Mina Kruseman: Een huwelijk in Indiè 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1873
N E G E N E N T W I N TI G S T E H O O F D S T U K DE GOUVERNEUR-GENERAAL
Willem dood - August vertrokken - en Werner had zij niet meer gezien sinds den sterfdag van het kind. Wat was alles leeg en duister om haar heen. Eenzaam, verlaten, miskend, gevoelde de jonge vrouw zich te midden der schitterende weelde die haar omringde. Welken troost kon de zieldoodende hartstocht des residents haar geven? Welk geluk lag er voor haar in de gevoelIooze beleefdheid harer bekenden, in de slaafsche onderdanigheid harer dienstboden? - Niets -,- niets. Waar ze zocht, waar ze vroeg - de geest vond niets, het hart vond niets. "O Werner!" ........................
Ook de Oristorio's schenen haar vergeten te hebben, . . .
[228:]
Mevrouw die zoo goed voor haar geweest was. Melatie met haar trouwen, edelen blik. . . . Haar verbeelding voerde haar terug naar de zonnige dagen van vroeger en bittere tranen vloeiden langs haar verbleekte wangen. Zij morde niet meer. Zij had het w a a r o m lang genoeg gevraagd: nooit was het beantwoord geworden. Zij had gebogen onder de ijzeren hand der noodzakelijkheid, zij had de bevelende stem van het noodlot gehoorzaamd en besloten het leven te o n der g a a n, hoe het ook wezen mocht.
........ ................ . .
De resident trad binnen met een brief in de hand. "De volgende week zal de Gouverneur-Generaal hier wezen," zeide hij, "Op zijne inspectiereis wil hij drie dagen te A. vertoeven. Zorg dus dat alles gereed zij voor de ontvangst. Hier is de brief. De Gouverneur, zijn adjudanten, secretaris, kok, dienstboden, weet ik al wat! Het best dat wij doen kunnen,. is dat wij hun het gansche huis maar afstaan en ons zelven, voor die drie dagen, in de bijgebouwen behelpen; dat geeft nog de minste soesah. Donderdagmorgen komen zij, dus diner dien dag en 's avonds receptie. Vrijdagmorgen inspectie, parade, nog zoo iets, en 's avonds bal in de sociëteit. Zaterdagmorgen tijgergevecht en's avonds thé-dansant in de residentie, zoo als het veertien dagen geleden trouwens reeds bepaald was." "Goed", antwoordde Louise en zij begon de voorbereidselen te maken voor de vorstelijke ontvangst.
[229:]
Wat was die ontvangst c é r é m o n i e u s ! Het was alsof elke steen, elke zandkorrel gemerkt was en of dezelfde merken onder de voetzolen der aanwezigen stonden en elke voetzool het merk dekken moest dat gelijk was aan het hare! Geen eigen wil, geen leven, geen vrijheid, - het was een m é c a n i q u e r e c e p tie. Iedereen stond waar hij staan moest, keek zooals hij kijken moest, sprak zooals hij spreken moest, bewoog zich zoo als hij zich bewegen moest. De Gouverneur-Generaal had alle reden om tevreden te wezen over de luisterrijke ontvangst. Dat was hij dan ook, de arme man! Hij was blij toen hij' 's avonds eindelijk in bed lag!
inhoud | vorige pagina | volgende pagina