel in den tuin nog kaal en dor, maar toch waren de boomen reeds bedekt met een zacht, teer groen dons en in de perken bloeiden de hyacinthen en tulpen.
't Was zoel, bijna warm weer en men kon reeds buiten zitten en zonder mantel wandelen; ook in de bosschen was het heerlijk.
De gastvrouw gaf Valérie en Lucie volle vrijheid er zwerftochtjes te doen.
"Ik ben buiten om te rusten," zeide zij, "als ik van de frissche lucht wil genieten, dan ga ik rijden. Zoo vermoei ik mij niet maar mijn meisjes mogen wandelen, zoo ver en lang als zij verkiezen."
't Waren prettige tochtjes, die zij maakten in het Bosch, naar Soestdijk, het Overbosch, de Lage Vuursche; zij hadden altijd veel te praten en genoten van de opwekkende lentenatuur; Lucie voelde zich als een zijn kooi ontvlucht vogeltje en ook Valérie bekende, dat op den duur de frissche lucht en het open veld veel aantrekkelijker waren dan de met stof gevulde

[58:]

danszalen terwijl een straaltje der lieve zon alle mogelijke kunstlicht dofschitterde, en de meidoorn en seringen vrij wat geuriger waren dan de serre-bloemen die de diner tafels versierden.
Zoo kwamen zij eens tegen etenstijd thuis van een verrukkelijke wandeling.
Zij verkleedden zich haastig om bijtijds aan tafel te kunnen komen en zagen er in haar rose voorjaarskleedjes met den frisschen blos op de wangen en de oogen schitterdend van gezonden levenslust, zoo jong en lief uit als twee rozenknopjes.
In de tuinkamer zat mevrouw De Rooze, bij het raam stond een heer, die zich toen de meisjes binnenkwamen snel omkeerde en in wien zij dadelijk Norbert herkenden.
"Wat zeg je nu van zoo'n tanteskind?" vroeg mevrouw De Rooze, "die kan het nu geen week zonder zijn tante uithouden; nauwelijks ben ik weg, of hij reist mij na. Wat moet ik nu met zoo'n neef doen? Hem met den volgenden trein weer naar huis terugzenden, vind je niet meisjes? Wij hebben 't hier zoo rustig en kunnen zoo'n wildzang niet gebruiken."
Ondertusschen begroette Norbert de beide zusjes en Lucie kon niet laten een zijdelingschen blik op Valérie te werpen om te zien welken indruk de op verwachte gast op haar maakte, want zij kon duidelijk elke gewaarwording op het gezicht harer zuster lezen.
Bepaald blozen deed Valérie niet maar er spreidde zich een zachte glans uit over haar trekken, wat haar onweerstaanbaar lieftallig maakte. Lucie vond het volstrekt geen wonder als Norbert haar lief kreeg; hij zou moeielijk op zijn reizen een liefelijker persoontje hebben kunnen ontmoeten, en als zij een man was, zoo besloot Lucie haar gedachten, zou zij zeker ook doodelijk van Valérie geworden zijn.
"Maar u zal toch niet zoo onbarmhartig zijn mevrouw, uw neef zonder eten weg te zenden."

[59:]

"Als hij maar weet dat, wij niet op hem gerekend hebben. Wij vrouwen moeten ons maar weer opofferen en ieder een aardappeltje en een stukje vleesch minder eten om dien grooten mijnheer genoeg te geven."
Deze opoffering was echter niet noodig, 't diner was zoo overvloedig alsof men vooruit op zulk een gast had gerekend. Het verliep zeer gezellig en opgewekt. Lucie kon niet anders vinden dan dat Norbert bij nadere kennismaking een allerprettigsten indruk maakte.
Hij was vriendelijk en spraakzaam, vol kleine attenties voor de dames, en jegens zijn tante vooral aardig en voorkomend; bij scheen veel van haar te houden en zij ook van hem. Er heerschte een kameraadscbappelijke toon tusschen hen, die de meisjes prettig aandeed.
Lucie brandde van verlangen om iets van zijn reisavonturen te hooren en tegen het dessert had zij zoo veel moed verzameld, om er hem naar te vragen.
Zij deed het rechtuit en bij antwoordde zonder valsche nederigheid dat het zijn schuld niet was, wanneer hij in sommige lotgevallen als hoofdpersoon of held moest voorkomen.
"O neen," antwoordde zij levendig, "'t is juist zoo interessant den held onder het vertellen altijd voor oogen te hebben en wie weet, als u heel akelige dingen vertelt, van gevaren waaraan de held haast niet ontkomen kon, dan is het zoo'n gerust idée u heelhuids voor ons te zien, rustig een kopje thee drinkend, een bewijs dat u er goed is afgekomen."
De avond ging snel voorbij met het vertellen van allerlei jacht- en reisavonturen; de meisjes hingen aan Norberts lippen. Alle aandoeningen door 't vertellen opgewekt, waren op haar jonge gezichtjes te lezen en Norbert was zeker zeer ingenomen met zijn gehoor, want bij vertelde met veel lust en opgewektheid.
Later werd er muziek gemaakt. Lucie speelde zeer

[60:]

goed piano en accompagneerde haar zuster, die een wel niet sterk maar toch een lief sopraantje had.
Ook Norbert, liet een mooie barytonstem hooren.
't Waren vreemde Poolsche, Rumeensche en zelfs Japansche liederen, door hem met veel smaak en succes, zelfs met gevoel voorgedragen.
't Was ongetwijfeld een gezellige avond, die voorbijging vóór dat zij 't wisten en toen de zusjes op haar kamer waren, zei de Lucie:
"Nu Rietje, ik vind hem een zeer aardige held, en ben blij dat hij hier gekomen is om welke reden dan ook."
Nog laat in den nacht spraken de meisjes van Norbert en zijn avonturen, maar geen woord over de magneet, die hem naar Woudlust zou hebben getrokken.
Den volgenden morgen gingen zij met hun drieën wandelen. Norbert en Valerie liepen meest samen en Lucie bleef bloemen plukkend en planten zoekend, een beetje uit hun nabijheid. Voor haar was de wandeling zeker lang zoo aangenaam niet als die van gisteren, maar de gedachte dat haar zuster zich gelukkig voelde en dat Norbert haar blijkbaar zoo hoog waardeerde en haar gezelschap boven alle anderen scheen te verkiezen, maakte haar blijde, trotsch en tevreden met het feit, dit zij eigenlijk overcompleet was. Later verloor zij echter dit bewustzijn; toen zij drieën eens bij een kruisweg stonden en den weg bespraken dien zij kiezen zouden, legde Valérie als onwillekeurig den arm op den hare en gaf haar een zacht maar welsprekend drukje.
Lucie begreep dadelijk dat haar zuster wenschte dat zij haar niet meer verlaten zoude. Zoo gingen zij dan verder, de zusters arm in arm en Norbert naast haar; zij voerden onverschillige gesprekken maar aan het trillen van Valérie's arm voelde Lucie dat zelfs het meest gewone woord, dat hij tot haar sprak, een bijzondere beteekenis had.

[61:]

"Ik geloof zeker dat zij ook van hem begint te houden," sprak zij tot zichzelf.
"Och wist ik maar of hij haar waardig is. Hij is zoo knap, zoo aantrekkelijk, zoo dapper. Ja, zeker een soort van held, maar is het de held, die voor Valérie bestemd is? Hoe zal ik dat weten, hoe zal ik haar kunnen beschermen mijn lieve, mooie zus!"
Langzamerhand werd het haar duidelijk, dat Norbert de Rooze haar zuster liefhad, dat zijn tante met de grootste voldoening dit gevoel had zien ontstaan en aangroeien en dat hij gewoon was zijn wil door te zetten en zijn wenschen vervuld te zien. Hij was niet de man om zich aan een weigering te onderwerpen of te berusten in een nederlaag.
Hij vermoedde niet hoe Lucie in stilte al zijn woorden, al zijn bewegingen en blikken bestudeerde; wie zou ook in zulk een nog niet eens volwassen meisje een rechter hebben vermoed, of liever nog, een soort detective?
Mevrouw De Rooze hield haar echter veel bij zich, om aan de jongelui gelegenheid te geven elkander alleen te spreken, over dag op de wandeling of 's avonds bij de piano.
Het zou alles zeker heel mooi en romantisch zijn geweest, wanneer Lucie maar volkomen gerust had kunnen zijn over het karakter van "Berto", zoo als mevrouw De Rooze haar neef noemde, en zij zag duidelijk dat ook Valérie, hoe ook onder de betovering van zijn persoonlijkheid, het nog maar niet met zichzelf eens kon worden over haar gevoelens te zijnen opzichte.
Eens toen mevrouw De Rooze de opmerking maakte dat die twee zoo'n mooi paar vormden, en dat hun beider gestalten zoo goed btj elkander pasten, vroeg Lucie een weinig verlegen:
"Maar mevrouw, zouden zij ook innerlijk zoo bij elkander passen? Is mijnheer De Rooze een man zoo

[62:]

goed en edel dat hij Valérie ten volle kan waardeeren?"
Mevrouw De Rooze lachte hartelijk.
"Maar lieve kind! Wat 'n wijsheid! Waar haal je die vandaan? Och, och! Wat ben je toch nog onnoozell Denk je dat mannen volmaakt zijn en dat zelfs je zuster een beeld is zonder vlek?"
"Neen mevrouw dat niet, maar toch! Zij is zoo goed, zoo lief..."
"Zeker is zij dat en ik geloof ook dat Berto een uitstekende man zal zijn voor de lieve, zachte Valérie. Hij zal haar in den grond bederven. Zij zal alles van hem gedaan kunnen krijgen en alles mogen hebben wat haar hart begeert. Zij is een van die vrouwen, die door de mannen als een afgod worden vereerd. Hij zal haar heel hoog stellen, ja, bijna wierook voor haar branden."
"O, daar zal Valérie niet eens op gesteld zijn."
"Ik ben heel blij met zijn keuze. Zij is juist de vrouw voor hem, zoo zacht, zoo meegaande, zoo geschikt om op zijn sterke armen door het leven te worden gedragen. Hij kan geen vrouwen velen, die 't liefst op zichzelf staan en hij verdraagt ook geen tegenspraak. Verbeeld je dat hij 't ongeluk had op een modern meisje of, zooals ik ze noem, een moderne kat verliefd te worden, op een die zich de gelijke van den man noemt en zich eigenlijk hoog boven hem voelt. Neen, daar zou hij niet mee overweg kunnen, dat weet ik zeker."
Lucie's voorhoofd rimpelde zich een weinig.
"Maar dan zoekt hij een mooie pop in plaats van een vrouw," zeide zij scherp.
Mevrouw de Rooze trok haar aan de haren.
"Hoe kom je daar nu aan?"
"Och mevrouw, ik lees veel en dan kijk ik veel rond en ik vind misschien daarom dat wij niets minder zijn dan de mannen…"

[63:]

"Ook al geëmancipeerd? Wie er al niet aan de nieuwe richting doet."
"Volstrekt niet mevrouw! Ik volg maar mijn eigen gedachten en mijn eigen gevoel, dus kan ik mij niet begrijpen dat een vrouw op den duur gelukkig zou kunnen zijn wanneer zij als een pop mooi aangekleed moet zitten tusschen prachtige meubels en uit dankbaarheid alles doen wat haär man goed vindt!"
"Kindlief! Dat zijn dingen die je niet begrijpt. Jouw tijd is nog niet gekomen en jij bent van een heel ander deeg gemaakt dan Valérie. Zij is een echte vrouw en jij hebt een tikje van de moderne molen beet. En wij zullen zien wie er verder komt, Valérie of Lucie."
"Bedoelt u, met "er komen," een man te vinden, die van mij een afgodsbeeld maakt?"
"Nu, trek je neusje er maar niet voor op. Dat is de manier niet om in den smaak te vallen. Je zult niet zoo spoedig beloond worden als de lieve Valérie."
"Noemt u mijnheer De Rooze Valérie's belooning van haar zoogenaamde echt vrouwelijke deugden?"
Mevrouw De Rooze dreigde haar met den wijsvinger.
"O jij kleine ondeugd! Zeker noem ik hem zoo. Misschien dat juffrouw Lucie in haar hooge wijsheid van een andere meening is, maar zij kan niets veranderen aan 't feit, dat Berto een bovenste beste partij is. Schatrijk, want dat moet hij bepaald zijn, niet van huis uit, maar hij heeft zijn fortuin zelf verdiend, ik weet niet precies hoe. Dat zijn trouwens mijn zaken niet en ook niet van iemand anders. Er zijn menschen die op alles wat aan te merken hebben en al was hij niet rijk, wat heeft hij al niet vóór? Zijn titel, zijn familie, zijn graad, zijn uiterlijk, waarlijk alle meisjes zullen jaloersch zijn op Valérie, die zoo heel rijk ook niet is. Beide ouders in leven en vijf kinderen. O, 't is een prachtige partij en je zuster trekt het hoogste lot."

[64:]

"Als ten minste zijn karakter in harmonie is met al het andere," antwoordde Lucie ernstig.
"Kind! kind! je hebt te veel gelezen op jouw leeftijd, hoe kom je anders aan die ideeën?"
"Maar mevrouw! Dit spreekt toch vanzelf, een goed karakter gaat toch boven rijkdom en al 't andere."
"Natuurlijk! Zeg, Lucie, wil je zoo lief zijn en thee schenken van avond?"
Zeker, mevrouw De Rooze was er wel in geslaagd Lucie te overtuigen dat haar zuster het hoogste lot uit de loterij zou trekken als zij met Norbert trouwde, maar er bleef toch een bittere nasmaak van zijn tante's woorden in haar achter.
Het stuitte haar tegen de borst dat het bij ieder vast stond dat Valérie heel blij moest zijn met het aanzoek van Norbert, en hij haar maar te vragen had om van haar toestemming zeker te zijn.
In de laatste dagen waren de zusters zelden met elkander alleen en het scheen Lucie toe dat Valérie haar min of meer vermeed en of het moeilijk, zoo niet onmogelijk was te praten over de zaak, die haar beiden zoo bezig hield.
Lucie kreeg meer en meer het gevoel of zij haar zuster redden moest van een gevaar dat haar bedreigde, maar wat dit gevaar was en hoe zij het zou afwenden, dat kon zij onmogelijk zeggen.
't Benauwde en verwarde haar juist zóó, omdat hetgeen zij vreesde zoo vaag en vormloos was.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina