Cornélie Noordwal: Intra Nos Utrecht: A.W. Bruna & Zoon Uitgevers-Mij, zevende dr. en luxe-editie, 1925 (eerste dr. 1902)
[221:]
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
"Jess!" riep Phil haar van boven, eenïge dagen na haar thuiskomst, "er is een brief voor je van Iris, en twee groote pakken met cadeaux! Zou Iris niet komen?" "Wat zou ik dat naar vinden!" zei Jessie, het couvert opensnijdend met een pennemesje, terwijl Ro kalm toekeek, en Phil haar vingers bewoog in doofstommenspraak van ongeduld. Jessie las:
"Mijn allerbeste liefste Jess." Als je erg boos bent over mijn schrijven, zal ik blij zijn, daar het me zal bewijzen dat je een warm hoekje in je hart van oudste zus hebt opengehouden voor Iris. Liefste Jess, Ro en Phil, jullie leest mijn brief toch gewoonlijk alle drie tegelijk: ik moet je uit Vevey met dezen epistel geluk wenschen met Jess' aanstaande huwelijk. Je weet wel, Jess, hoe innig ik deelneem in alles wat jullie belangt, en hoe niama, vader en ik wenschen dat alles voor je moge gaan naar je eigen harte-verlangen en zooals je het in werkelijkheid verdient. En niemand zal gelukkiger zijn door jouw geluk dan Iris. De reden van mijn niet overkomen voor je huwelijk, kun je gissen. Mijn gezondheid is hier enorm vooruitgegaan, maar moeder dringt mét den dokter, dien ik te Parijs heb geconsulteerd, zóó aan op een verblijf in het zuiden dezen winter, dat ik in 's hemelsnaam maar heb toegegeven, om het goeds gewrocht door deze reis niet te niet te doen door een verblijf in het koude vochtige klimaat van ons dierbare vaderland; zij het dan ook voor eenige weken... Ik had een klein wondje aan de rechterlong, dat is nu geheeld, dus "vooruit maar, jongens," zegt Phil. Heb jullie werkelijk spijt dat ik niet kom? ja, het spijt mij ook innig.... én in gedachten ben ik ook bij jullie. Weet je wel, Jess, hoe mama en ik al zulk een heerlijk avondje bij ons voor jullie hadden uitgedacht? Bij de dingen, die ik je zend., zijn twee portretten, gekleurde photographies van mama en mij.
[222:]
Jess, wil je ze meenemen naar Amsterdam, om te prijken in je aanstaand verblijf, of willen Phil en Ro ze ophangen in hun kamertje? Vecht jullie er niet om. Mama is 't waard dat je om haar vecht, ik niet. Lieve kinders, in spijt van den mooien tuin met zijn bloemen en boomen waaruit ik jullie schrijf, voel ik me niet gestemd voor natuurbeschrijvingen (ik zal jullie den heelen winter niet zien, denk eens).... En deze brief, Jess, mag ten slotte niets bevatten dan mijn hartelijke felicitaties. Groet je broers, kus Grace, complimenten aan mevrouw Kern en Gual, en och ja, zeg Antje voor me goedendag; moet haar jongen niet meer naar de manneuvels"? En heeft ze nog die japon met dat houten borstje? Kinderenlief, weest met gemengde gevoelens hartelijk omhelsd door je tot in den dood liefhebbende Iris. P.S. Jess, hierbij een brief, speciaal voor jóü, van mijn moedertje; en ons eerste bezoek in Holland geldt jou in je amsterdamsche paleisje."
"Wat een tegenval, hè?" zuchtte Phil. "Verbeeld je, Iris als bruidsmeisje, ik had me er zooveel van voorgesteld; zij was bepaald onze ster geweest, en voor mij de persoon op je bruidspartij, Jess... " "Ja," zuchtte Jessie, "ik vind 't ook vrééselijk naar, maar we mogen niet zelfzuchtig zijn, Phil. Laten we nu maar blij wezen, dat ze zoo opknapt. Vreemd hè, ze schijnt veel erger geweest te zijn dan haar uiterlijk was aan te zien.... Een wondje in de long daarom wou ze niet zingen den laatsten tijd arme Iris!...." "Rïeg zal blij zijn, dat er niets komt nu van die partij bij mevrouw van Rhenen.Je weet dat hij altijd zoo sterk was tegen er heen te gaan een mondaine partij, nét iets voor Rïeg!" zei Ro. "O, Rieg is ook een Simon van Athene, en heel ondankbaar tegenover de van Rhenens.... Maar wat zal Cón een spijt hebben," bedacht Phil. "Laat ons gauw je cadeaux uitpakken, Jess. Ik ben zoo benieuwd naar Iris' pprtret vooral. Laat Iris voor ons, toe, dan kun jij mevrouw van Rhenen nemen." "Hè-è!" pruilde Jessie...., "dat vind ik lang zoo aardig niet." "'t Portret is eigenlijk voor mij," zei Phil, "ik houd 't meest van Iris. Ro is veel koeler, ja?" "Ik wring niet bepaald Iris' hoofd af, als jij, maar ik hou evenveel van haar. Toe Jess, geef 't ons... " "'t Is bepaald beter voor de rust van Gual ook!" verzekerde Phil. Jessie kleurde hevig: "Phil, wat ben je weer gek, Gual mag gerust elke mooie vrouw bewonderen, al zijn wij honderdmaal getrouwd. Ik zou 't naar vinden, als hij 't niet deed. Ik zie ook graag een mooie vrouw of een mooien man. En daar hoef ik me als vrouw ook niet voor te schamen,
[223:]
dat is je schoonheidsgevoel, dat spreekt. Hij neemt me niet om mijn schoonheid, dus als hij niet kan tegen een portret, ziet 't er al bar uit...." Phils armen waren al om Jessie's hals, "Jess, wees maar zoet, ik meen 't zoo niet. Ik wou je niet kwetsen, heusch." Je hebt altijd van die rare grappen!" verweet Ro. "Je loopt bij vreemden nog eens tegen de lamp aan." Phil, zich heel schuldig gevoelend, ging bhaar zusters voor naar de serre, waar een groote ruw houten kist met nummers en kleurige papiertjes, en een grof linnen papieren pakket, omwoeld met touw en bloederig van lakstempels, versch van spoor, Phils heerlijkste verwachtingen opwekten. Mevrouw Kern zat er met goedkeurende attentie, het hoofd schuin, door haar face a main naar te staren, zeer nieuwsgierig, en zij herinnerde Ro sterk aan mevrouw van Rhenens papagaai Gerald, in die houding. Phil plofte neer op het serrevloertje; sneed los, wikkelde papier af en fijn stroo van wat Jessie en Ro onder uitroepen van verrukking op tafel plaatsten: bronzen beeldjes, snuisterijtjes in ivoor en zilver voor Jessie's salon; een pot met rozen, aquarel van Madelaïne Lemaire, een wit zijden tafellooper doorwerkt met guipure, handenarbeid van mevrouw van Rhenen. "Voor je boudoirtje, kind!" haastte zich mevrouw Kern, tot Jessie, wiens kijkers vochtig werden. Maar alles werd snel bewonderd terzijde gezet voor de portretten van Iris en haar moeder, die letterlijk door Phil aan het hart werden gedrukt. "Hoe vinden jullie ze? Sprekend, hè? Mevrouw Kern, kijkt u eens.... sprekend, hè?" De portretjes waren schilderijtjes in wit en verguld email. Mevrouxv van Rhenen met haar speciaal engelsch-mama-gelaat en gescheiden grijs haar doorschoten van rossen gloed, in 't zwart, in rieten leunstoel, de handen over een boek, op den schoot. Iris, in topaasblauwe zijde geheel overfestoend van gele iersche kant, leunde over een balkon, met gezichtje rozig als een zeeschelpje. Niemand zou haar ziek hebben verondersteld. Modern slordig was het roodblonde haar gekapt, en losjes dartelden over haar blanke voorhoofd lokjes, gouden kapelletjes. Zij glimlachte met de kuiltjes oolijk in haar wangen, maar over de blauwigen amethysten gloed der groote oogen, schaduwde voor den vorscher iets treurigs en peinzends, dat vertelde hoe die grauwe vogel teleurstelling met zijn vale wiek reeds had beroerd haar jonge ziel. De oogen weenden, terwijl de mond lachte. Rjchard, toen hij thuis kwam en Iris' portret hem in de hand werd geduwd, merkte dadelijk op wat de anderen niet zagen. "Zeker van ongezondheid," dacht hij. Maar hij vond het een goed portret, het leek uitstekend. "Ze poseert weer een beetje, zoo over die leuning, hè?" hij gaf 't Jessie over.
[224:]
"Hoe kun je dat zeggen!" verontwaardigde zich Ro, "'t is nu letterlijk de ongegeneerdste pose die je kunt bedenken. Precies of Iris toevallig daar stond, en iemand, getroffen door haar persoontje, haar photogra-feerde. "Met die beeldige handjes zoo over elkaar.... keurig. Ik begin te denken aan Olivier en Recbthaberei, Riegard." "Olivier is nog véél rechtvaardiger dan Rieg!" trok Phil partij. Mevrouw Kern moest Richard toch eens polsen. "Wel, hoofd des huizes, is dat nu geen meisje naar je hart?" schertste zij koud-statig en deze scherts hem betreffend stond Richard bijzonder tegen, "O, dat heeft hij niet," antwoordde Phil rad voor hem. Hij gaf haar even een blik, in een snel heffen der wimpers, die haar deed zwijgen. "Zóó, dus komt Iris niet over voor je trouwen?" vroeg hij Jessie licht verrast, de brauwen optrekkend. "Ik vind dat ze gróót gelijk heeft.... haar gesondheid.... gaat voor," "Hè doggie!" bulkte Grace, "spijt me zoo vreeselijk, mollig Irisje!" "Kind, zeg toch niet op alles molligl" ergerde zich mevrouw Kern. die het niet kon vinden met het adjectief, nog steeds uitdrukkend de hoogste deugdelijkheid der eigenschappen van iemand of iets bij Grace. Koffie, meloen, een persoon, andijvie, een praline, een pas gestreken blouse, en een flanellen ochtendjapon, alles was mollig... Mevrouw Kern vond 't eenvoudig vreeselijk. Richard fronste de wenkbrauwen, maar hij verbood niet Grace, die verschrikt zweeg. "Spijt 't je heelmaal niet, Rieg?" vroeg Jessie argeloos, pijnlijk aangedaan. "Kom, hoofd des huizes... " van mevrouw Kern. "Ik zie alle goeie vrienden graag bij zoo'n gelegenheid!" ontweek hij weer. "Die banaal-malle praatjes-makende illusies van mevrouw Kern," veroordeelde hij innerlijk. Mevrouw Kerns gelaat nam een ietwat beleedigde uitdrukking aan, haar lippen plooiden zich in tot een veelzeggend "hm". Deze tactvol generaliseerende repliek sloot mevrouw af van Richards vertrouwen, en gaf haar te kennen dat Richard en Amor met betrekking tot de schoone Iris elkaar volmaakt vreemd waren. Het speet haar ontvettend. Zoo'n goeie partij zou nu de familie er totaal bovenop geholpen hebben, en vooral luister hebben afgestraald op haar zoon en Jessie. Dat die men-schen dat nu niet begrepen.... Hun eigen belang... 't Leek wel of ze uit een vorige eeuw waren, zoo naïef-onnoozel.... "Meisjes!" zij staarde naar de talrijke cadeaux, "ik kan jullie bepaald féliciteeren met zoo'n connectie, dit vind ik nu héusch een familie die je mag kennen, 't Verwondert me anders wel dat haar moeder, een baronets-dochter, maar een bouwkundig ingenieur heeft getrouwd." Phil had het op de lippen om uit te flappen dat sommige freules bij
[225:]
gebrek aan beter rijke brouwers trouwden, hierbij het oog hebbend op mevrouw Kern zelf, maar zij wilde Jessie niet bedroeven, die zacht protesteerde: "Ja, maar meneer van Rhenens papa was landeigenaar, en zoo'n ingenieur als meneer van Rhenen, die zoo dikwijls president van buiten-landsche congressen is, en zooveel orden heeft van alle landen.... U moest eens weten wat een eer hij onlangs had in Parijs... hij is bepaald een persona grata in de eerste kringen daar." "Ja, en Rieg is op een wijnkantoor, en Ro is school j uf f r o u w, en ik kook!" barstte de tong der plebeïsche Phil los als een afgestoken zwermer, tegenover al dien "laffen geur." "Denkt u dat 't mij kan schelen wat iris' vader is, en of haar grootpapa baronet was, en al die sambals-sambals meer, ja? Zoo echt idioot om daaraan te hechten. Rieg kan me soms ook zoo vervelen met zulke dingen. Ik vind Iris schattig om haar karakter, ze is 't liefste, onzelfzuchtigste meisje op aarde, zoo'n echte lady! Op die zang-vereeniging, waar we haar leerden kennen, kwamen Ro en ik als twee onnoozele kikkers meekwaken met de rest, en zij was dadelijk zóó snoezig voor ons, bracht ons thuis in haar rijtuig, en naaide ons af, en zette de wezens op hun plaats, die lachten om mijn korte haar...." "Inderdaad...." onderwees mevrouw Kern, de oogen door haar face a main vriendelijkjes richtend op Phils woeste kuif, waar, met het bukken bij het ontpakken der geschenken, de papierpunten onregelmatig door hadden gekamd: "dat mocht je ook wél eens laten groeien, Philippine," Phil beet haar lippen, en Richards oogen twinkelden. "Ik begrijp niet hoe Richard zoo iets toelaat," ging mevrouw voort. "Al zal een meisje schrijfster worden, kan ze daarom nog wel een behoorlijk kapsel hebben." "ja, mevrouw, zóó klein is ze niet, dat moet ze self maar weten, ik ben geen kapper...." rnet een achteloos snellen blik op Phils kopje. "Rieg, heb je 't portret van mevrouw van Rhenen al gezien?" trachtte Jessie af te leiden. "O, heb je mevrouw ook? laat eens kijken o, dat lijkt ook goed, hè?" "Hè ja, snoezig, hè doggie?" juichte Grace, "vind je 't niet heerlijk dat ze gekleurd zijn? Dan kan je nog eens de japonnen zien." "Rieg, vind je nu ook niet, wij houden dit voor onze huiskamer?" drong Ro, met Iris in de hand. "Och ja, mij goed, maar de mooie lijst is bepaald een sieraad voor onzen salon." "Wil jij 't ook graag, Rieg, of wil je liever mevrouw? Dan neem ik Iris mee naar. Amsterdam. Nee, maar jij moet beslissen als hoofd des huizes, wat heb jij nou liever?" Richard glimlachte met een tikje guitigheid. Zijn schoonheidszin deed hem het bevallig meisjesportret verkiezen, doch bang voor van verheuging
[226:]
getuigende commentaren liet hij zich niet uit. "Héusch, doe jullie nu maar wat je wilt. Zijn ze eigenlijk niet beide voor Jessïe?" "Rieg, mein Kind, Phil hat recht, du hast wirklich ei n Plank statt eines Herzens!" verkondigde Ro Hollandsch-Duitsch. "Hij huicbelt gewoon!" verzekerde Phil driftig. "Ik wil Iris je, hè, ik wil Irisje!" huilde Grace, haar vingertjes drukkend op het portretglas, tot vijf topjessporen er op kleefden. "Vies kind!" bestrafte Ro. "Wat is dat hier voor een gejank en gekakel?" vroeg Con, binnenkomend met een air van gezag. Hij vloog aan op Iris' portret, toen de zaak hem was uitgelegd, het scheurend uit Grace's handjes: "Natuurlijk wij dit, natuurlijk! Geen kwestie van, geen kwestie van, dat mevrouw Kern in spe dit krijgt. Schrijf maar om een ander portret, Jessica, dit krijg je niet. En als jullie er nog langer over jankt, neem Jk 't op mijn kamer, uit." "Ziet u wel, er schaubt das gar nicht unter Sjtoele und Banke!" verzekerde Ro mevrouw Kern zoo plechtig, dat mevrouw corrigeerde: "Maar kind, 't is toch geen Duitsch wat je daar praat, en dat voor een secondante." Zelfs Richards hoofd viel op zijn borst in pret, terwijl mevrouw Kern letterlijk schrok van de hilariteit der overigen. T och alles behalve betamelijk tegenover een dame van laar leeftijd. "Mevrouw," stelde Richard haar gerust, "u kent die zottinnetjes, mijn zusters, nog maar half. De wijste gaat me nu verlaten, en ik blijf met de drie zotste zitten." "Twéé, en één zotte broer!" kwam Grace in opstand, "want ik ben niet zot, wel doggie?" "Jij bent Minerva minus de uil," zei Con. "Razend jammer dat Iris niet komt. De glorie van de partij... " "Nou nou!" dong Richard af op de waarde van deze uitspraak. "Ja, jij hoort zeker liever Betsy Meulemans knirpen!" viel Con zoo oprecht uit, dat Ro en Phil, die wisten hoe Betsy overtuigd was van Cons onsterfelijke toewijding en bewondering, elkaar aankeken. Richard moest een krammetje in den muur der huiskamer slaan voor Iris' portret en het eigenhandig ophangen. Geduldig, zonder eenige emotie hoegenaamd, deed hij den zin van de zusjes. "Hangt 't zoo goed? Nog een beetje zoo, hè? Zóó dan." Maar op den wil van Grace die vleide: "Hè doggie, geef Iris nou een zoentje?" ging hij niet in. Hij wendde zich van het portret, zijn wangen gedeukt door zijn bijzonderen glimlach en ging naar zijn kamer onder een algemeen geschater. Zelfs mevrouw Kern voegde een hard-ongezellig ,ha! ha!' bij de hartelijke ,ha! ha's!' der overigen. Rosalïe had goed gezien. Iris' afwezigheid bleek een soort van ver-
[227:]
lichting voor Richard. "Nog niet zoo om het meisje zelve, och neen, maar die partij bij mevrouw van Rhenen, met menschen die hij liever niet dan wel zag.... Families die hij had kunnen zien in zijn goeden tijd, maar nu met zijn revers de fortune Hij had nooit van fuiven gehouden en Jessie's bruidspartij, die hem zijn heele huis 't onderste boven bracht... Want een zaal kwam hem te duur, niettegenstaande het: ,Maar waarom doe je dat bij jou, jongen?' van déïicieus naïeve tantes en nichten, die zelf 't geld voor 't grijpen hadden. Zijn moeders eenige nog levende broer, kort geleden uit Indië hier gekomen, en in Amsterdam wonend, naar wiens overleden vrouw Agnes was genoemd, betaalde het déjeuner dinatoire in een hotelzaal op den trouwdag, met en benevens Jessie's bruidsjapon en toe-behooren. 't Was hoogst pijnlijk 't te moeten aannemen, zelfs van een Collard, en hij, Richard, had 't dan ook letterlijk gedaan voor de Wy-brandtsen uit andere steden en de Kerns en familie. Wat hem betrof: "die geur en dat vertoon hadden achterwege kunnen blijven, goed voor lui van vermogen. Maar enfin, je moest al eens wat doen, hè?" Olivïer Bronner zou een der getuigen wezen bij Jessie's huwelijk, tot verdriet van Kern, die echter de reden van zijn misnoegen niet openbaren kon. Hij had altijd iets tegen Olivier gehad, zei hij, en trachtte Jessie wijs te maken dat er tusschen individuen afstootings- en aantrekkingskracht bestond. Doch Jessie was niet te