doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Annie Foore: De koloniaal en zijn overste (dl.1)
Den Haag: Thieme, 1879 (eerste dr.1876) (Guldens-Editie no.123)


[110:]

XIV.

O woe! 0 woeful! woeful, woeful day!
Most lamen table day! most woeful day!
That ever, ever, I did yet behold!
SHAKESPEARE.

De passagiers hadden zich zoo vroeg mogelijk ter rust begeven om de schade in te halen van den vorigen nacht; de meesten waren ingeslapen met zoete droomen over dat heerlijk Malta, dat ze binnen weinige dagen konden bereiken, en dat ruimschoots vergoeding zou aanbieden voor de doorgestane ellende. Hoe groot was de teleurstelling bij het ontwaken!
Aan boord behoeft men niet uit zijne hut te komen, om op sommige treurige ochtenden te weten wat er gaande is. De Jobstijdingen worden door het salon geschreeuwd, aan de ontbijttafel besproken, en alleen door ze te hooren verliest men reeds al den lust om op staan, te meer daar gewoonlijk het heen en weer slingeren van de boot en het onaangename gevoel in de maagstreek, het overige verhalen.
Zoo was 't op den morgen van den …sten Mei aan boord der Elwine.
Den vorigen nacht - zoo vernam men - tegen twaalf uur, waren de trossen, die de beide booten aan elkaar verbonden, gebroken; - het was te donker geweest om ze te herstellen, en men had dus den geheelen nacht niet vooruit kunnen komen; bij de eerste ochtendsche-

[111:]

mering waren met oneindig veel inspanning de beide booten wederom vereenigd; maar een paar uren later was de verbinding nogmaals verbroken, en nu stond de zee zoo hoog, dat er geen sprake kon zijn van die te herstellen.
De matrozen, zeer weinig in getal, bleken geheel uitgeput door hunne afmattende werkzaambeden; de middelen, die tot vereenigingder booten dienen moesten, waren bijna geheel opgebruikt, en zoo lag daar de Elwine wederom hulpeloos en machteloos op den woesten Oceaan.
De gezichten der passagiers stonden veel somberder, de angst en het gemor waren veel grooter dan in den nacht, toen de machine gebroken was, Toen toch had het ongeluk al den glans en de bekoring der nieuwheid, toen was het in het eenronige scheep sleven eene afwisseling, men vond het heel naar, ja! maar 't was toch ook heel belángwekkend.
Het gevaar had nu twee volle dagen geduurd en het was zelfs niet belangwekkend meer, het werd vervelend, men smachtte naar een weinig afwisseling.
Weldra zou die komen. Op een beschut plekje zaten heeren en dames bij elkander, te ontstemd om te praten, te zeeziek om zich te bewegen, te akelig om nog belang te stellen in hetgeen er gebeurde; - daar kwam beweging.
Mevrouw Krobs was met haren luierstoel vastgesjord aan den grooten mast, maar de zwaarte dezer dame deed bij een rukwind den stoel eensklaps krakend ineenstorten en de kolossale vleeschmassa rolde omver; in haar val sleepte ze Halekamp mede; deze greep zich vast aan den heer Bugg, die in zijnen angst zijne beenen om den stoel van mevrouw Vuiste sloeg.
Binnen weinige oogenblikken vormden deze vier personen eene cavalcade; zij rolden, zij buitelden, zij werden bij een vlerk gegrepen, zij rolden wederom, en

[112:]

kwamen eindelijk, als een kluwen verward, terecht tegen een kippenhok, waar het door de vereenigde krachten van de passagiers en matrozen gelukte het kluwen tot staan te brengen en met veel moeite te ontwarren.
Mevrouw Krobs was bont en blauw. Nauwelijks op de been gebracht, schoot ze op haren man toe om deze onder handen te nemen; natuurlijk was het zijne schuld, hij had haar op die akelige boot gebracht, hij had haar meegenomen uit Indiä, waar ze zoo "lekker" was!
Het laatste wat men van het echtpaar zag, was de arme Krobs, die wankelend en slingerend door zijne gade de trap werdt afgevoerd, waar natuurlijk de beide baboe's aan het werk werden gezet om njonja te pidjiten [Wrijven].
De heer Halekamp stond zich te schudden als een hond die uit het water komt en verdween toen om zijn toilet weer in orde te brengen.
De arme Bugg had het eene been haast verplet door de zwaarte van mevrouw Krobs, maar verklaarde lachend en hinkend, dat het wel eens aardig was zulk eene carambole te maken en dat hij zich gerecommandeerd hield.
Het onaangenaamste was het geval voor mevrouw Vuiste. Zij vond de menschen aan boord zoo hatelijk en onaangenaam, dat zij zich trotsch en koel had gehouden om haar ergernis lucht te geven, en ze had daar rondgebuiteld voor het gezicht en onder het gejuich van soldaten en matrozen! Nu nog waren de woedende blikken, die zij in het ronde wierp, ternauwernood in staat de algemeene vroolijkheid te bedwingen. Met recht vertoornd over hetgeen zij de onbeschaamdheid van die "hatelijke kerels" noemde, wilde zij niet bekennen zich bezeerd te hebben en bleef met ontvelde knie zitten zuchten en steunen, terwijl ze alleen van tijd tot tijd teedere blikken wierp naar haren echtgenoot, die ze

[113:]

echter onbeantwoord liet, daar hij haar gedrag ten zeerste afkeurde.
De lunch werd aangekondigd; er waren echter slechts zeer weinigen, die het wagen durfden den gevaarlijken tocht naar beneden te ondernemen.
De enkelen, die genoeg heldhaftigheid bezaten om de trap af te glijden - want dat was het eenige middel om het salon te bereiken - zag men spoedig terugkeeren, en over de verschansing geleund hunne stoutmoedigheid boeten.

Een uur in den morgen. De lucht is loodkleurig; in woeste vaart jagen de wolken langs het zwerk, en verduisteren de stralen, waarmede de zon tevergeefs beproeft het sombere schouwspel te verlichten.
De storm loeit en brult, de opgekruide baren beantwoorden zijn woesten oorlogskreet met een dof gerommel, dat als de geheimzinnige voorbode van naderend onheil weerklinkt, uit de ingewanden van den Oceaan.
Het vaartuig steunt en kraakt, als had het dat geheimzinnig fluisteren van winden en zeeën vernomen; als zag het dien gapenden afgrond met opgesperd en muil, als voelde het zijne krachten bezwijken in den ongelijken strijd, als smeekte het om genade.. Maar zijn tegenstander schuimt en bruist en rolt baar op baar aan om het vaartuig te bedekken, en werpt het van zich naar de rotsachtige kusten en trekt het met zich naar de diepte; dan weder verheft hij het op de breede ruggen der schuimende waterbergen, om het straks op te vangen in zijne donkere ravijnen, tot het zal zijn ondergegaan in de doodelijke omarming.
Reeds twee malen zijn booten afgelaten, de krachtige mannen, die zich daarin waagden, willen nogmaals de verbinding met de Venus beproeven; onvermoeid en onvervaard zetten zij hunnen tocht voort, tot ze het nuttelooze van hun pogen inzien en afgemat terugkeeren.

[114:]

De Venus begint nu rondom de Elwine te stoomen, waarschijnlijk met het doel haar in zooverre te naderen, dat men op eene andere wijze kan beproeven de vereeniging der beide vaartuigen te bereiken.
In groote spanning slaan de passagiers - nu allen op het dek verzameld - de bewegingen en wendingen der Venus gade.
Fier en statig baant de fraaie engelsche steamer zich een weg door de wit gekuifde heuvelen en geheimzinnige dalen, die de Oceaan vormt, schuimend en bruisend spatten de golven uiteen, waar de scherpe boeg ze doorklieft.
Reeds nadert het trotsche vaartuig hare bulpelooze zuster, en de reizigers vergeten een oogenblik hunne bekommering bij het prachtig gezicht, dat de boot aanbiedt, die ongevoelig blijft voor al de woeste pogingen van den Oceaan om haar ten onder te brengen,
Plotseling vliegt eene gedachte den reizigers door het hoofd.
Wat herinnert hen toch op eens die vreeselijke ramp, die, kort voor hun vertrek uit Europa, de gemoederen in beweging bracht, het aanvalren van "La ville de Hàvre", het lot van het rampzalig vaartuig, dat met één stoot werd in den grond geboord, het lot van die arme landverhuizers, wier hoop en illusiën, in één enkel oogenblik werden vervangen door den dood?
Een minuut later is er geen vrouw, geen kind aan boord, die zich niet bewust is van het gevaar, dat dreigt… de Venus nadert dichter, steeds dichter tot over weinige oogenblikken… Daar klinkt een geluid, boog boven bet bruisen der golven, dat ternauwernood aan de menschelijke stem herinnert: "Achteruit! Achteruit!"
Het is de kapitein, die gesproken, neen, gegild heeft. Hij vliegt naar den achtersteven, waar de Venus nadert, als wil hij met zijn lichaam het hem toevertrouw

[115:]

de vaartuig, de honderden menschenlevens beschermen.
Te laat!
De gezagvoerder van de Venus heeft geen macht meer over zijnen bodem; hij kan hem geen duim breed terugvoeren, hij moet voorwaarts, hij moet....
't Is of waanzin de reizigers heeft aangegrepen. Eerst zijn allen naar achter gevlogen, om te zien… nu naar voren, dààr is men het verst verwijderd van den schok… neen, toch niet! Wellicht is het beter.. . . ?
Is er dan op dat groote schip geen enkel veilig plaatsje?
Is er geen schuilplaats voor een echtgenoot die zijn gade, voor eene moeder die haar kind redden wil? . . . .
Het gegil en geschreeuw heeft opgehouden; het is stil, doodstil geworden, en oogen, die uit hunne kassen dreigen te springen, zijn gevestigd op het naderend vaartuig; gevouwen handen zijn opgeheven ten hemel, krachtige gestalten zijn neergezonken op de knieën - de Venus nadert, langzaam, statig, schoon in haar kracht.. . .
En nu,... er is een schok geweest en een vreeslijk gebraak en een akelig geruisch van het naar binnen stroomend water.


vorige pagina | inhoud | vorige pagina