Melati van Java: Hortense de Beauharnais. Koningin van Holland Baarn: Hollandia Drukkerij, [1913] (serie Historische karakters)
[170:]
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK
Een treurige gebeurtenis kwam het aangenaam verkeer tusschen Malmaison en de verbonden vorsten wreed verstoren. Reeds lang was Josephine lijdend geweest; de zorgen en het verdriet der laatste maanden hadden haar toch niet zeer sterk gestel gesloopt; een op zich zelf niet ernstige ongesteldheid was voldoende om haar den laatsten knak toe te brengen. Den 23 Mei ontving zij nog den koning van Pruisen en diens zoons. -Zij was toen reeds zwaar verkouden, maar deed toch met de vorsten een wandeling door het park. Den volgenden dag had zij hevige koorts en kon zij den keizer en de grootvorsten, die bij haar kwamen dineeren, niet dan met de grootste inspanning ontvangen. Keizer Alexander schrikte van haar veranderd uiterlijk en vroeg bezorgd of zij zich ziek voelde. Zij glimlachte zoo droevig, dat de tranen in 's keizers oogen kwamen en fluisterde, met de hand op het hart wijzend: - Hier is het Sire, dat ik den doodssteek ontving.
[171:]
De keizer ging bezorgd heen en zond haar zijn zeer bekwamen russischen lijfarts. Deze vond reeds dadelijk den toestand hopeloos. Juist in deze angstvolle dagen beleefde Hortense een ander groot verdriet. De nieuwe regeering der Bourbons vond, dat de overblijfselen van haar oudste zoontje, voorloopig begraven in Notre Dame, het heiligdom onteerden. Op bevel van Lodewijk XVIII werden zij opgegraven om naar het algemeene kerkhof te worden overgebracht. Diep beleedigd, en in haar heiligste gevoelens gegriefd, liet de hertogin ze naar Saint Leu brengen om daar in de kapel te worden bijgezet. lntusschen maakte Josephine's ongesteldheid snelle vorderingen en een kwaadaardige keelziekte openbaarde zich. Eugène en Hortense verlieten haar ziekbed niet. Zij ontving de laatste H.H. Sacramenten en stierf op den Pinkstermorgen, in de armen van Eugène. Hortense was juist in de kapel, en toen men haar het overlijden van haar moeder voorzichtig mededeelde, viel zij in onmacht. Zij bleef langen tijd in een toestand van gevoelloosheid, zooals na den dood van haar zoontje. Met tact wist Josephine alles te doen - werd van haar gezegd - zelfs op het juiste oogenblik te sterven. Toch kon Hortense niet lang toegeven aan haar droefheid. Nadat Josephine in Rueil begraven was, moest zij keizer Alexander, die zich zulk een goed vriend van de overledene had betoond, nog eens ontvangen. Hij kwam afscheid nemen en liet haar als
[172:]
aandenken de verbeterde eigendomsbrieven van Saint Leu achter. Haar domein was nu veel grooter geworden; hij belastte den secretaris der ambassade Boutiakin met de taak over haar belangen te waken en zijn tusschenkomst te verleenen tot een rechtstreeksche correspondentie tusschen hen. Hortense, nu hertogin de Saint Leu, vormde een kring rondom zich, waartoe personen van de meest verschillende richtingen behoorden, zoowel imperialisten als vreemdelingen. Langzamerhand voegden er zich ook legitimisten bij. De roep, uitgaande van haar beminnelijkheid bracht haar in de mode, en het hof zag met leede oogen, hoe de ex-koningin, wier koningschap niet werd erkend - de adelsbrieven, die haar den hertoginnetitel verleenden, spraken tot haar groote verontwaardiging alleen van mademoiselle de Beauharnais - een partij scheen te beheerschen. Te vergeefs beweerde zij volstrekt geen nevenbedoelingen te hebben, zich met geen politiek te bemoeien, niets anders te verlangen dan een rustig, kalm, vergeten leven; men zag haar van den kant der regeering met wantrouwen aan, terwijl de vurigste Napoleon-aanhangers haar verweten hun keizer te spoedig te hebben vergeten, door haar vriendelijkheid jegens de geallieerde vorsten en haar aanneming van den hertogelijken titel. Onder de velen, die zij ontving, behoorde ook de hertog van Wellington, madame de Staël, madame Recamier en de trouwe cavalier der laatste, prins
[173:]
August van Pruisen - allen vijanden van Napoleon of ten minste slecht door hem behandeld. Madame de Staël was niet weinig ontnuchterd toen zij, met haar gastvrouw een rijtoer makend, van een mooi landschap opmerkte dat het op Italië geleek en Hortense tamelijk onnoozel vroeg: - Is u dan in Italië geweest? Allen zagen de koningin verwonderd aan. - En C o r i n n e! riepen zij als uit één mond. - Heeft uwe Majesteit dan niet C o r i n n e gelezen? vroeg een der heeren. - Ja... neen... ik weet het niet. Ik zal het overlezen... stotterde Hortense. Mademoiselle Cochelet tracht deze onhandigheid goed te praten door te vertellen dat C o r i n n e klaar lag om aan de koningin te worden voorgelezen juist toen haar oudste zoontje ziek werd. Na den dood van het kind wilde zij niet eens meer den titel hooren, daar deze bij haar zulke droeve herinneringen opwekte. Toch verkilde deze kwetsuur van haar schrijfstersijdelheid de sympathie van mevrouw de Staël voor de onttroonde koningin, die het voorval des te meer betreurde, omdat zij zoo haar best had gedaan de beroemdste vrouw van Frankrijk te omringen door gasten, uitblinkend door kennis en geest. Het geheele gezelschap was verblind door de vonken van madame de Staël's vernuft en door het gemak, waarmede zij de diepzinnigste onderwerpen behandelde. Vrouwen waren
[174:]
toen niet gewoon zich daarmede in te laten en in Hortense's salon heerschte anders een luchtiger, eenvoudiger toon, die de gezelligheid wellicht ten goede kwam. 't Ware zeker voorzichtiger van de nieuwe hertogin geweest als zij zich op den achtergrond had gehouden. De stilte en de vergetelheid te zoeken, zooals zij altijd beweerde te wenschen, zou zeker meer in overeenstemming zijn geweest met haar eigenaardige positie. Maar zij was te veel Française en hield te veel van ontvangen en uitgaan om deze neigingen aan voorzichtigheid en zelfs kieschheid op te offeren. Zij voelde zich intusschen bespied, want ook madame de Staël was om haar liberale ideeën bij het hof geen persona grata en de omgang van de beide dames werd met geen goed oog aangezien. Toen dus het reisseizoen aanbrak, besloot Hortense naar Aix te gaan. Het gouvernement verzocht haar echter een andere badplaats te kiezen, daar Marie Louise er zich ook bevond. Hortense ging nu naar Plombières en vandaar naar Baden, waar zij een ontmoeting had met haar broer, prins Eugène, nu hertog van Leuchtenberg. Ondanks alle verzekeringen van Hortense en haar trouwe Cochelet, ligt het vermoeden voor de hand, dat zij haar uiterste best deed Eugène over te halen tot een complot om Napoleon op den troon te herstellen. Haar pogingen in haar salon de openbare meening te bewerken, hadden wellicht niets anders ten doel dan hem den terugkeer uit Elba mogelijk te maken.
[175:]
Eugène echter, die een aanbod van den keizer van Rusland had afgeslagen om na Napoleon den troon van Frankrijk in te nemen, en ook bedankte koning van Zweden te worden, omdat dit afval van zijn godsdienst beteekende, schijnt haar illusiën niet te hebben gedeeld. Hij, minder eerzuchtig dan zijn zuster, verlangde werkelijk niets liever dan met zijn lieve vrouw en groot gezin vredig in Beieren te leven. Hij zag geen heil in een wederoprichting van het keizerrijk. Toch vertrok Hortense niet zonder hoop uit Baden, waar zij de gast was geweest van haar nicht, groothertogin Stephanie. Madame de Krudener, de mystieke vriendin van keizer Alexander, had haar voorspeld dat Napoleon weldra in Frankrijk zou terugkeeren. - Wat zij er bij voegde over de vreeselijke rampen die het gevolg van dit avontuur zouden zijn, vergat zij liever. In Parijs wachtte haar veel onaangenaams. Koning Lodewijk, de echtgenoot wiens bestaan zij min of meer vergeten had, liet haar dagvaarden om hem haar beide kinderen, of ten minste den oudste, af te staan. Een niet zeer stichtelijk proces ontstond nu tusschen man en vrouw, daar Hortense, ondanks den goeden raad van haar broer en keizer Alexander, niet van zins was toe te geven. Zeer handig, koos zij legitimistische advokaten om haar zaak te bepleiten, o. a. Chauveau Lagarde, den moedigen verdediger van Marie Antoinette voor de revolutionaire rechtbank. Zelfs vroeg zij een audiëntie aan bij Lodewijk XVIII, naar het heette om
[176:]
hem te bedanken voor den verleenden titel. De koning ontving haar allerbeminnelijkst; hij was, volgens haar eigen woorden, meer dan beleefd, zelfs galant, en zij gevoelde zich tegenover hem beter op haar gemak dan tegenover Napoleon. Hij wilde dat zij de andere leden van het hof en vooral de hertogin van Angoulème zou bezoeken, maar zij verontschuldigde zich om haar rouw en om de afgetrokkenheid waarin zij leefde. Ook de oude, ziekelijke koning schijnt onder haar bekoring te zijn geraakt. Haar vroegere leermeesteres, madame Campan, juicht tenminste: "Terwijl hij zich kleedde heeft de koning niet opgehouden over u te spreken! Gij hebt hem veroverd. Hij zeide: Ik ben een goed beoordeelaar en ik heb tot nu toe geen vrouw ontmoet, die zooveel gratie verbindt aan zulke gedistingueerde manieren". Zóó vol was hij van haar lof, dat een der hovelingen hem schertsend zeide: "Als de hertogin de Saint Leu zoo in den smaak valt van Uw Majesteit, moet u haar laten scheiden en zelf met haar trouwen". Na dit succes kwamen de royalisten haar nog meer begroeten; vele bonapartisten echter waren verontwaardigd over haar toenadering tot het vijandige hof. Het gevolg van deze tweezijdige politiek was natuurlijk dat zij van beide kanten werd gewantrouwd in plaats van met allen op goeden voet te geraken. De koninklijke politie gaf nauwkeurig acht op al haar bewegingen, men was er blijkbaar niet gerust op, of zij met haar
[177:]
coquetteeren met beide partijen geen geheime bedoelingen had. Uit de rapporten over haar levenswijze blijkt, dat zij den morgen doorbracht met schilderen en veel wandelde met haar kinderen; tweemaal in de week had zij ontvangdag, anders zag zij weinig menschen. Zij roemen de orde in haar huis, waaruit alle weelde is verbannen en melden verder dat de hertogin zeer bemind is door de personen, die haar omringen. Er werd weinig politiek verhandeld. Toch hielden de geruchten over een samenzwering, waarvan Hortense het hoofd zou zijn, niet op. De Bourbons stapelden allerlei onhandigheden en fouten op elkander; de bonapartisten waren verbitterd over de wijze waarop door de leden van den ouden franschen adel gelachen en gespot werd met hun nieuwe titels en waardigheden; de geruchten over Napoleon's aanstaanden terugkeer vermeerderden, en zoo moest Hortense, ondanks de geruststellende politie-rapporten, ondanks haar wit voetje bij den koning, het toezien, hoe den 24en December haar inboedel verzegeld werd. Gelukkig had zij haar diamanten in veiligheid kunnen brengen. Zorgvolle dagen braken voor haar aan; zij leed aan geldverlegenheid, want haar inkomen werd haar door den koning niet uitbetaald. - God is mijn arme moeder genadig geweest, zeide zij, - door haar weg te roepen juist nu de moeilijke
[178:]
dagen voor haar zouden zijn aangebroken. Hoe had zij, die zich niets kon ontzeggen, zulk een bekrompen leven kunnen dragen? Bovendien verloor zij haar proces tegen haar man en werd veroordeeld haar oudste zoontje aan hem af te staan. Zij was vast besloten dit niet te doen en zond haar kinderen weg naar een onbekende verblijfplaats, waar hun vader hen niet zou kunnen vinden. Aan al deze betrekkelijk onbelangrijke beslommeringen kwam echter plotseling een onverwacht einde. Door geheel Frankrijk klonk het ongeloofelijk bericht: "Napoleon is te Fréjus geland en trekt in triomf naar Parijs!"
inhoud | vorige pagina | volgende pagina