overtuigen. "Kom vent, wees een beetje christelijker." "Jawel, jawel!" bromde Kern, die het woord christelijk onuitstaanbaar van klank vond. "Enfin, dan bij maar als getuige. Wees tegen mij niet zoo vroom, Jess. Wees 't maar voor je eigen." "O, ik wil wel getuige zijn voor Jessie, wel ja," had Olivier. bedaard, zijn bril opschuivend, Richard verzekerd. "Met heel veel pleizier, ouwe jongen." Kern en Olivier kenden elkaar reeds van jaren her, en de manier waarop zij kennis hadden gemaakt, kwam hun beiden zeer eigenaardig voor. Te Leiden in garnizoen, in beslag genomen door den dienst, en door papillonneeren in den Haag, als de dienst was afgeloopen, was Kern op een wandeling bekoord geworden door een bevallig engelsch kinderjufje; ,nursery-governess', gelijk ze zich noemde. Een meisje blauwoogig en geheel naar Kerns hart, die zich zeer gevleid toonde dat een "sweïl", een
[228:]
officier als Kern, belang in haar stelde. Een jammerlijk beletsel tot een onderhoud van intiemen aard, evenwel, bleek hun gebrek aan nederland-sche en engelsche taalkennis respectievelijk. Kern, die de tale Albions altijd beschouwd had als "hatelijk gemiauw", wist niets te zeggen dan yes en no en iets over 't weer. Terwijl miss, van haar kant, het in het Hollandsen niet verder had gebracht. Had miss het in het Engelsen druk over iets anders dan het weer, daar kon je toch waarachtig ook nieteeuwig over kletsen, dan bleek dit voor Kern een ware tantalus-kwelling, die hem dat verdomde Engelsch naar de maan deed wenschen, en Volapük beschouwen als een der voortreffelijkste zegeningen die een vernuftig men-schenkind uitgedacht had ten bate zijner ongelukkige medeschepselen. Nu kabbelde alles langs zijn ooren, eentonig als een beek, uit dat lieve mondje zoo frisch; terwijl niets verstaanbaars doordrong tot zijn hersenen van tweeden luitenant, dan tsjait-tsjait-atsj-atsj-atsj, zóó iets. Maar 't maakte de situatie wel zeer pikant. Weet je wat, hij zou er wat Engelsch in pompen, zoo'n aardige meid was dat wel waard. En hij ging naar zoo'n vent, zoo'n dinges, zie je, die middelbaar had. "'t Is me nou niet te doen om grammairelesjes en themaatjes, daar heb ik al in Breda van gelust, maar om flink met iemand te kunnen spreken en brieven te schrijven." "De haagsche dinges," een vriend van Olivïer Bronner, nam de schikking aan. Kern schreef dus voor oefening brieven, en maakte opstellen over het soldatenleven, maar zóó, dat de docent in zijn eentje bij de correctie zat te schudden. Olivier verraste zijn vriend in een dergelijken aanval van hilariteit, en las met hem mee, over zijn schouder heen. "Nou, die jongen is wat mans, dat belooft veel; kernachtige zeggingskracht.... pit, zeg." "Ja, als de minister 't te weten komt, springt hij nog 'n rang over, wordt hij van tweeden luitenant nog kapitein." "Wat blief je, 'n officier! Di meliora...." "Maak dat je wég komt, want hij wil 't niet weten, en ik hoor 'm op de trap, dit is zijn uur, snap je?" Maar OHvier talmde toch nog, "om den maker der wonderwerken te aanschouwen..." Kern, de deur driftig opengooiend, zonder kloppen, want je hoefde dat bij een burger, tevens schoolvos, zoo nauw niet te nemen, groette even door aan zijn hoed te komen, hij verscheen daar natuurlijk altijd in politiek, en trad bruusk naar de tafel, om daar de les voor van avond af te zeggen. Hij ontdekte tegelijkertijd zijn cahiers én iets verdacht dansends in de oogen en op het gelaat der aanwezige heeren, hetwelk hij kon beschouwen als een restant van vroolijkheid ten koste van zijn persoon; ten koste van Gualtberus Kern, tweede luitenant infanterie. Hij vertrok na kort gebrom; met eenige passen bij de deur; zeer gekrenkt in zijn
[229:]
waardigheid; scheldend op die beroerde latbekken van burgers, die een officier dorsten uitlachen. Nee, zooveel was hem de heele Nelly niet waard. Verdomd, ze kon oprukken, naar de maan, naar den kelder, hoor. Hij, gek, die zich daar zat in te spannen! Verdomd, dan maar de heele boel weg, de meid, het Engelsch, 't heele gt'euter! Honderd Nelly's, duizend, honderdduizend Nelly's, Nelly's zooveel als haren op zijn hoofd! En aan dien ploert van een schoolsinjeur met zijn pedanterie voor twee gulden de les, zou hij eens schrijven: ,Weledelgeboren Heer', verbeeld je, zoo moest je. verdomd, nog zoo'n snuiter aanspreken, de vent z'n vader was misschien gootenschepper geweest. Neen: "MENEER! daar u zoo indiscreet is geweest mijn opstellen, die ik aan uw discretie toevertrouwde, te laten lezen, geef ik u hiermede te kennen dat ik van uw lessen geen gebruik meer wensch te maken: DE LUITENANT KERN." Met een extra schrap er onder. Daar de lessen per kwartaal betaald werden, en dit nog twee maanden aanhield, mocht Kern den docent die twee maanden voldoen, zonder iets te hebben geprofiteerd. Ook liet bij Nelly wel los, maar Nelly hém niet en ontmoette Olivier den luitenant Kern eens in de van Speijkstraat met Nelly, stevig geklampt aan zijn arm, "Engelsch miauwend." En daar Olivier hem een anderen avond, van Nelly, eveneens in een stille straat, een zeer lang tjilpend afscheid hoorde nemen, veronderstelde Olivier dat Nelly den luitenant Kern met de methode Berlitz de tale Albions onderwees. "Er zijn geluiden," peinsde Olivier, "die in alle landen hetzelfde uitdrukken." De eerste, door wien de luitenant Kern op zijn verlovingsreceptie geluk werd gewenscht, was Olivier, die hem werd voorgesteld als de intimus van "den saaie," en achter wiens marmerblok-voorhoofd hij altijd meende te lezen: "Engelsch opstelletje." "Gelukkig had de vent gezwegen. Nog mooi van zoo'n burger." De jongelui teekenden aan. Antje hielp den timmerman de deuren. scheidend eetkamer van salon, uit de scharnieren lichten: "Toch heel anders bij de groote laai dan bij ons, hee?" bewonderde Antje. Toen de deuren er uit waren, besloeg de ruimte, volgens Phil, eenige hectaren meer, en kon de bruidspartij behoorlijk plaats hebben. Betsy Meulemans zong valsch, mevrouw Meulemans begeleidde valsch; Richard vermaakte zich met, tegen den muur geleund, de kosten te ramen, terwijl het om hem heen huppelde en sprong. Alles liep verder zeer goed af, want de f ace, a main van mevrouw Kern hield veel geflirt in bedwang, en iedereen amuseerde zich bijzonder.
inhoud | vorige pagina