Melati van Java: Johan's Avontuur. Een vertelling uit Indië Baarn: Uitgeversmaatschappij E.J. Bosch Jbzn, 1922 (1890)
[112:]
HOOFDSTUK XVI.
Sedert het verlies van haar oudste zoontje was mevrouw Van Schermen nog niet wel geweest. Alle levenslust scheen uit haar geweken, uren lang lag zij op haar lagen stoel, niet in staat iets te doen, wat des te meer opviel, daar zij anders de bedrijvigheid in persoon was. Mimi, die geheel veranderd scheen, deed alles wat zij kon, om mama op te beuren, maar vergeefs! De ongelukkige moeder liet zich niet troosten; telkens stelde zij zich voor, in welken toestand haar lieveling zich bevond, hoe hij verdronken of verhongerd of erger nog, in de handen van slechte menschen kon gevallen zijn en dan begon zij te schreien, uren lang. Als haar man van zijn werk kwam, dan scheen zij een oogenblik te herleven en vroeg hem met angstige stem: "Nog niets gehoord?" "Neen, nog niets! Arme vrouw!" was zijn gewoon antwoord. Vandaag echter stond zijn gelaat helderder, zijn stap was vlugger, en eensklaps, als waarschuwde haar een geheime stem, sprong mevrouw Van Schermen uit
[113:]
haar kwijnende houding op, vloog hem tegemoet en riep uit: "O man, je brengt mij tijding, een goede tijding. Je weet iets!" "Vrouw," zeide hij, een beetje verlegen, "hoe kom je er aan? Wat zou ik weten? Wie heeft je dat gezegd?" "O, je kunt mij niet bedriegen! Je weet, waar onze jongen is. Hij is gevonden, hij leeft! O plaag me niet langer, zeg me alles!" "Vrouwtjelief! houd je toch kalm! Stel je niets voor, de teleurstelling zal misschien des te grooter zijn." "Maar spreek dan toch, spreek! Je zoudt me krankzinnig maken." "Nu dan, ik geloof. dat we op een goed spoor zijn en dat het niet lang zal duren, of we krijgen onzen Johan terug, ten minste. . . ." "Ten minste. . . . . wat bedoel je met dat ten minste? Waar is hij?" "Hij is teruggevonden op de plantage van mijnheer Hansen. maar hij is ziek en heel erg ook. . . . . . ." "Dan krijgen we hem terug. alleen om hem weer te verliezen!" "Ik bid je, Mina! blijf bedaard. Nu wij zooveel hebben gewonnen, zal alles wel terecht komen."
[114:]
"Maar hoe weet jij het? Vertel het mij! Van wien heb je 't gehoord?" Nu liet de heer Van Schermen zijn vrouw den brief lezen, dien een extra bode van den heer Hansen dezen morgen gebracht had. Hierin werd de toestand van het kind als zorgelijk beschreven: er zou een dokter bij geroepen worden en met echt indische hartelijkheid noodigden de heer en mevrouw Hansen de familie Van Schermen uit het kind in persoon te komen halen en zoo lang mogelijk hun gast te zijn. Zooals te denken is, had mevrouw Van Schermen de grootste haast om haar zoontje terug te zien. Haar man bestelde reiswagen en postpaarden en eenige uren later waren zij op weg naar het gebergte. Daar mevrouw haar kinderen niet meer alleen thuis vertrouwde, gingen ook Mimi, Gusje en de baboe mee. Stilletjes had Mimi het lievelingsspeelgoed van haar broertje ingepakt en meegenomen. Na een reis, die den bezorgden ouders eindeloos toe scheen, kwamen zij eindelijk op het landgoed aan en werden met de blijde tijding begroet, dat het met den kleinen zieke veel beter ging. Hij sliep, maar mevrouw Van Schermen snelde toch naar zijn bedje toe en nauwelijks stond zij er voor, of hij werd plotseling wakker; schreiend stak hij de armen uit en terwijl
[115:]
zijn moeder hem lang en innig omhelsde, snikte hij: "Maatje, lief maatje! wees niet boos op mij, ik zal het nooit, nooit meer doen!" Eventjes mocht hij nog zijn vader en zusje zien, maar de dokter had te groote opwinding verboden en daarom bleef alleen zijn moeder stil bij zijn bedje zitten. Wat lag hij daar nu zacht en lekker en zindelijk! Hoe heel anders dan bij den Hadji en zelfs dan bij de goedige javaansche vrouw uit de kampong; en hoe heerlijk, dat zijn moeder nu naast hem zat, hem kuste en streelde, zijn medicijnen ingaf en soms een versnapering bracht! Alles, wat hij in de laatste veertien dagen had doorgestaan, scheen hem een lange, akelige droom toe. "Och maatje," zeide hij dan, "wat ben ik toch blij, dat de Heer een Hollander van mij gemaakt heeft en geen Javaan." "Heb je er nu genoeg van, om met bloot hoofd en bloote voeten buiten te loopen?" vroeg de heer Van Schermen hem glimlachend; "jongen, jongen! je bent nu te ziek, maar anders zou je nog flinke straf van mij hebben gehad." "Dat heb ik ook verdiend," antwoordde Johan nederig.
[116:]
Toen vroeg hij naar Nellie, hoe 't met haar hoofd ging. "Het zal wel een litteeken blijven," zeide mevrouw Van Schermen; "een paar strepen lager en zij had haar oog verloren. Beste jongen! Laat je dat alles nu een les voor de toekomst zijn, om nooit, nooit meer zoo driftig te zijn en zoo eigenwijs." En Johan deed de beste beloften. Zoodra hij vervoerd kon worden, verliet de familie Van Schermen met duizend dankbetuigingen het gastvrije huis der Hansens. Behalve met hun zoontje was hun reisgezelschap nog met een ander vermeerderd, namelijk met den dapperen, trouwen Birin. Plechtig beloofden de heer en mevrouw Van Schermen voortaan te zullen zorgen voor het javaansche kind, waaraan hun zoontje zooveel te danken had. Ook de goede Javanen, bij wie hij een onderkomen had gevonden, werden door de dankbare ouders niet vergeten. 't Duurde nog langen tijd, eer Johan geheel de oude was; zelfs behield hij uit zijn lotgevallen en ziekte een zekere zenuwachtigheid, die hem nooit geheel verliet. Maar over zijn gedrag hadden zijn ouders geen ernstige klachten meer; hij had zijn tegenzin in hollandsche gewoonten en manieren geheel verloren. Door
[117:]
een zware les had hij geleerd de waarde daarvan te erkennen en hoog te schatten. 't Was dus niet meer noodig, dat zijn ouders hem naar Holland stuurden. Hij was beleefd en vriendelijk tegen de Javanen, vooral tegen Birin, maar hij was nu veel liever in een europeesche dan in hun omgeving en hij maakte hun eigenaardigheden ook niet meer bij voorkeur tot de zijne! Met zijn zusje Mimi kibbelde hij nog wel eens, doch nooit meer zoo erg als vroeger; beiden leerden elkanders gebreken verdragen en er toegevend voor te zijn. Nu is onze Johan reeds lang een volwassen man, die een nuttige plaats in de maatschappij bekleedt en zelf vrouwen kinderen heeft. Dikwijls vertelt hij hun van de gebeurtenis, die zulk een grooten invloed op zijn leven uitoefende en nu nog kan hij niet zonder sidderen denken aan kleinen
Johans avontuur.
inhoud | vorige pagina