doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'.
In: Bataviaasch Nieuwsblad, 1 augustus 1914


Uit de Vrouwenbeweging
Kopenhagen heeft de twee eerste vrouwelijke politieagenten aangesteld, de eéne bij ce afdeeling "zedenpolitie", de andere voor misdrijven door kinderen gepleegd. Zij zijn op dezelfde voorwaarden als haar mannelijke collega's in dienst genomen, en in de bedoeling ligt het, bij gebleken geschiktheid, het corps vrouwelijke agenten belangrijk uit je breiden. Men wil het namelijk daarheen leiden, dat alle visitaties van vrouwelijke arrestanten, hulp bij ongelukken of hospitaalvervoer van vrouwen en kinderen door vrouwelijke beambten geschieden zal. Het aanvangssalaris dezer vrouwen werd bepaald op 1300 kronen (ongeveer 900 gulden) een mooi begin alzoo!
In Amerika kan men de vrouwelijke politieagenten reeds veel langer.
Daar heeft men onlangs zelfs een vrouw, Dr Katherine Bement, in New York aan het loofd van het gezamelijk gevangeniswezen gesteld. Dr Bement is sedert 14 jaar werkzaam bij het gevangeniswezen. Zij staat over twee gevangenissen, een zeer groot aantal arbeidshuizen en verbeteringsgestichten, instellingen, die over de 5000 mannen en 700 vrouwen herbergen. Daarnaast, niet te onderschatten, heeft zij de controle over 600 ondergeschikten, welk personeel, merkt een vakkundige op, bijna even moeilijk te regeeren is als de gestraften. Ook in wetenschappelijke kringen vooruitgang op vrouwengebied. In Keulen is een vrouw directrice geworden van het museum van Oost-Aziatische kunst. Professor Fischer, de vorige directeur, stierf plotseling en men wist niet beter te doen, dan zijn weduwe te benoemen tot zijn opvolgster. Mevrouw Fischer was dan ook de aangewezen persoon. Zij was steeds de trouwe medearbeidster van haar man en natuuronderzoekster geweest, zoodat men waarlijk geen betere keus had kunnen doen. In Kiel bekleede mej. professor dr. Mesztorf indertijd tot haar overlijden de betrekking van museumdirectrice, zoodat mevrouw Fischer niet de eerste vrouw in dit werk is. Duitschland telt anders vergelijkenderwijs gesproken niet zoo heel veel vrouwelijke dr's. Slechts 200 AerUinnen, in heel het keizerrijk, Londen alleen heeft dit aantal binnen haar muren! Toch boekstaaft het "Berliner klinische Wochenschrift" met klaarblijkelijk enthousiasme de benoeming eener redactrice voor het "Zeitschrift für tuberkulose". Mej. professor dr. Lydia Rabirowitsch trad in de plaats van den overleden prof. dr. Rietner, den algemeenen secretaris van de Duitsche vereeniging tot bestrijding der tuberculose.
Het Berlijnsche vakblad, dat deze eerste intrede eener vrouw in de redactie van een medisch tijdschrift meldt, schrijft waardeerende en hoopvolle woorden over deze medewerking van vrouwelijke kracht tot de bereiking van het groote mooie doel der tuberculosebestrijding.
"De 21ste jaargang van het periodiek treedt in" schrijft het, "met een redactrice, het eerste dergelijke geval op medisch gebied, en wel met zulk eene, van wier medearbeid men de beste invloed op het tijdschrift voorspellen mag!"
Ook vrouwelijke astronomen zijn er al lang en al vele. Doch voor het eerst was het is toch dat een vrouw tot eerelid werd benoemd van de Britsche Koninklijke Astronomische Vereeniging. Miss Cannon viel deze eer te beurt.
De zeldzame onderscheiding is haar geworden wegens de ontdekking van een zeer groot aantal veranderlijke sterren en andere hemellichamen.
De voorzitter van het collega, dat miss Cannon de onderscheiding aanbood, wees er voorts op, dat deze astronome een vrijwel op zichzelf staande gave bezit uit het spektrum van een ster het type te onderkennen, waartoe zij volgens stoffelijke samenstelling enz. behoort. Hiermede heeft zij een werk zonder wedergade en zonder voorbeeld velbracht: meer dan 150 duizend sterren heeft zij op deze wijze geklassificeerd.

De naald
De naald, de naainaald, bestaat pas 500 jaar! men zou denken dat vòòr 1410, de vrouwen toch ook en veel geborduurd en genaaid hebben! Hoe het ook zij onze naald met zijn openingetje om de draad doorheen te halen werd in dat jaar eerst gemaakt door een eerzuchtigen Parijschen draadtrekker.
De man droomde van veel geld verdienen en een gemakkelijk luxueus leven en zon op een epochemakende vervolmaking van zijn ambacht. Toer. kwam hij op het idee van de naald. Tot dan toe gebruikte men doornen en metalen pinnen om er de kleederen mede vast te stellen en daarna ook nog heel lang, want de naalden waren onzegbaar duur, de vervaardiging heel kostbaar, de handwerkers tot de vervaardiging bekwaam, zeldzaam. Op vorstelijke toilettafels alleen werden de naalden vooralsnog aangetroffen, als kostbaar bruidsgeschenk aan vorstendochters geschonken. Zoo gaf Lodewijk de XVe zijn dochter bij haar huwelijk een kokertje naalden mede en in Engeland bracht Anna Boleyn de zooveelste vrouw van den wreeden Hendrik VIII, voor her eerst de naainaald mee uit Frankrijk.
In oude tijden bestond de bovenkleeding uit losse lappen, die met een enkele speld of spang bevestigd werden. De behoefte van andere bevestiging bestond toen dus nog niet. Onderkleeding droeg men weinig of geen.
In het Oosten, waar de pracht in de kleeding reeds vroeg hoogtij vierde, kende men reeds ten soort van kleeren-hechten en ook borduren geschiedde ten tijde van de Romeinen en Grieken maar het naaien zooals wij het kennen, de naaisteek zelfs, was toen nog niet uitgevonden.
In Noordelijker landen, waar ondergoed het noodzakelijkst was, werd ook de behoefte aan naaien het eerst gevoeld. Hoe kostbaar en zeldzaam evenwel de genaaide onderkleeding nog bleef, kan men opmaken uit het feit, dat koningin Elisabeth van Engeland nevens haar reusachtige garderobe van drieduizend japonnen — zes hemden naliet. De vraag rijst onwillekeurig, of men toen ter tijd onderkleeding zooveel moeilijker te vervaardigen vond dan japonnen?
Marie van Anjou, de vrouw van Karel VII, droeg in Frankrijk de eerste linnen hemden en Lodewijk XIV zat maar heel schraaltjes in zijn linnengoed! In de vorige eeuw, in dien rustigen tijd, toen onze grootmoezen voor alles tijd hadden, vierde de naaikunst triomfen. Fijne zoompjes en plooiseltjes, fijn linnen, het was de trots en de glorie der huisvrouw, wier grootste schat haar linnenkast was. Maar toen is de naaimachine gekomen en met haar het tijdperk van jacht en haast... en de naaikunst is op het tweede plan. Wie naait er tegenwoordig nog op de hand? Wie denkt nog over fijne peuterige zoompjes? Niemand!
Ja toch. De arme confectiewerkstertjes, die geen geld voor een naaimachine hebben. Die kromgebogen in het schaarsche licht van een dakvenstertje zitten te pieken op onze fijne confectieblouses, ons ondergoed, dat we, neen maar, zoo ondenkbaar goedkoop! in de groote magazijnen kunnen krijgen. Voor haar, arme zielen, is de naaimachine niet uitgevonden, voor haar trouwens bestaan maar weinig der voordeden van onze tijd, maar de nadeelen voelen zij des te scherper.

Nieuwe snufjes van overal
Het meest practische nieuwtje is de automatische mosterdpot. Mosterd droogt zoo akelig gauw uit en verliest haar smaak, dat weten we allen. In zulk een open potje op tafel, of met een dekseltje, waarin de opening voor het lepeltje staat het appetijtelijke goed gewoonlijk dor en duf.... De Duitschers die van mosterd houden bij hun knakworstjes, hebben er wat op gevonden. Een pot, die er uitziet, nu, ongeveer als een pepermolentje. Een vernuftige machinatie heeft tot doel bij he tdraaien van het zwengeltje een mosterdkroket uit het tuitje beneden opzijde te stuwen, zoo lang tot men ophoudt. Ziedaar. Practisch of niet?
Nu zou ik hier eigenlijk wat arabesken tusschen in moeten borduren. Wannt de Duitsche mosterdpot op het nieuwste Fransche snufje voor de fijne dessous.. hè? is de sprong erg hoog? of dunkt u, dat tusschen mosterd en peper niet zulk een reuzengroote afstand is?
Want peperduur zal wel het allerlaatste zijn: de beschilderde onderkleeding. In fijn wit batist zijn zij, versied met in waschechte kleuren geschilderde bloemen, deze teere broekjes en hemdjes. Een excentriekje met veel geld heeft het record geslagen met zwart glazen onderkleederen, waarop purperen rozen vlammen.
Of het mooie maar dure nieuwtje het veel verder zal brengen dan het toneel? Wermoedelijk is de sprong over het voetlicht te groot voor dit fijne bedenksel onzer sensatiezucht.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina