Raden Adjeng Kartini: Door duisternis tot licht. Gedachten over en voor het Javaansche volk, Den Haag 1912 (derde dr, eerste d. 1911)
[139:]
20 November 1901. (VIII.)
Men moest eigenlijk maar nooit iets beloven, tenzij aan zichzelf, omdat men niet vooruit weten kan, wat er gebeuren zal. Zoo zal men anderen menige teleurstelling besparen. Hoe oprecht de belofte ook gemeend is, en de wil om haar na te komen, ernstig, er kunnen onvoorziene omstandigheden als ziekte b.v. komen, die ons 't naleven van onze belofte onmogelijk maken. Er is bij ons Javanen een geloof, dat wie zijne belofte niet nakomt, bezocht zal worden door een oeler weling (vergiftige slang). Deze slang doet den belover herinneren aan zijne belofte; komt hij deze niet spoedig na, dan zal hij weder slangenbezoek krijgen, nu van een oeler welang, wiens beet doodelijk is. Als dit gebeurt, dan is 't niet geraden, langer te talmen met 't nakomen der belofte, en zal met den belover een ongeluk gebeuren. Dit slaat alleen op beloften aan heilige geesten gedaan. B.v. als men aan de geesten van heilige afgestorvenen bloemen, wierook, een. slametan enz. belooft. De slangen zijn door hen afgezonden om den mensch zijne beloften te herinneren. Maar wat doe ik toch met u dit Javanengeloof te vertellen? Vergeef me, 't viel me zoo in onder 't schrijven, Ik heb wel degelijk een flink standje verdiend voor mijn lang wegblijven, want dat was grootendeels uit indolentie. Ik ben niets tevreden over mijzelf! Hoe kwam ik toch zoo intens lui te zijn en energieloos; ik begrijp het zelf niet. Ik weet alleen maar dat ik mij aldoor niet heel wel gevoelde. Bepaald ziek ben ik niet; maar recht gezond toch ook niet; loom, lusteloos, mat en moe; onzin! - hypochondrie - daar! Ik moet me maar flink aanpakken en veel, veel werken. Daar zit 't hem juist; werk is 't, dat ik noodig heb; werk, dat ik liefheb. En nu komt mijn stommiteit ; omdat ik niet hebben mag, wat ik hebben wil, keer ik mij van alle anderen af en zit er over te tobben. Dat is zwakheid, groote zwakheid. O! die dagelijks terugkeerende lamme strijd mat zoo af. Ik kan beter de roe verdragen dan die aanhoudende speldeprikken. En dan heb ik zooveel akeligs bijgewoond en doorgemaakt in den laatsten tijd. Mijn zenuwen zijn wat van streek, de dokter zegt ook; werk. Mijn vurig temperament speelt me parten, ik kan niets uit mijn hoofd zetten, wat ik er eenmaal in heb, en moet er voortdurend aan denken.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina