Annie Foore: De koloniaal en zijn overste (dl.1) Den Haag: Thieme, 1879 (eerste dr.1876) (Guldens-Editie no.123)
[239:]
XXX.
Oudtijds zingt ge soms uit eten, Vondt ge keus in overvloed, Deedt ge u eens regt te goed, Ieder wou het gaarne weten; Ieder graag het blijken liet: 'k Heb het alledag zoo niet." Maar kom nu eens met die dingen, In je onnoozelheid aan boord! 't Is: "Hij weet niet hoe het hoort Niet althans in onze kringen '" Wie verraadt dat hij geniet, Neen, hij kent zijn wereld niet. BRESTER.
"Hoe laat hebben we het, kapitein?" "Het is twaalf uur, mijnheer Vuiste." "Dus nog vijf uur vóór we gaan eten. :. . . . . . hemelsche goedheid! 't Wordt nog een kunst, meneer Schock, om den tijd door te komen." "Ik wou voor de heeren, dat ze het allen zoo druk hadden als ik. Maar misschien wilt u wat lezen? Kan ik u een boek leenen?" "Dánk u, dank u! Ik heb alles gelezen, wat aan boord is. - Vijf uur! daarin kunt ge een moord doen en er voor gehangen worden." Zoo de heer Vuiste. - Iets verder, op een vrij koel plaatsje, gedeeltelijk door het dubbele zeil, dat over het geheele dek gespannen is, gedeeltelijk door den groo-
[240:]
ten mast beschut, zitten of liggen een paar jongelui. "Wel, wat ben je stil vandaag," zegt de heer Altens, onrustig in zijn luierstoel heen en weer schuivend, tot den heer Halekamp. "Pardon, ik geloof dat het aan jezelf ligt, ten minste... ." een geeuw verhindert hem voort te gaan. "'t Kan zijn! Ik ben in den laatsten tijd zoo miserabel." "Verliefd?" vraagt Halekamp lusteloos. Eene vuurroode kleur maakt het leelijk gezicht van den ambtenaar nog leelijker. "Och, neen, daar doe ik niet aan. 't Zou me toch niet helpen!" voegt hij er somber bij. "Wat is 't toch een ellendig, eentonig en vervelend leven aan boord!" roept Halekamp, zonder op de verzuchting van zijn vriend te letten, "hadden we nog maar iets om over te praten!" "Een beetje politiek misschien?" "Politiek, als je in geen vijf weken een krant hebt gezien!" Ik wou wel eens weten, hoe dat mogelijk zou zijn." Daar de heer Altens nu volstrekt geen kans ziet, deze vraag naar genoegen te beantwoorden, beproeft hij het zelfs niet, kijkt in zee en rekt zich zoo lang uit, tot hij zachtkens is ingedommeld.Wilt ge nog meer hooren, lezer, om u te overtuigen van het weinig vermakelijke der gesprekken, die door de heeren aan boord der Elwine gevoerd werden, toen men van Malta vertrokken was, en reeds verscheidene dagen niet dan de eentonige, vervelende zee had gezien, of wilt ge even met mij de trap afgaan die naar het salon leidt, om daar eens op te merken, welken invloed ledigheid en verveling ook op het humeur der dames kan uitoefenen? Er is eene benauwde lucht in de kajuit, waar straks gedejeuneerd werd, en alleen wijl ze zich "onlekker" gevoelen, zijn de dames beneden gebleven en
[241:]
hebben zich, pas voor de tweede of derde maal sinds de reis, in het voor haar bestemde vertrek verzameld. Het damessalon heeft ten minste dit voor, dat er in plaats van harde banken, rondom rood fluweelen canapé's zijn, waar men zich vrij gemakkelijk op kan neervlijen en de stooten van het schip verduren, zonder gevaar van pijnlijke blauwe plekken. Mevrouw Vuiste is, volgens gewoonte, in het beste hoekje gezeten. Mevrouw Krobs heeft een kiespijdoek om het vrij slordig gekapte hoofd en drinkt sopie manis. [Anisette] Aan haar rechterhand is Cossie, aan haar linker, Tottie gezeten, bejaen dwingend, de eerste om ook sopie manis te drinken, de tweede acht het niet noodig een meer bepaalde reden voor haar dwingen aan te geven, ze doet zulks meer in een algemeenen zin en uit gewoonte. Kitty Stark rust uit, - en ze verdient die rust; ze heeft het warm, - wat niet verwonderlijk is. Gedurende het déjeuner stelde ze onvermoeide, bijna bovenmenschelijke pogingen in het werk om Kreisfeldt in een beter humeur en aan het praten te krijgen. Hare pogingen waren niet zonder succes gebleven, hoewel de sombere trek, die sinds den operabrand om zijn mond zetelt, noch voor Kitty's woorden, noch voor haar soms teedere blikken wil wijken. Kitty heeft echter over het algemeen reden van tevredenheid in de laatste dagen: Kreisfeldt heeft haar gisteravond tot de vertrouwde gemaakt van zijne hopelooze liefde voor de "blauwe page" - er zijn amourettes met zulke confidenties begonnen! - Halekamp heeft haar straks een paar handschoenen gebracht met verzoek die te repareeren; - er zijn engagementen ontstaan door het repareeren van handschoenen! Naast haar ligt een boek, dat ze van den heer Altens ter leen
[242:]
- kreeg, -:- boeken leenen is dikwerf de voorlooper van eene huwelijksaanvraag. Boeken, handschoenen, confidenties, zijn alle middelen, die tot het groote doel kunnen leiden, en zoo iemand aan boord in eene vroolijke stemming kan zijn, dan is het Kitty. Het bleek, bewolkt gelaat van mevrouw Helmberg, die naast de jonge dame zit te borduren, vormt een scherp contrast met het giegelend appelengezichtje, en ook met Clara, die de lange zijden wimpers heeft neergeslagen, het edel hoofd tegen het vuurrood bekleedsel leunt, en er zeer interessant, maar ook zeer lusteloos uitziet. Onder aan tafel vinden we juffrouw Huigen, stil en opgeruimd en "in de puntjes" zoo als gewoonlijk, bezig Dora te leeren hoe men frivolité maakt. De arme Dora, die in haar nanking japonnetje zoo zat te rillen en te beven, had nu in haar wanhoop over de kou een dikke winterjapon, die heel onder in een koffer was gepakt, opgeschommeld,... . en juist nu is het zoo warm geworden! De draad van haar werkje, die maar niet glijden wil, haar hooggekleurd gezicht en openeslagen mouwen getuigen, dat ze ook dezen keer geen goede keus heeft gedaan in haar garderobe. Zekere uitleggers van de Heilige Schrift beweren, dat "er geen vrouwen in den Hemel zijn" of kunnen komen, omdat daar, - volgens de openbaring van Johannes, - een oogenblik stilte was; - ze zouden in het damessaIon voorgoed gelogenstraft zijn, want reeds bijna een half uur was daar verloopen, zonder dat de aanwezigen een enkel woord hadden gewisseld. ., .' Nu echter zou de stroom dan ook met groote hevigheid losbarsten. "Ba!" roept mevrouw Vuiste eensklaps, "afschuwelijk!" en de andere dames, die eenigszins verschrikt opzien, bemerken nu hoe haar gezicht hevig afgrijzen teekent.
[243:]
"Is de madera zoo slecht ?" vraagt juffrouw Huigen deelnemend. "Slecht? Afschuwelijk!" antwoordt de adsistent-residentsche, en voegt er dan op afdoenden toon bij: "zooals alles hier aan boord." "Alles? Nu, dat is wat sterk," meent Doris, zeer blijde dat, ze haar werkje met den vochtigen draad thans even kan neerleggen en een weordje praten. Ze zou haar vreugde duur boeten. "Zoo? Wat is dan goed?" vraagt mevrouw Vuiste. "Nu, nu," zegt juffrouw Huigen vergoelijkend, "het gaat nogal! Als men maar nooit zag op welke manier het wordt klaargemaakt, als alles maar wat netter toeging, dan hadden we waarlijk niet te klagen.." "Maar wát is dan goed?" vraagt mevrouw Vuiste weer, met eene hardnekkigheid, een betere zaak waardig. "Wel, die asperges gister," verzekert juffrouw Huigen. "En die zalm met jonge worteltjes," zegt Dora; terwijI ze hare vochtige vingers uitspreidt om wat te bekoelen - "die waren bepaald lekker!I" Mevrouw Vuiste heeft kiespijn en dan - de heer Vuiste kan het getuigen - dan is ze altijd eenigszins prikkelbaar. "Ja, ziet u, lekker vinden, dat hangt er nu maar van af, hoe men het in Holland gewend is geweest; u kreegt daar misschien zelden zalm?" "O neen, nooit!" zei het arme jonge vrouwtje, terwijl een pijnlijke blos haar gelaat bedekte, "het was ons te duurl" De "adsistent-residentsche" moest al zeer weinig kieschbeid bezitten, om niet te zwijgen na die eenvoudige bekentenis en dien pijnlijken blos. "Enfin, dan kunt u er ook moeilijk over meepraten." Dit tot Dora, die haastig haar frivolité heeft opgenomen, en nu den kwaadaardigen draad in het geheel niet meer tot glijden kan overhalen. "En wat u nu betreft, juffrouw Huigen, neem me
[244:]
niet kwalijk, maar - u is altijd in betrekking geweest, niet waar? - Nu, dat weten we allen, dan gaan de lekkere beetjes ook al den neus voorbij!" Juffrouw Huigen neemt nooit of niet licht ten minste iets kwalijk, maar toch beeft haar zachte stem een weinig, toch kleurt zich haar goedig gezicht, als ze nu antwoordt: "Daar had ik niet over te klagen, mevrouw! De familie, waar ik was, was een zeer gedistingeerde familie, en u weet, daar wordt zelfs bet gevoel van de minderen gespaard." Mevrouw Vuiste wil antwoorden, maar Clara heeft haar boek neergelegd; er fonkelt toorn in den blik, dien ze op haar richt met de woorden: "Vóór u verder gaat, mevrouw, permitteer me een vraag: Waart u ooit op kostschool?" "Goddank, neen!" "Dat is, mijns inziens, zulk eene groote reden van dankbaarheid niet; men ziet daar toch zooveel, wat later te pas komt in het leven. Ik heb o. a. op school eene ervaring opgedaan, die in lijnrechten strijd is met uwe bewering, dat menschen, die het niet best gewend zijn, of wie, zooals u zich uitdrukt, de lekkere beetjes den neus voorbijgingen, gemakkelijk waren tevreden te stellen. - Integendeel, ik heb altijd gezien, dat juist die meisjes, die het thuis niet al te ruim hadden, ja; zelfs ternauwernood genoeg kregen, de hoogste eischen stelden en het hardst knorden en klaagden, zoodra er maar iets aan de tafel ontbrak. En dit is niet alleen op de scholen, maar aan elke table d'höte, aan elk openbaar diner op te merken." "Zoo?" Mevrouw Vuiste slaat haar waaier open en begint die hevig heen en weer te bewegen, terwijl haar gezicht plotseling onnatuurlijk warm wordt. "Zoo?" en dan haalt ze met moeite genoeg adem bij elkaar, om te zeggen: "Nu, juffrouw van Berkesteyn, ik moet u zeggen, ik heb het altijd goed gehad, heel goed!"
[245:]
"Daaraan twijfelt niemand, mevrouw!" zegt Clara beleefd. "Wel, ik twijfel er aan!" roept mevrouw Krobs nu uit, "als je het altijd goed heeft ehad, kan je zoo mager niet zijn - - - zoo akelig mager!" 't Was waar, mevrouw Vuiste was akelig mager, te meer, wijl ze het zichzelve maar altijd niet bekennen wilde, en meestal met doorschijnende kleedjes, ja soms O gruwel! gedecolleteerd voorschijn kwam; maar was ze mager - zij was, niet minder vinnig en mevrouw Krobs zou haar niet ongestraft beleedigen. Juffrouw Huigen maakt frivolité! Clara verbergt het lachje, dat onwillekeurig om hare lippen speelt, door haar boek weer op te nemen, maar de andere dames vervallen onmiddellijk in dat half onderdrukt giegelen en fluisteren, dat zoo hatelijk is voor hem, die het geldt. "Ma! ze lachen u uit," verzekert Cossie hare moeder. "Neen, Cossie, je vergist je; we hebben alleen maar medelijden met je mama, omdat ze zich zoo ergert aan haar walgelijke dikte en nu op de dames met fine tailles scheldt." Zoo spreekt mevrouw Vuiste. Een lang weerhouden, maar daardoor nu des te heviger uitbarsting van lachen der arme Kitty, die, zooals ze later verklaarde, zich niet had kunnen inhouden, verergert op dit oogenblik het reeds zoo kritieke geval nog aanmerkelijk. Mevrouw Krobs was niet bij de hand genoeg om scherp te zijn, maar ze was ontzettend driftig en, tot haar ongeluk, kon ze, wanneer ze al te veel getergd werd, geen woord uitbrengen. Dit was nu het geval. Gossie kreeg een duw, die deze jonge dame aanleiding gaf tot een akelig, lang gerekt gehuil; waarschijnlijk werd Tottie in stilte een kneep toegediend, ten minste de veelbelovende knaap begon eensklaps met armen en beenen woest om zich heen te slaan, en Cossie's gehuil te accompagneeren - - - -
[246:]
Het plotseling en onnatuurlijk uitzetten van mevrouw Krobs' wangen, het opsperren harer oogen en het blazen harer neusgaten doen het ergste vermoeden, en Clara, die een afschuw heeft van scènes, en vreest dat ze in haar wensch om de beleediging, juffrouw Huigen aangedaan, te wreken, wat ver is gegaan, zegt nu op vriendelijken toon: "Komt, dames, laten we niet boos op elkander worden. Ik zou er waarlijk de onschuldige oorzaak van wezen door mijn praten over menschen, die het goed gewend zijn. En 't is toch zoo waar! niet, mevrouw Vuiste? U zult zeker dikwerf hetzelfde hebben opgemerkt, en u ook, mevrouw Krobs! Denkt maar eens een oogenblik aan al die hollandsche dames, die alleen naar Indië gekomen schijnen om op ons heerlijk land te schelden! De meesten van haar waren het ook niet zoo heel goed gewend." Indien Clara ooit een bewijs van doorzicht had gegeven, was het nu; indien Altens een nieuw staaltje van politieke bekwaamheid in zijn boekje had willen opteekenen, dan had hij in dit oogenblik in het damessalon moeten wezen. Het purper van mevrouw Krobs' gelaat sterft weg in een zacht rood, Gossie wordt met een vriendschappelijken blik te kennen gegeven, dat men nu van haar eischt zich stil te houden, Tottie toegereikt aan eene baboe, en tot algemeene vreugde, met groote snelheid afgevoerd, - - - na deze voorbereidende maatregelen, beklimt mevrouw Krobs het stokpaardje, dat Clara ter berijding heeft aangeboden.
vorige pagina | inhoud | vorige pagina