doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Hortense de Beauharnais. Koningin van Holland
Baarn: Hollandia Drukkerij, [1913] (serie Historische karakters)


[101:]

TIENDE HOOFDSTUK

Zooals het meer in ongelukkige huwelijken gaat, waren de kinderen eer een oorzaak van verdeeldheid dan van toenadering tusschen man en vrouw.
Beiden hielden innig van hun zoontjes en ieder trachtte ze naar zich toe te trekken; vooral de oudste prins Charles Napoleon was een allerliefst, intelligent kind.
De keizer bevoorrechtte hem zoozeer dat de laster hierin en ook in zijn sprekende gelijkenis met den grooten oom, een welkom houvast vond om een inniger verhouding tusschen hem en zijn stiefdochter te doen vermoeden. Op dit punt was Louis te verstandig zich te laten beïnvloeden; hij ook overlaadde het kind met zijn liefdebetuigingen en liefkoozingen.
Vele staaltjes worden verhaald van de vroegrijpheid van dit wonderkind, wiens teerheid van hart zijn scherpte van verstand evenaarde. Een dame van leeftijd was zoo dwaas tot het vierjarig jongske te zeggen dat zij haar dochters in de goedheid van het prinsje aanbeval.
Hij zag haar aan, zooals alleen de keizer iemand kon

[102:]

aanzien, en na een oogenblik van zwijgen, antwoordde hij uit de hoogte:
- Mevrouw! 't Is aan die dames goed voor mij te zijn.
Een lesje van tact en kieschheid door de oudere vrouw wel verdiend.
Eens, dat men hem tegen het bevel van zijn moeder aardbeien had gegeven, die zijn maag niet verdragen kon, en de gevolgen van deze ongehoorzaamheid niet uitbleven, vroeg Hortense zeer boos wie ze hem had laten eten. De kleine had zijn bonne gedwongen het verbod te overtreden en beloofd het niet te zeggen. 't Was dan ook niet mogelijk hem tot verklappen te dwingen.
- Ik heb beloofd het niet te zeggen, was alles wat hij antwoordde, en niets kon hem doen spreken.
Op zijn verjaardag werd hij overladen met speelgoed en lekkers door grootmoeder Josephine uit Parijs gezonden, maar hij was er niets blij mee; verdrietig keek hij uit het raam naar buiten, waar een paar arme jongens in de modder speelden. Toen men hem vroeg of hij nog iets anders wenschte, wees hij naar de kinderen en vroeg dringend:
- Laat mij ook op straat spelen in die heerlijke modder.
Als hij in Parijs bij zijn grootouders was, speelde de keizer dagelijks met hem; hoewel deze hem gaarne plaagde, was het kind dol op zijn oom-grootvader.

[103:]

Onder al zijn speelgoed hield hij 't meeste van wat de keizer hem gaf; 's morgens moest hij de eerste zijn om hem goedenmorgen te wenschen; met hem was hij altijd op zijn gemak. Eens, dat de keizer van een revue terug kwam en hoed en degen had neergelegd om aan zijn schrijftafel te kunnen werken, kwam de kleine Napoleon binnen, zette zich den hoed op, hing zich de sjerp met den degen om en begon ernstig in den militairen pas te loopen, terwijl hij het geroffel der tamboers nabootste. De keizer was verrukt en liet den hofschilder Gérard het aardig tooneeltje vereeuwigen.
Napoleon had er plezier in hem in het park van Saint Cloud op een der tamme reeën te laten rijden tot groote pret van het kind, dat voortaan den roemrijken keizer der Franschen nooit anders noemde dan "Oncle Bibiche".
Vol bewondering voor het, neefje naar zijn hart, verklaarde Napoleon:
- Die is waard mij op te volgen; misschien zal hij mij nog overtreffen.
't Stond dan ook voor iedereen vast, dat hij eens tot Napoleon's erfgenaam zou worden benoemd; zonder Louis' tegenstand en afgunst ware 't wellicht reeds gebeurd. Josephine verheugde zich over deze genegenheid van haar man jegens haar kleinzoon; zij zag er den besten waarborg in, dat hij zich niet van haar zou laten scheiden, en hertrouwen om Charles Napoleon van zijn kans op den troon te berooven.

[104:]

't Is te denken dat het verstandige kind reeds besef begon te krijgen van de treurige verstandhouding tusschen zijn ouders. Wanneer hij na een huiselijken twist zijn moeder in tranen zag, liep hij naar zijn vader, nam hem bij de hand en smeekte met zijn lief aandoenlijk stemmetje:
- Omhels haar papa, ik smeek er u om!
En dan volgde een korte, schijnbare verzoening tot genoegen van het kind.
Maar helaas! het noodlot dat in de laatste eeuwen op de kroonprinsen schijnt te rusten, loerde ook op het hoopvolle, jonge leven van 's keizers lieveling.
Den 3 Mei 1807 klaagde de kleine over pijn in zijn keel. Ofschoon de doctoren, die hem een trekpleister aanlegden, nog niet over gevaar spraken, was Hortense angstig en bedroefd. Zij hield niet op met schreien en verliet het kind geen oogenblik. Den volgenden morgen scheen hij erger, en de koning zond een renbode naar Parijs om den beroemden doctor Corvisart, den keizerlijken lijfarts te halen.
lntusschen werden er geneesheeren van Amsterdam, den Haag, Utrecht, Leiden bij het ziekbed van het patiëntje geroepen. 't Arme kind werd door allerlei tegenstrijdige middelen gepijnigd. De ééne schreef bloedzuigers, de andere pleisters en wat al niet meer voor.
Koning en koningin, in één smart en onrust vereenigd, zaten bij het bedje, hopend op een woord van den kleine, een blik, een teeken van beterschap. Eindelijk,

[105:]

tegen den avond, sliep hij kalm in. Volgens de Franschen verklaarden de hollandsche artsen het gevaar toen als voorbij, een enkele fransche dokter, Giroust, had echter alle hoop verloren.
Tegen middernacht meende men dat de jongen dood was, maar een sterke trekpleister bracht hem weer bij kennis. De koningin was buiten zichzelf van smart; zij kon 't niet aanzien, hoe men haar stervend kind martelde; men moest haar van zijn bed wegrukken. Zoodra zij wat kalmte herwonnen had, ging zij er weer heen, bleef uren lang met starende oogen, als ongevoelig naar hem zien. Louis was in deze oogenblikken vol zorg en goedheid voor haar. Hij trachtte haar moed op te wekken, haar hoop te geven, die hij zelf niet deelde. Dien dag bleef de toestand dragelijk tot in den namiddag; toen kwamen er weer onrustbarende verschijnselen - de doktoren hielden opnieuw consult en eindelijk werd besloten het kind engelsche poeders in te geven, die, hoewel onbekend in hun samenstelling, bij kinderziekten goed heetten te werken. 't Is waarschijnlijk dat de mannen der wetenschap ze als kwakzalversmiddelen aanzagen en ze niet dan in den grootsten nood wilden toedienen. De uitwerking was verrassend: het kind scheen te herleven, begon te praten, vroeg om prenten en kaarten.
't Was een ontspanning, een herleving der doode hoop - helaas! maar voor korten tijd; het vleugje ging voorbij, de doodstrijd begon, en tegen midder

[106:]

nacht stierf de vermoedelijke erfgenaam van zoovele kronen op den schoot zijner moeder.
Hortense was verpletterd, scheen gevoelloos; geen woord, geen zucht, geen traan bracht verlichting. Louis omhelsde haar, smeekte haar zich te uiten, haar smart te matigen voor hem, voor hun overgebleven kind. Vergeefs! de weldaad der tranen bleef haar ontzegd. Eindelijk kwam de uitbarsting, ontzettend, onbedwingbaar - zij riep haar kind met de zoetste namen, rolde zich in zijn dekens, wenschte zichzelf den dood - totdat zij eindelijk uitgeput neerstortte, niemand meer kennend en eindelijk in een kalmte herviel, akeliger nog dan de luidruchtigste smart.
Louis verliet haar zijde niet; 't beste wat in hem was kwam nu tot zijn recht, zijn teedere zorg deed haar de hevigheid van haar smart overwinnen, zij reikte hem zelfs bedroefd de hand der verzoening. Hij kuste ze diep bewogen en zoo schenen zij hereenigd in de gedachtenis aan hun innig geliefden doode, hun mooi, blond prinsje, den lieveling van den keizer, die op dit zwakke riet de hoop had gevestigd van zijn reuzen-monarchie.
Corvisart kwam des vrijdags 8 Mei in den Haag aan, drie dagen na den dood van het kind. Hij vond de koningin in verontrustenden toestand; zij sprak geen woord, lag op een chaise-longue uitgestrekt; haar dames zaten rondom haar, lazen haar voor, zij luisterde niet, verzonken als zij was in haar bittere smart - zij

[107:]

kon niet meer weenen en juist deze traanlooze droefheid deed voor haar vreezen.
Zij zelf klaagde over haar ongevoeligheid; zij voelde niets, zij kon over Napoleon haar zoon spreken zonder een traan te storten; maar het was of een zwaar gewicht op haar borst haar den adem ontnam, haar verstikte. Louis, hoe vriendelijk en goed hij ook scheen, maakte het haar nog moeilijker, verzwaarde haar leed, door zijn idee fixe. Nu zij zoo week en zacht geworden was, meende hij haar tot bekentenis te kunnen brengen van hetgeen hem in twijfel het leven verbitterde.
Bij haar bed gezeten beloofde hij in alles den troost en steun van haar toekomstig leven te zullen zijn, maar in ruil vroeg hij haar een oprechte bekentenis van haar fouten te zijnen opzichte.
- Beken vrij je zwakheden, vroeg hij, ik vergeef je alles; wij zullen een nieuw leven beginnen dat alles van het verleden zal uitwisschen.
En de koningin antwoordde plechtig, dat zij, niets liever hopend dan spoedig te sterven en gereed om voor het aanschijn Gods te verschijnen, verklaren moest nooit de schaduw van een schuldige gedachte jegens hem te hebben gekoesterd.
De koning bleef, ongeloovig en vroeg haar er een eed op te doen. Zij bezwoer het hem, maar nog bleef hij aandringen op een bekentenis van schuld, totdat de arme Hortense, radeloos, van verdriet en uitgeput door die vervolging, hem smeekte haar met rust te

[108:]

laten en later het gesprek voort te zetten. Zij kon niet meer en verloor het bewustzijn.
Een eigenaardige manier van een zielsbedroefden vader om zijn door smart verpletterde vrouw te troosten en op te heffen!
In Parijs maakte de dood van den prins grooten indruk; het was eigenlijk de eerste ramp, die Napoleon trof in zijn schitterende vlucht - en wie nu achterwaarts ziet, ontdekt in dit sterfgeval misschien de eerste oorzaak van zijn geweldigen val. 't Was het eerste steentje, dat zich losmaakte van het voetstuk waarop de kolos troonde. De keizer had Charles niet alleen zijn kroon maar ook de vrucht van zijn overwinningen gegund; hij was een Napoleon, de andere kinderen slechts Bonapartes. Gerust kan men zeggen dat de geschiedenis van het keizerrijk een anderen loop zou hebben genomen, zoo Hortense's zoon was blijven leven.
Zijn grootmoeder Josephine beweende niet alleen haar geliefd oudste kleinkind, zij treurde niet enkel om de smart van haar dochter, maar ook om haar eigen toekomst; de sterkste band, die haar nog aan haar man verbond, was verbroken: zij was nu geen grootmoeder-keizerin in spe meer, eenvoudig de schoonzuster van de Bonapartes. Schreiend riep zij uit:
- Nu ben ik verloren. Hij zal mij laten gaan!
Caroline Murat, toen nog groothertogin van Bêrg, achtte het haar plicht haar broer en zijn vrouw, die zij hartgrondig haatte, te troosten; zij kwam

[109:]

in den Haag aan en vond het vorstelijke gezin er niet meer. Barones van Heeckeren, hofdame van de koningin, had haar overgehaald om met Louis en hun eenig overgebleven zoontje het paleis in den Haag te ontvluchten en wat verstrooiïng te zoeken op hun kasteel bij Voorburg. Te zamen vertrokken zij toen naar Laeken, waarheen Josephine haar kinderen was tegemoet gereisd.
De ontmoeting tusschen moeder en dochter was hartverscheurend, ten minste van den kant der keizerin.
Hortense bleef ongevoelig, onverschillig en koud. Zij sprak haast niets, haar oogen staarden akelig voor zich uit, nu en dan alleen hoorde men haar op doffen toon zeggen: - Weet ge dat mijn zoon dood is?
Tot haar moeder zeide zij:
- 't Is nog niet lang geleden dat hij bij mij was, ik hield hem hier op mijn schoot.
Tot den heer de Rémusat, die deze bijzonderheden aan zijn vrouw overbriefde, sprak zij:
- Herinnert u zich Mainz? Daar speelde hij comedie met ons!
Zóó alleen verbrak zij het stilzwijgen en toch bleef zij verstandig, redelijk, goedig als steeds. Zij was blijde zoo ongevoelig te zijn, zij zou anders te veel moeten lijden; alles was haar onverschillig, zelfs de ontmoeting met haar moeder had haar niet geschokt; zij was tevreden haar terug te zien, meer niet.
In Holland veroorzaakte de dood van den kroon

[110:]

prins minder emotie dan in Frankrijk; duidelijk bleek hoe weinig Louis' onderdanen meeleefden in zijn lief en leed, hoe vreemd zij nog tegenover hem en zijn familie stonden, hoe zij eenvoudig zijn regeering duldden, misschien haar als een noodzakelijk kwaad beschouwden.
Het stoffelijk overschot van Charles Napoleon werd naar Parijs vervoerd onder geleide van den grootkamerheer d'Arjuzon, die niet meer terugkeerde, want hoe goed hij zich ook van zijn plicht had gekweten, - de koning verdacht er hem toch van den keizer meer terwille te zijn dan hem. Ook de grootmeester de Senégras had hem reeds verlaten, moe, naar hij zeide, van de plagerijen des konings.
Voorloopig werd het lijkje in Saint Leu bijgezet; de keizer wilde het echter in Notre Dame laten begraven, in afwachting dat de grafkelders van Saint Dénis, waaruit het gebeente der oude fransche koningen door de Revolutie was weggeworpen, gereed zouden zijn voor de asch der nieuwe dynastie. Maar dit plan werd niet verwezenlijkt. In groote statie werd het doode prinsje naar Parijs vervoerd; aan de poort van Notre Dame werd het door den aartskanselier Cambacérès ontvangen en toevertrouwd aan den kardinaal, de Belloy, aartsbisschop van Parijs. Onder de Restauratie werd het kinderlijkje er uit verwijderd, als eens het overschot der koningen uit Saint Denis - in Saint Leu werd het toen opnieuw begraven.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina