doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Annie Foore: De koloniaal en zijn overste (dl.1)
Den Haag: Thieme, 1879 (eerste dr.1876) (Guldens-Editie no.123)


[127:]

XVI.

Who that have feit that passions power,
Or paused or feared in such an hour?
Or thought how brief such moments last?
But yet-they are al ready past!
Alas! we must awake before
We know such vision comes no more.
BYRON.

In de verte verrijst Malta, eene geelgrijze steenmassa, bespoeld door blauwe golven, bekroond door veelkleurige bloemen.
De Elwine is veilig tot hier gebracht en nadert nu de stad der ridders; de geelgrijze steenmassa wordt duidelijk zichtbaar als een tal van kolossale forten; de stipjes op de blauwe golven blijken schepen, en de veelkleurige bloemguirlandes zoovele wandeltuinen op de hoogste en liefste plekjes van de stad Lavalette aangelegd.
Tusschen de twee havens, door de natuur zoo schilderachtig gevormd, door den mensch benut om het eiland Malta tot eene bijna onneembare vesting te maken, steekt de landtong uit, waarop het beroemde Lavalette werd gebouwd.
In: den middagzonneschijn flikkeren vroolijk en uitlokkend de witte huizen met hunne talrijke balkons; de bootjes, die met vruchten beladen naderen, zien er veelbelovend uit met hare frissche kleuren en veelsoortige vracht; de menigte menschen, die men in de hoogste

[128:]

gedeelten der stad ziet bewegen, getuigt van leven en vertier.
Het binnenstoomen der haven gaat langzaam, de oorlogs-, koopvaardij- en andere schepen, die daar liggen, verhinderen de Venus om met hare vracht den wal anders dan op een aanmerkelijken afstand te naderen; daar laat men het anker vallen, en - menige zucht van verlichting, menig dankbaar woord voor de onverhoopte redding volgt het ratelen van den ketting.
De reizigers zijn verplicht om, willen zij aan den wal komen, een bootje te huren; het roeien door de stille haven, beheerscht door de forten Sanct Angelo en Ricasoli, met de verlichte stad in het verschiet, is echter op zichzelf een genot, en de heeren gaan nog dienzelfden avond naar dat Lavalette, dat door Byron de stad der trappen en der nonnen werd genoemd.
Gedeeltelijk had Byron geIijk.
Doordien Lavalette op eene rots werd gebouwd is het, wanneer men van de haven de stad binnenkomt, -een onophoudelijk stijgen. Aan beide zijden van de breede trappen, die in den rots steen uitgehouwen zijn, bevinden zich de winkels en woonhuizen; boven in de stad, waar een plateau is gevormd, worden de aanzienlijker woningen en voor het meerendeel de openbare gebouwen gevonden.
Daar zijn het prachtige opera-house, de Auberges, (die fraaie, regelmatig gebouwde verbltifplaatsen, eertijds voor de ridders, nu voor de engelsche officieren), de markt, de kazernen, de Library, het paleis van den gouverneur en de publieke wandelplaats, waarin zich verscheidene standbeelden, tombes, enz. bevinden.
Men moet te Lavalette geweest ztin om zich eene voorstelling te kunnen maken van het eigenaardige dier klimmende en dalende straten, die telkens weer het uitzicht geven op de drukke haven of op de blauwe zee, en altijd bezocht zijn, daar de inwoner van Malta op straat leeft, ja, dikwerf slaapt tevens.

[129:]

Wat nu den naam van "stad der nonnen" betreft, deze heeft minder grond; 't is waar, de eerste indruk is alsof alle kloosters leegloopen, maar weldra ontdekt men dat het de landsdracht der Maltezer vrouwen moet zijn, die haar het uiterlijk van nonnetjes geeft. Zij dragen namelijk allen eene soort van zwart zijden overkleed, dat, aan een balijntje geplooid, het voorhoofd overschaduwt, rug en schouders bedekt en tot op het midden neerhangt; sommige vrouwen weten het met beide handen vrij gracieus op te houden, maar over het geheel is het eene smakelooze dracht, die weinig medewerkt om de slanke figuren en fijne gezichtjes der Maltezerinnen te doen uitkomen.
't Zij Byron gelijk had of niet, zoo veel is zeker dat de stad der trappen en der nonnen een zeer gunstigen indruk, maakte op de heeren, die den eersten avond reeds een kijkje gingen nemen.
Den volgenden dag was het een prachtige morgen, juist zoo een als men zich wenschen zou om eene stad voor de eerste maal te betreden, en de aangename stemming, waarin de passagiers ontwaakten, werd nog verhoogd door eene allerliefste muziek, die eenige Maltezers uitvoerden, in een schommelend bootje gezeten.
Nog vóór het ontbijt ging men aan het koopen van sinaasappelen, die in grooten getale en voor spotprijzen werden aangebracht. Er is, geloof ik, op de geheele wereld geen vrucht te vinden, geuriger, saprijker en verkwikkender dan de sinaasappel, niet zooals wij dien in een Amsterdamschen kelder koopen, maar zooals de Maltezer u dien aanbiedt; de purperen appel, straks nog gloeiend en geurend onder het donker loof in zijnen tuin, nu in bevallige wanorde opgestapeld in zijn bootje, het groene blad aan den steel ter nauwernood verwelkt.
Onze vrienden haasten zich zooveel mogelijk met het ontbijt en juist staan ze in beraad, welk bootje te kiezen, uit de velen, die aangeboden worden, als ze eens

[130:]

klaps een der bootslui hooren uitroepen: "Mevrouw, I am Hollander!" Een zwart gebaarde Maltezer, in een slank vaartuigje, dat de Hollandsche vlag voert, nadert nu haastig en vóór iemand er op verdacht is, springt hij aan boord en begint met levendige gebaren een verhaal. Hij sprak "Holland very good", hij was met Miss Tinne, the great traveller,hij weet wel dat Hollander altijd something strange willen!"
Men vindt dit eene zeer aardige ontmoeting en abonneert zich bij den Maltezer, zoodat van nu af de reizigers onder het wapperen der geliefde driekleur naar den wal zullen roeien.
De vriend van freule Tinne zou echter dezen keer niet zoo heel veel voordeel genieten van de rijke Hollanders, want toen de reizigers na eene korte kennismaking met Valette naar de Elwine terugkeerden, was dit slechts om den gezagvoerder mede te deelen, dat zij den tijd, die op Malta moest worden gesleten, liever in een der logementen, dan op de ontredderde boot wilden doorbrengen.
De meesten gingen hiertoe des te gereeder over, daar het getimmer en geraas, dat de werklieden op de Elwine noodwendig moesten veroorzaken, het bijna onmogelijk maakten daar te vertoeven, en het dus te verwachten was, dat den gouvernements-passagiers later de gemaakte onkosten vergoed zouden worden, eene verwachting die niet ongegrond is gebleken.
Ook zouden de onkosten van een verblijf aan den wal niet zooveel verschillen met die aan boord, daar de kapitein per dag vijf gulden voor eIken reiziger eischte, en men in het logement dat ook betaalde.
De overste moest als commandant van het detachement aan boord blijven, maar werd daarvan om redenen van gezondheid vrijgesproken; beurtelings bleven twee der luitenants; de dokter kon de boot verlaten, onder voorwaarde dat hij een paar maal daags aan boord

[131:]

ging om zich naar den gezondheidstoestand te informeeren; zeer enkelen bleven uit verkiezing, anderen uit vrees, dat een verblijf aan den wal op grootere onkosten zal jagen.
Er waren twee logerpenten van den eersten rang in Valette, en daarin verdeelden zich onze bekenden onderde passagiers der Elwine.
Het Hotel d' Angleterre herbergde den heer van Berkesteyn en zijne dochter, juffrouw Huigen, van Raven, mevrouw Krobs en mevrouw Helmberg; in het Imperial Hotel logeerden de heer en mevrouw Vuiste, Bugg en Lina Riethaag, bet teedere paartje, als ook de jonge heeren.
De huizen in Valette zijn opgetrokken uit het steen der rots. Deze is natuurlijk in overvloed voorhanden, en kost niets dan de bewerking; vandaar dat de woningen op zoo ruime schaal gebouwd worden; trappen, muren, balkons, vloeren, in één woord al wat in andere huizen van hout is, is hier zoo veel mogelijk uit steen vervaardigd; de muren hebben een half el dikte en, daar de vensters klein zijn, kan er niet veel doordringen van de warmte, die anders op het heetst van den dag vrij hevig kan wezen. Zoodra de zon niet meer zoo fel scbijnt op de witte wegen en huizen, die door geen enkelen boom beschaduwd worden, is het klimaat verrukkelijk en menige avond vond dan ook onze vrienden op straat, 't zij slenterend langs de winkels, 't zij in eene restauratie onder het genot van ijs en gebak, 't zij in de Opera of in eene der zoo gezellige koffiehuizen.
Het Hotel d'Angleterre en ook het andere hotel waren in het drukste gedeelte der stad gelegen, beide in zeer nauwe straatjes de breede entrée, kolossale trappen, gingen, de ruime eet,- biljart- en danszalen, de talrijke balkons en veranda's, vergoedden dit gebrek. Daarenboven was de tafel zeer goed en de bediening zoo uit

[132:]

muntend, dat het haast scheen, alsof ieder der keurig nette kellners zich geroepen vond, om de vriend bij uitnemendheid te wezen van elk der gasten.
't Was dan ook eene ware verkwikking voor de vermoeide en teleurgestelde reizigers, na de akelige dagen aan boord doorgebracht, zich in koele, ruime vertrekken te kunnen bewegen en, toen ze drie dagen in Malta waren, schenen de meesten reeds in hun voordeel veranderd, zoowel wat humeur als wat uiterlijk betreft.


vorige pagina | inhoud | vorige pagina