Raden Adjeng Kartini: Door duisternis tot licht. Gedachten over en voor het Javaansche volk, Den Haag 1912 (derde dr, eerste d. 1911)
[122:]
30 September 1901. (VIII.)
In de Preanger zijn er een massa Hollandsen sprekende, geschoolde vrouwen en meisjes. De meesten, waar we kennis mee maakten, spraken Hollandsch met ons, omdat wij elkaars taal niet kennen. Alleraardigst! daar hebben wij werkelijk eens aangenaam kennis gemaakt met eigen land- en stamgenooten. De omgang was hartelijk, vrij en ongedwongen. Vroolijke menschjes vol scherts en lach. Wat ik overigens op reis heb gezien en gehoord stijft mij in mijn rneening, dat verstandelijke ontwikkeling alleen niet alles is; dat er ook eene andere, hoogere ontwikkeling moet zijn, die aan de andere de hand reikt, om den mensch daarheen te brengen, waar hij heen moet. Naast 't hoofd, moet 't hart geleid worden, anders blijft de beschaving slechts aan de oppervlakte. O, wek toch geen illusies, die stellig sterven moeten, wek geen droomen, waar men van te voren weet, dat wreed-ontwaken volgen moet. 't Is wreed, wreed! O! wat wensch ik vurig, vurig, macht te bezitten over één taal slechts, mijn eigen, of wel -de Hollandsche, om goed te kunnen uitzeggen, wat ik denk en voel over zooveel, dat mijn bewondering gaande maakt, of mij met verontwaardiging vervult, zooals dat ellendige, dat mijn landgenooten huldigen en aanhangen, de mannen uit egoïsme en de vrouwen uit machteloosheid, uit onwetendheid ontsproten, rechtvaardigen. Ik heb iets scherps en vinnigs in gedachte over "Idealen". Soms jeuken mij de vingers zoo - om al die gedachten niet voor mij alleen, voor mijne vertrouwden neer te schrijven, maar ook om ze anderen in 't gelaat te slingeren. Maar wat voor nut zou dat hebben ? Men zou de schouders er over ophalen, een ander er over lachen en de meesten er heel geen notitie van nemen. Wartaal van een idioot of gek! Misschien is 't beter zoo, dat ik de taal niet zoo onder de knie heb, om er mee te doen, wat ik wil; wie weet wat voor een kwaad de pen van dat onervaren, onverstandige heethoofd anders zou kunnen uitrichten instede van goed! En macht bezitten over de taal, zou bovendien op 't oogen-blik me toch niet van veel nut zijn, omdat ik niet luid denken mag.
[123:]
Na al dat teleurstellende nu eene opfrissching, die u jazeker ook aangenaam zal zijn. Kort geleden zaten de Quartero's met nog een anderen controleur bij ons. De heeren hadden 't over een regent, dien de vreemde controleur goed kende. "Een zéér ontwikkelde man", hoorden wij hem zeggen en kort daarop: "Neen, hij is niet getrouwd; hij is wel getrouwd met iemand, die hij niet presenteeren kan; 't is eene gewone vrouw uit 't volk, waarbij hij een paar kinderen heeft. Hij is niet van plan weer te huwen, hij wil geen Raden Ajoe trouwen, omdat hij die andere dan zou moeten wegzenden of haar een tweede plaats laten innemen. In beide gevallen zou hij haar verdriet doen en dat wil hij niet". Mijn hart sprong open, toen ik dat hoorde, dan toch is er zóó één! Mooi, vindt u niet ? Mevrouw Quartero vertelde ons naderhand, dat toen zij dat hoorde, zij en ook haar man gauw naar ons keken, beiden hetzelfde denkend: "Zouden de meisjes 't gehoord hebben? wat zal hij in hare achting stijgen!" Zoo is 't ook! We hopen innig, dat die regent immer zichzelve gelijk zal blijven en zich door niets van zijn mooi besluit zal laten afbrengen. 't Zal ons thans een waar genoegen zijn met hem in kennis en aanraking te komen; we hopen, dat 't eens gebeuren zal. De jonge garde, onverschillig van welke sekse, moet zich met elkaar in verbinding stellen. Ieder kan op zichzelf wat doen voor de opheffing, beschaving van ons volk; maar wanneer wij ons bij elkaar aansloten, onze krachten vereenden, samenwerkten, zouden wij met meer vrucht kunnen arbeiden. In eendracht zit kracht en macht.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina