doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'.
In: Bataviaasch Nieuwsblad, 11 juli 1914


Voedering van hotelgasten
't Begint al aan boord.
Eten, menschen, eten tot je het barsten niet verre meer bent...
't Is je voorland in Indië, dus wen er maar gauw aan. Aan boord ziet men de passagiers dan ook buffelen — 't is of ze allemaal denken in verschillende variaties: herunter muss es en herunter gaat het. Men eet, alsof men een sport beoefent. En het gaat er mee als met alle sport: door training tot meesterschap. Na korten tijd hebben de overtochters een ongekende virtuositeit in het verteren van zwaarwichtige maaltijden. Het begint 's morgens met spekpannekoeken, biefstukjes en vette heerlijkheden voor ontbijt — en het gaat in die geest door, om de drie uur. Nu worden veelvra... eters niet geboren maar gemaakt. Wat wonder dus, dat er in Indië zoo royaal geofferd wordt aan den afgod "het Buikje?
Na zulk een inleiding!
Op welke wijze men de training tot veeleten toepast? Er is, als in elk doelbewust oefenen, systeem in. Men laat de slachtoffers niet tot zichzelf komen. Men jaagt ze om de zooveel tijd het eten door de keel, men ziet hen aan tafel en voedert ze, voedert ze... Men geeft ze geen tijd de mond af te vegen. Nauwelijks de laatste hap tusschen de tanden, een nieuw gerecht... Het is een prachtsysteem. Want het heeft na luttel dagen reeds tot resultaat, dat men niet anders meer wenscht, niet andersmeer kan. "Beste kind, je zult in Indië wel veel leeren eten", zeide m'n oudere tropenvriendin, die met leede oogen zag, dat ik van haar middagtafel niet zulke hoeveelheden verorberde, als zij misschien wel gewenscht had. "In Indië noemen ze zulke beetjes als jij eet, aanstellerige vogelhapjes.... trouwens, ik wed om al, watje wilt, dat je spoedig genoeg een gezonde eetlust zult hebben als je maar eenmaal daarginds bent."
Ik... ik rilde een beetje bij deze wetende autoritaire profetie. En ik verschilde met mijn gastvrouw wel wat in opinie over die kwalificatie "gezonde".
't Was een klein dialoogje, dat er gevoerd werd in de laatste weken, voor ik ging uit het vaderland.
Op de boot schoot me het zinnetje van de Indische dame weer te binnen: "je zult wel veel leeren eten..." ja dat was 't.
Ze leeren 't je. En nu ben ik al een tijd verder en ik heb al wat rondgezworven door Indische hotels. En ik moet zeggen; daar onderhouden ze lofwaardig het eenmaal geleerde. Ik heb met afgrijzen zitten kijken naar de hoogopgetaste rijstbergen met diverse prikkelingen en vleezen, die de hotelgasten in ongelooflijk korten tijd opslikken, "verstouwd" met vele glazen koud bier of ijswater. Als ik dan de roode, zweetende gezichten na zulk een toer zag, dan heb ik gedacht aan de uitspraak van een tropenmedicus, die zeide, dat maagkanker in Indië onder de Europeanen zoo merkwaardig veel voorkwam...
De enkelen, die geen rijstvoedering wenschen, zitten zich te goed te doen aan... winterkost. Ja waarlijk, midden op een heete tropendag eten we hier: zuurkool of boerenkool of bruine boonen met vet.
Ik was laatst in een hoofdstad van Indië. In ongeveer het grootste en beste hotel. Er was diner-concert dien avond. Mijn gedachten gingen even terug tot de leuke mondaine diners-concerts in "Victoria" in "Americain"..... in de tropen had ik 't nog niet meegemaakt, 'k Mijmerde waarlijk met wat heimwee.

Toen... "Ben jij 't waarachtig Aleid?"
Natuurlijk, een oude kennis van vroeger uit 't oude landje, clubvriend. Hij was al eenige jaren hier, we hadden elkander uit het oog verloren. Alleropgewekste begroeting. "Jongen, hoe kom jij hier?"
"Nou, dat diner-concert hè.... denk aan onze ouwe dagen — eterij met zoo'n strijkie — 't was toch maar allemachtig leuk."
Dus dezelfde herinneringen- juist als ik. Geanimeerd gesprek. Informaties over en weer. En toen: weet je nog wel — ? herinner je je nog — ?
Binnen zetten ze een marsch in. En Souzakoper schettering. "Waarachtig is 't al zoo laat ? wat gaat die tijd, als je met een ouwe kennis over de ouwe tijd boomt...
Onze apéritifs waren pas op toen, de zonderling-gesaccadeerde maten van een tango opklonken van de extrade, waarop het "strijkie" zat.
"Wwillen we nu... ?"
"Nog even — ik zit juist zoo gezellig te denken aan vroeger. Hè, Aleid, weet je nog, hoe die mooie kapelmeester in de tearoom smachtend voor je tafeltje kon staan fiedelen? Het Solvejgslied? weet je 't nog? die man, die al in vuur kwam, als hij je witte struisveer zag verschijnen?; dat je onder z'n gevoelvolle oogen niet gesmolten bent, heb je waarachtig aan die hoed te danken — hij stond er dan in extase boven op te kijken — van jou kan hij moeilijk wat gezien hebben onder die reuzenplak."
