doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'.
In: Bataviaasch Nieuwsblad, 31 januari 1914


De Hollandsche Taal in Indië
Het was — nog niet zoo heel lang geleden — bij mijn komst in Indië. Des middags laat, vaal was reeds het licht, betrad ik de Indische kust; midden tusschen al de witgekleede menschen, die zoo vreemd aandoen in het begin, stond ik aan de kade. En ik reisde met een lokaaltje, dat merkwaardige lange rustpauzen behoefde, Insulinde's hoofdstad tegemoet.
Wees gerust, geduldige lezerskring, ik ga geen schotel bereiden van "eerste indrukken"; dit gerecht is zoo vaak en op zoo tallooze wijzen geserveerd, dat ik me er voor wachten zal u de mijnen, al ware het ook in een rondje salade met mayonaise, op te disschen.
Toch, er was wel iets dat mij opviel, dat ik u wil mededeelen. ik kwam dan na een lange reis — Amsterdam-Utrecht ongeveer, wat tijdsduur betreft — waar ik wezen moest.
Toen de uitbundigheid der eerste begroeting tot kalmer gemoedsgesteldheid was teruggevloeid, zei hartelijk mijn gastvrouwtje: "Je drinkt natuurlijk wat? een glaasje "aer blanda?"
"Pardon?" zei ik, een moment niet begrijpend, toen opklarend — aan boord had ik 't al geweten — "o ja,spuitwater. Graag".
"Och ja" lachte zij dadelijk het misverstand vattend, "'t is natuurlijk "spuitwater". Maar weet je, je zult het zelf ook wel ondervinden, als je hier pas komt, vind je al die Inlandsche woorden zoo grappig, dat je ze hoe langer hoe meer gebruiken gaat. We legden ons er in 't begin speciaal op toe..."
Ik dacht aan het Algemeen Nederlandsch verbond, waar mijn gastvrouw en gastheer enthousiaste leden van waren. En voelde nog niet héél veel voor het aardige van die Inlandsche klanken door onze taal gemengeld.
Later op den avond zou ik mijn kamer zien. "Vind-je 't niet eigenaardig zoo'n Indisch ledikant, zeg? Met die gesloten "klamboe" er om heen?" En die "goeling"? En de "sprei" met zijn breede kant?". Mijn gastvrouwtje babbelde allergezelligst. En ik dacht al maar aan die aardigheid met die Inlandsche woorden, die in de plaats van de onze gezet worden.
Ik ben er nu al aan gewend. Dat wil zeggen: aan het feit, dat de Hollandsche menschen in Indië hun taal verontreinigen. Niet aan die verknoeiing zelf.
Daar went men niet licht aan — ongeacht de "aardigheid" van het geval. Maar ik ben van alle kanten nu al zóó om de ooren gegooid met "kassian", "adoe", "kebon", "pisang" en de rest, dat ik het al heel gewoon begin te vinden, dat de Hollanders in Indië hun eigen taal niet meer kennen.
Ik ben zelf geen lid van het Algemeen Nederlandsch Verbond. En ik weet weinig van haar doening in Indië af. Maar, mij dunkt dat de taalzuiveraars die zoo fel elk Fransen, Duitsch of Engelsen woord buiten de deur van hun nationaal huisje gooien, en er ijverig een gelijkbeduidend woord in het Nederlandsch voor zoeken, mij dunkt dat zij allen een uiterst vruchtbaren veldtocht konden houden tegen de "aer-blanda" en de overige "aardigheden".
Want weet ge, het doet wel komiek aan die vrees van zoo'n Algemeen Nederlandsch
Verbonder voor een "secretaris" en een "redacteur", terwijl hij de "toekang aer" onschuldig vindt!

Hoe men denkt over vrouwelijke Zwijgzaamheid

Van den zomer zal de American Cup weer verzeild worden... De prijs, dien de Engelschen in weerwil van al hun pogingen nog niet van de Amerikanen hebben kunnen
afwinnen — hetgeen voor de Engelsche zeilsport een bittere pil is.
Drie zeiljachten zijn in den loop der jaren al bezig geweest om den American Cup in Engelsche handen te brengen — ze hebben het althans getracht — maar steeds tevergeefs. Het wordt langzamerhand een nationale eerezaak!
Dezen zomer nu zal Shamrock IV den strijd nog eens aanbinden nadat I, II en III van zijn naam gefaald hebben. Shamrock IV, ge zult het al raden, is een zeiljacht.
Shamrock de laatste verkeert in staat van wording. Zij staat in Engeland op stapel. Tot zoover is het alleen voor sportmen en nationalisten interressant.
Maar nu. Aan den bouw van de Shamrock mogen alleen ongehuwde werklieden arbeiden! Men is heel bang voorde vrouwelijke klappermondjes... Want, zoo zeggen zij, die denken het te weten, het is niet anders mogelijk, dat Amerika ons telkens den loef afsteekt, dan door verraad. Doordat het alle constructie-geheimen van het prijszeilend jacht te weten komt. En hoe zou het die kennen, als niet de vrouwen, die praatgragen bij uitstek, ze rondvertelden? Dus: geen gehuwde ambachtslui. Dan kunnen zij de geheimen niet aan hun vrouwen mededeelen—en Engelands sportglorie is gered.
Het is te hopen voorde brave Britten. Men gunne hun dat genoegen nu ook eens.
Maar ach-als dan toch die nationale nimbus hangt aan de vrouwetongetjes, dan zal het mogelijk niet veel helpen, deze rigoureuze maatregel. Want die werkmannetjes moge dan al de huwelijke staat ontzegd zijn-de minnende staat, om redenen van practischen aard, niet. En eer nog zegt de amoureuze jonkman al wat geoorloofd is, of wat dat niet is, aan zijn uitverkorene, dan de echtgenoot het aan zijn huisvrouw doet!
Buitendien en afgescheiden van al deze overwegingen, véél vrouwen zullen er niet zijn, die zich interesseeren voor de constructiebijzonderheden van een schip. Veeleer nog de vaklieden onderling, de kameraads onder elkaar. Zoodat, als er al verraad in het spel is, vermoedelijk dit moet verweten zijn aan de mannen. Intusschen jaagt de eigenaardige caelibaats-eisch heel wat stof op. Men gooit den angstigen sportmannen voor de Voeten hoe de groote landgenoot Gladstone er over dacht, over het zwijgvermogen der vrouwen. En het doet een vrouwelijk hart goed, dat te hooren. The grand Old Man vergunde, als premier, zijn ministers altijd de staatsgeheimen aan hun vrouwen mede te deelen. Hij zelf was gehuwd met een vrouw, die hem in alles, ook in zijn politieke loopbaan, tot voorlichting en hulp was, en die zijn volkomen vertrouwen genoot. Aan het einde van zijn roemrijk leven verklaarde hij, dat Mrs. Gladstone nooit een enkel woord verklapt had van wat geheim moest blijven.

Het Amerikaansche "Eigenkleid"
In Amerika is een beweging gaande om een eigen "mode", althans een eigen kleedwijze te crëeren. Er gaan stemmem op, die zeggen, dat al die na-aperij van het oude land - speciaal van Parijs - een bespotting waard is. Dat er toch waarlijk schoons en origineels genoeg in het eigen land gevonden wordt, waarop vrouwenkleeding geïnspireerd kan worden.
En zij zijn begonnen met te wijzen op Oud-Indiaansche versier-motieven, op de schilderachtige manier, waarop een Sioux en een Apache zijn wollen deken omslaat, en de squaw haar kleurige écharpe.
Dit denkneeld werd aangegrepen en uitgewerkt. Het resultaat is... allerbijzonderst. Men kan niet zeggen: mooi of charmant, of bevallig, maar: zeer eigenaardig. Het heeft de bekoring van het ongwone, van het niet-geziene. De kleuren zijn ongebruikelijke: violet-zwart met steenroode motieven, lederbruin, grijsgroen met wit en paars, licht van Dijk met bronzen over-siering. De vormen zijn uitzonderlijke: mantelcostumes in sac-vorm, beter: in Indiaansche vorm, wijde rechte losse jas; omgangen nabootsend de "blanket" op "warp", zoo los omgeslagen. Ook de garneeringen doen origineel. De zonderlinge hakige figuurtjes, die we in onze jeugd bewonderden (stonden ze niet "met bloed" op de kamp-tenten geteekend?) zijn tot boordsel verwerkt, op slip-ceintures aangebracht. Groote kralen in lange snoeren dienen almee tot siering. En dan de écharpes in primitieve kleren, die soms een groot deel van de japon vormen, doordat het moet verbeelden, dat de "squaw" er in gewikkeld is... 't Is héél eigenaardig, dat Amerikaanse Eigenkleid. Toch geloof ik niet, dat we behoeven te vreezen, dat we in Parijs onze excentrieke allermodieuste Amerikaanschen, die Rue de la Paix verdienstelijk helpen bestaan, spoedig zullen verliezen.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina