doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Isoline: Javaan en Chinees. Eene Opiumbekeuring. Indische novelle
Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1902


Inhoudsopgave *

boekomslag

Tekstpagina's van Javaan en Chinees (1902)

I. Javaan en Chinees. Eene Opiumbekeuring. Lezen

Fragment: Welke prachtige équipage houdt daar stil voor de toko van Ili Lioeng. Alles is met blauw laken bekleed, ook de zachte kussens. De glimmend zwarte paardjes hebben een prachtig met zilver gemonteerd tuig aan. En welke keurige liverij Hi Lioeng treedt buigend nader. Welke eene eer! 't Is de Luitenant Chinees die hem op komt zoeken. Toch is er iets angstigs in de trekken van zijn gelaat te bespeuren. Wat zou er zijn? De zaken gaan goed en hij heeft pas alles betaald. Eerbiedig gaat hij zijn hoogen gast voor naar de achtergalerij, waar hij een schommelstoel voor dezen gereed zet. Deze gaat zitten en Hi Lioeng, blijft in eerbiedige houding voor hem staan.
"Hi Lioeng, gij verkoopt niet genoeg opium. Heb ik u daarom in deze voordeelige zaak geplaatst? Als gij uw best deedt zoudt gij in eenige jaren hier rijk kunnen worden, en naar ons geliefd vaderland terug kunnen keeren. Heb ik het aan u verdiend mij zoo te behandelen?"
Verbaasd, bijna verstomd kijkt de beschuldigde hem aan. Eindelijk vraagt hij stamelend met bevende stem wat hij gedaan heeft, wat er aan mankeert.
"Wat er aan mankeert, wel, dat gij bijna niets geen opium verkoopt. En dat in zulk een streek als hier, waar de welvaart u overal tegenblinkt. Wat staan de sawah's hier allen mooi. Weet gij wat ik denk," zegt hij eensklaps met verheffing van stem, "neen wat ik bijna zeker weet. Er wordt gesmokkeld."

II. De laatste boeddisten op Java Lezen

Fragment: Groote steenen werden in de omringende dessa's geslingerd. Men hoorde het onderaardsche gerommel van den berg, luider dan ooit te voren. Misschien werd alles verwoest. Het volk begon te morren. Dat kwam, omdat men het bevel niet had opgevolgd. Men had geen zoenoffer aangeboden, zooals de godheid bevolen had.
Toen zag men eensklaps door de donkere wolken als eene lichtende nevel, 't was Kiahi Topo, gevolgd door hun priester.
"Zwijg stil, o mijn volk, ook dit onheil zal door Boeddha's goedheid van U afgewend worden.

Boeddha neemt geene menschenoffers aan. Maar omdat gij in Uwe verblindheid niet zien kunt, omdat gij als doof zijt voor alle verstandige redeneeringen, is het mij vergund in de plaats der jonge moeder mij op te offeren. Zoo doe ik meteen boete voor hetgeen ik vroeger misdaan heb.
Ik spoor u allen aan om in het vervolg de godsdienst van Boeddha te volgen in haare schoone reine opvatting. Hebt elkander lief. Helpt elkander. Boeddha beveelt mij U mede te deelen, dat dit het laatste menschenoffer moet zijn; dat hij geene offers van jonge kinderen meer zal aannemen. Vaarwel, ontvangt mijn laatsten groet.Mijn zegen blijve U omzweven. Moge het volk van het Tengergebergte bekend blijven wegens zijne eerlijkheid en reinheid van wandel."
"Dat niemand mij volge!" En onder het snikken der jonge moeders, zag men hem in de donkere wolken verdwijnen.
Eensklaps werd het lichter, de donkere wolken verdwnen, slechts een grijze nevel omgaf nog den krater. De zon kwam te voorschijn en omgaf den nevel als met een verblindende stralenkrans. In 't midden daarvan zag men eene gestalte met de handen biddend opgeheven als omhoog zweven. Thans gehuld in een schitterend wit licht. Kiahi Topo had zijn volk gered. Doch Boeddha had zijn priester gered, want hij had zijn offer niet aangenomen.
Zoo zweefde zijne ziel opwaarts naar de Hemelsche gelukzaligheid, naar het Nirvana.

Verantwoording*

De inhoudsopgave is gebaseerd op Javaan en Chinees(1902), het exemplaar in de KITLV bibliotheek. De cijfers tussen [vierkante haken] verwijzen naar de paginering in het boek.
Voor kennelijke fouten die aan mijn waarneming zijn ontsnapt, hou ik me aanbevolen.

Vilan van de Loo