"Of dat fosche Tirolermadel, weet jij 't nog? die jou aliijd allerlei prullaria aansmeerde tusschen de Schuhblattler en het Jodellied in, of die nog wel 's aan je denkt, Kees?
"Och die is allang ergens in das schöne Land Tirol getrouwd met een boerejongen." "Nou ja, maar dat belet niet, dat ze aan je denken zou — zoo van tijd tot tijd. Beware, wou je, dat ze alleen aan d'r Mannerli dacht?" Het was leeg geworden om ons heen aan de tafeltjes. Trouwens, bij het eerste sein waren de meesten, alsof het aangenomen werk was, weggehold.
"Allons m'amie, nu gaan we nog 'ns echt gezellig, als in de ouwe tijd — hé ? zoo'n eterij met een strijkie — mooie vrouwen, mooie toiletten. "
"Het mooie fònd mis je hier, Kees. Mooie vrouwen - mogelijk, mooie toiletten — ook nog wel mogelijk — maar de stemmige deftige achtergrond?, dat wit hier allemaal is zoo saai, 't doet zoo niks — lijkt 't niet net of al die dames-opschik uit het kader is gevallen — de dames in avondtoilet en de heeren — in strandpakjes - Het gaat wat mank! Nee jong, het cachet van het heeren-zwart mis je hier wel."
Wij waren er — in de marmerbevloerde eetzaal, met de aankleeding ietwat in "Tentoonstellingsstijl", druk, barok, opdringerig. Maar dat blijft in stijl met het land, waar alles luidruchtig is: kleuren,stemmen, lichteffecten, verhoudingen en karakters.
Om ons tafeltje van twee stonden ze met hun vijven, de bediendes.
De bediening ging als electrisch. Nauw de laatste bete Zakouski op de vork, of klaar was de hand, die greep naar het bord, bij de laatste daling van de vork reeds smeet een ander gedienstig vingertal een rinkelend stel nieuw bestek rechts, en verdween gelijk van links het gebruikte — Nog kauwende kreeg men de soep voor zich.
"Jonge, de bediening" ... merkte Kees op, die tot adem zat te komen en zijn soep wat af liet dampen, „de bediening is hier kolossaal!"
Vijf paar spiedende donkere oogen keken toe, toen hij achteroverleunend in zijn stoel een herinnering zat op te halen van "die kelner, weet je nog wel, met z'n kale glimtest, die zoo vereerd was, als je 'm Ober noemde." Toen hij eindigde — "en later heb ik 'm nog in Scheveningen weergezien.... had ie een eigen sorbet-geschiedenis. Herkende me dadelijk —" en gelijk een garnalen pasteitje op zijn bord van de voorgehouden schaal merkte hij ineens., dat hij zijn soep niet gehad had...
Ze hadden hem 't volle bord onder z'n neus weggenomen, omdat hij zoo zat te talmen. Om ons heen zaten ze te jakkeren alsof 't "travaux forcés" was. Jachtig voorovergebogen, aten ze, en aten ze, en maar steeds kwam er meer, hap-hap, bord weg, vork weg, schoon bord, mes, vork, nieuwe schotel — nemen — eten—bord weg, enzoovoort. Rusteloos, eindeloos, als een cirkelgang in een benauwde nachtmerrie.
"Ze kijken je de happen in je mond," woordspeelde Kees. "'t Gaat waarlijk wat al te electrisch. Laat je me nou met rust?" dit tegen de dienende hand, die alweer naar zijn bord na half gevuld met asperges greep.
We hebben ons die avond verder erop toegelegd om in een behoorlijk tempo te dineeren. Maar op mijn woord, het kostte moeite. Met beide handen hebben we soms onze borden moeten vastgrijpen, onze glazen moeten beschermen tegen tien roofgierige handen, en dan bijwijlen kwam er nog een outsider" van een andere hoek aanstormen die de aanval onverhoeds herhaalde, van gedachte, dat het met de eterij van die twee daarginds niet in de haak was — ze zaten soms minutenlang zonder kauwbeweging. — Zoo hebben we met inspanning van krachten ons diner kunnen rekken vijf mopjes lang, bijna gedurende twee eetgeneraties, en toen wij onder net dessert en de languissante "Dernier Tango" een fijne cigaret opstaken — toen hebben we moeite gehad om ons dessert te houden — want daar wilden ze toen onmiddelijk mee van door.
En toen het orkestje boven "Tout ça, c'est pour l'amour," speelde, heeft Kees me onder z'n pousseje verteld van zijn eerste en eenige liefdesgeschiedenis onder de tropen — die ik natuurlijd niet over zal vertellen - maar waarvan het toch wel typisch is, dat ze afstuitte op het gebeuren, dat Kees te kieskeurig at, als bij bij de ouders van zijn meisje, welgesteld en welgedaan, te eten was.
En ofschoon het droef was, dat hij nu in het oud-Indische marmeren landhuis geen schoonzoon worden zou, heb ik om de reden toch even moeten lachen.
Gelukkig, dat mijn vriend al over zijn begeestering heen was, anders had hij t me zeker kwalijk genomen, 't Was trouwens al te laat: een andere pretendent had zich al warmpjes in de gunsten van het meisje en de familie ingegeten. - Mijn magere Kees is geen mensen om een welgestelde Indischgast te zijn. Maar daar hebben de Indische eetgelegenheden geen schuld aan.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina