Melati van Java: Hortense de Beauharnais. Koningin van Holland Baarn: Hollandia Drukkerij, [1913] (serie Historische karakters)
[132:]
DERTIENDE HOOFDSTUK
Alweer legde de keizer een zware taak op Hortense's schouders; hij beval haar zijn huwelijk met de aartshertogin Marie Louise tot stand te brengen door tusschenkomst van mevrouw de Metternich, vrouw van den Oostenrijkschen gezant. Reeds in Maart werd het nieuwe huwelijk met ongekende pracht gesloten. Napoleon beval, dat zijn zusters Elise en Pauline en zijn schoonzusters, de koninginnen van Holland en Westfalen, den sleep der jonge bruid zouden dragen. De Bonapartes streefden zoo lang mogelijk tegen; woede en smart verwrongen hun gezichten onder hetgeen zij hun vernedering noemden. Hortense, wie deze hulde aan de opvolgster harer nog levende moeder bitter hard moest vallen, onderwierp zich zonder klagen, zij had reeds zooveel verduurd. Later bekende zij, en zelfs de herinnering kostte haar nog tranen, aan haar schoonzuster de prinses van Canino: - Gelooft gij wel, zuster, dat dit oogenblik een
[133:]
van de smartelijkste mijns levens was en ook een oorzaak van mijn grootste naberouw? O neen! Ik had er mij nooit aan moeten onderwerpen. 't Zal een vlek zijn op mijn nagedachtenis! Napoleon was zóó hoog gestegen, dat niets en niemand hem meer durfde tegenstreven. De keizer van Oostenrijk stond hem zijn dochter af, zonder er zelfs vast van overtuigd te zijn, dat zij Napoleon's wettige vrouw kon worden. Vele bisschoppen waren niet bij de plechtigheid verschenen, en deze beteekenisvolle afwezigheid viel als een bittere druppel in den bruisenden wijn van zijn gelukskelk. Alles was hem mogelijk, een keizersdochter werd zijn vrouw, weldra de moeder van zijn zoon - ook met den Paus, die de heerschappij over de zielen voerde en hem maar de lichamen liet, ging hij nu den strijd aanbinden. Niets scheen hem onmogelijk; al ontbrandde reeds van alle kanten het verzet tegen zijn despotische macht, de tegenstand maakte hem heftiger en krachtiger - alles moest buigen voor zijn wil, of hij vertrapte het onder zijn voeten. De arme Louis ook, had gepoogd tegen hem op te staan, eerst openlijk, toen in het geheim. Zoodra Napoleon dit bemerkte; liet hij hem bespieden, zelfs onder bewaking stellen; hij mocht niet vrij meer uitrijden, zwaar geleide vergezélde hem als hij het paleis verliet. Van terugkeer naar Holland was geen sprake meer, hoewel men daar vurig naar 's konings tegen
[134:]
woordigheid verlangde. Alle zaken stonden er stil, de ministers mochten niet vrij met hem correspondeeren, en wisten geen raad. Geen wonder dat Louis door alle ergernis en emoties zenuwziek werd. Napoleon bracht hem een kort bezoek en wist hem onder dreigementen, dat Holland anders bij Frankrijk zou worden ingelijfd, tot een soort van onderwerping te brengen; hij moest in de harde voorwaarden, die de keizer hem oplegde, toestemmen en kreeg eindelijk verlof in April naar Holland terug te keeren. Ook zijn gevolg was het eerst zoo vurig verlangde verblijf in Parijs hartgrondig moede. Er werd verteld dat de hollandsche bedienden van den koning in hun vrijen tijd niets liever deden dan den plantentuin te bezoeken om naar de ooievaars te kijken. Het gezicht van dezen vaderlandschen vogel gaf hun zoete herinneringen en bedaarde hun ongeduld. Op bevel van den keizer moest Hortense haar man vergezellen nadat er een soort van officieele verzoening had plaats gehad. Zij gehoorzaamde gewillig; het kostte haar nu niet veel het hof te verlaten waar een andere keizerin dan haar moeder troonde. Zij reisden niet samen; den 1 den April kwam Louis in Amsterdam aan, drie dagen later Hortense in Utrecht, waar, hij met haar de Stille Week en de Paaschdagen doorbracht. Den 23en vertrokken zij naar de hoofdstad, maar ook weer niet met elkander. Om half drie kwam Hortense
[135:]
met den kroonprins aan en vertoonde zich dadelijk op het balkon van het voormalige stadhuis. Tegen zes uur verscheen pas de koning. Op de hoffeesten schitterde Hortense weer, tot groote ergernis van Louis, die op haar populariteit jaloersch was en ze geheel voor zichzelf wenschte. Zij leefden nu geheel gescheiden; in het paleis had Louis zelfs de toegangsdeur tot haar vertrekken laten dichtmetselen; alleen bij het ontbijt ontmoetten zij elkander in tegenwoordigheid van hun oudste zoontje. Zeer zelden kwamen zij des avonds in de salons te zamen. Algemeen bekend was ook dat Hortense andere politieke gevoelens had dan haar man en Napoleon's gedragslijn goedkeurde. Bovendien werd Louis steeds geërgerd door haar neef, den franschen gezant la Rochefoucauld, die een zekere beschermende houding tegenover hem en een van ridderlijke galanterie jegens Hortense placht aan te nemen. 't Duurde niet lang, of allen die de koningin bezochten vielen bij den koning in ongenade. Hij, die den naam had zoo goedig te zijn, wist niet hoe zijn vrouw met allerlei onaangenaamheden, geniepige plagerijen en vernederingen te overladen. Zoo had hij haar zonder haar te raadplegen vier hollandsche hofdames toegevoegd en de fransche ontslagen. De toestand was onhoudbaar; de gezondheid van Hortense werd steeds slechter, en zij verzocht hem vrijheid naar Frankrijk terug te keeren om te Plombières de baden te gebruiken.
[136:]
Maar nadat men hem het gezelschap van zijn vrouw had opgedrongen, wilde hij haar nu niet laten gaan, misschien ook omdat hij bemerkt had dat Napoleon haar niet meer dwingen wilde tot een verblijf, door hem tot een dagelijksche marteling voor haar gemaakt, en de geest van tegenspraak in hem ontwaakte. Hij bepaalde zelf de ritten die de koningin maken moest, zekere grens mocht zij niet overschrijden; bovendien gaf hij bevel aan alle postmeesters paarden aan de koningin te weigeren als zij naar Frankrijk mocht willen terugkeeren. 't Scheen dat hij de vernedering van zijn arrest in Parijs op de arme vrouw wilde wreken, hopende hierdoor Napoleon te grieven. Hortense wist echter zijn kleinzielige maatregelen te ontwijken. Van alle kanten dreigde het verbod des konings om haar in het geringste behulpzaam te zijn bij een vlucht naar Frankrijk; zelfs de minste onderhoorigen van het paleis hadden bevelen ontvangen haar te bewaken. Eindelijk gaf Louis haar verlof naar het Loo te gaan, in zeer eenvoudige equipage. Alleen vergezeld door haar trouwen stalmeester, dokter en twee hofdames begaf zij zich werkelijk naar Gelderland. Ondertusschen had de stalmeester zijn maatregelen genomen, terwijl hij ziekte voorwendde zelf de paarden besteld en allen die hij noodig had omgekocht. Zóó was Hortense reeds in Antwerpen, toen de koning meende dat zij haar droefheid trachtte te verstrooien door alleen te wandelen in de stille lanen van
[137:]
het park. De stalmeester kwam bedaard in Amsterdam terug en liet zich de ontsnapping der koningin als een nieuwtje vertellen. Tegen alle verwachting nam Lodewijk het bericht zeer goed op; alleen onderzocht hij, of de leden van zijn huis zich aan ongehoorzaamheid hadden schuldig gemaakt, en toen het bleek van niet, sprak hij over niets meer en troostte zich met de aanwezigheid van zijn zoontje, dat Hortense had moeten achterlaten. Zijn dagen in Holland waren geteld. Met zijn gewone besluiteloosheid wilde hij den keizer niet gehoorzamen en zag er toch tegen op afstand van den troon te doen. Generaal Oudinot, hertog van Reggio, had het opperbevel ontvangen over de fransche troepen, die het land bezet hielden meer als een overwinnend dan als een verbonden leger. De maarschalk moest op bevel des keizers allerlei maatregelen nemen, die de koning afkeurde; hij had meer macht dan de vorst zelf, vandaar allerlei wrijvingen en onaangenaamheden. Niemand wist wien te gehoorzamen. Een schijnbaar klein voorval bracht de crisis aan; het was een vechtpartij op de Nieuwezijds Voorburgwal vlak bij het Paleis van den Dam, tusschen den koetsier van den franschen gezant en een burgerman. De gezant, de hertog de la Rochefoucauld, beweerde dat zijn koetsier beleedigd was, de hollandsche partij, waartoe de koning behoorde, dat de gezant zijn menschen opstookte om de Hollanders te plagen en te tarten, ten
[138:]
einde reden te hebben zich te beklagen. De keizer werd er in gemoeid, hij riep zijn gezant terug en schreef Louis een zeer scherpen brief met bevel den koetsier, of liever den ambassadeur, eerherstel te geven en de schuldigen te straffen. Louis gaf om des vredes wille toe; 't hielp niet: Napoleon had zijn val besloten; en toen de maarschalk buiten hem om zijn hoofdkwartier in Amsterdam vestigde, liep de beker over. Louis zag in, dat tegen den geweldenaar niet te strijden viel, hij abdiqueerde dus ten gunste van zijn oudsten zoon, onder regentschap van Hortense, en na een proclamatie, waarin hij op aandoenlijke wijze van zijn volk afscheid nam, verliet hij Haarlem in den nacht van den 3en Juli, na zijn zoontje te hebben toevertrouwd aan generaal Bruno, zijn opperstalmeester. Hij wilde Holland verlaten, vóórdat zijn hoofdstad door de vreemde troepen bezet was. De koning verliet door een tuinpoortje tet pavilloen. Over een bruggetje gaande, deed hij een leelijken val; men moest hem opnemen en in het rijtuig dragen. Alleen de generaal Travers, kapitein van zijn lijfwacht, en admiraal Bloys van Treslong volgden hem, en Tiel zijn onafscheidelijk hondje; maar reeds op den tweeden dag zijner reis viel het arme dier uit het rijtuig en werd door de wielen verpletterd. Louis kwam na acht dagen, in Toeplitz (Bohemen) aan. De keizer, hoewel hij alles gedaan had om het zijn broer moeilijk te maken, nam hem zijn troonsafstand zeer
[139:]
kwalijk; men zegt zelfs dat hij tranen van spijt stortte en hem van ondankbaarheid beschuldigde. Eerst vreesde hij dat Louis een schuilplaats gezocht had bij de vijandige Engelschen, want eenigen tijd lang wist men niet waar de ex-koning gebleven was. Toen vernomen werd dat hij in Bohemen vertoefde, zond Napoleon hem Decazes als afgezant om hem te overreden naar Frankrijk of naar een door een franschen vorst bestuurd land te gaan. Louis bedankte en bleef door zijn verblijf in Oostenrijk protesteeren tegen de inlijving van Holland bij Frankrijk, welke reeds den 10 Juli plaats had. De kleine prins werd naar Parijs overgebracht. Van een regentschap van Hortense over haar minderjarigen zoon was geen oogenblik sprake.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina