Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 8 augustus 1914
Iets dat zelden voorkomt Een moeder, die haar zuigeling vergeet, is over de heele wereld, onder menschen en onder dieren, een zeldzaamheid. Het is juist merkwaardig, hoe integendeel instinctief en intuïtief de moeders van allerlei slag haar kleintjes beschermen en zoo veilig mogelijk houtten. Men ziet het bij de kip, die haar kiekens niet verlaat en naar ze toerent voor de wielen van een rijtuig, men bemerkt het bij wilde dieren, die het leven dikwijls laten onder het schot van den jager, omdat zij hun welpen niet verlaten willen. De hinde is met haar jong een gemakkelijke prooi, wijl zij haar vlucht naar de wakke krachten van het jong regelt en, de vogels zijn het lichtst te attrappeeren, wanneer zij broeden of jongen onder zich 'n het nest koesteren. lemand, die veel fietst en overal, vertelde me eens, na een klaagzang over de domheid en de traagheid van Javanen in het binnenland, die zich nooit haasten en altijd nog nèt even oversteken willen, dat er maar één categorie van menschen was, die altijd met spoed uitweek en het 't minst gevaar opleverde: dat waren de vrouwen met kinderen in haar draagdoek! Die zorgden altijd, dat zij, de arm beschermend om het kind geslagen, veilig bijzijde stonden. Een automobilist maakte dezelfde opmerking bij zijn reizen door de wereld. Overal is de moeder het meest bezorgd voor haar kind, overal het meest oplettend en zorgvol, waar gevaar dreigt. Werkelijk een uitzondering is dan ook het volgende verhaal, dat gedaan wordt naar aanleiding van het overlijden van den groothertog van Mecklenburg-Strelitz, Adolf Friedrieh. In 1843, het roerige jaar der onlusten, werd deze vorst geboren. De Maart-ongeregeldheden te Berlijn hadden ook zelfs de brave, gemoedelijke Strelitzers opgewonden. Met angst en spanning zag de groothertogelijke familie de gebeurtenissen tegemoet, alits was onder den indruk der sombere tijden behalve één lid der familie. Adolf Friedrich trok zich van de heele zaak niet veel aan: hij was pas vier weken op het wereldrond, te kort nog om zich over de roeringen dier wereld bekommernissen te maken. Hij sliep rozig en welvoldaan in zijn vorstelijk wiegje op het Alt-Strelitzische slot, toen de bom eindelijk barstte en de ontevreden boeren met zeisen, dorschvlegels, hooivorken en schoppen optrokken als een heusche bende rebellen tegen de woning van hun gebieder. In één ding waren de Alt-Strelitzer niet zoo gewikst als het revolutionairen wel betaamt: ze vergaten, dat het paleis ook nog wel een achterzijde bezat. Terwijl zij voor aan de deur kabaal stonden te maken, en den vorst optischten om hem à faire te nemen over de maatregelen, die hun ongenoegen hadden, verliet door de achterdeur, als de muiden het zinkend schip, de groothertogelijke familie het slot. Vanaf de regeerder tot het koksjongmaatje draafden zij weldra in haastig aangespannen rijtuigen heen, terwijl de bomen nog voor de gesloten voordeur stonden te tieren. Een bediende, die de familie bij het instijgen behulpzaam was gewtest, schoot het ineens te binnen, dat hij het allerjongste lid van het gezin eigenlijk in geen der rijtuigen gezien had. Het kleine prinsje, Adolf Friedrich?, vroeg de man zich af, waar zou het gebleven zijn? Aan den Kamerheer von Dachröden deelite hij tenslotte zijn bevreemding mede. Ja, waar was het kind? De kamerheer herinnerde zich evenmin het gezien te hebben! Het slot nog eens ingaan? Het was roekeloos! de steeds aandringende boeren zouden het weldra bemeesterd hebben. Ten laatste besloten de beide mannen toch daartoe en omzichtig slopen zij het gebouw weer in, doorzochten de vertrekken en ja. In de kinderkamer, in zijn vorstelijk wiegje, lag als eenige bewoner van het voorvaderlijk paleis, rozig en welvoldaan nog steeds Adolf-Friedricb te slapen! Noch de baker, noch de min, noch zelfs de moeder hadden om het kleine ding gedacht het had niet veel gescheeld, of de zuigeling was als gijzelaar in handen der opstandelingen gevallen! Het conflict tusschen vorst en volk - beide partijen waren nog al gemoedelijk en goedwillend - werd kort daarop weer bijgelegd en de groothertog kwam weer in het genot van zijn slot en zijn zoon, die door den trouwen kamerdienaar zoo lang bewaard was. De brave man heeft twee groothertogelijke geslachten mogen dienen, hij stond aan het huis in een goed blaadje: natuurlijk!, de redder der dynastie mocht gaarne uitwijden over de "revolutie", die, gelukkig, bloedloos verliep en over den kleinen prins, die zulk een ontluikende geestkracht toonde door temidden van het verschrikkelijke geweld, waar honen bij wankelen, rozig en rustig te blijven slapen... Intusschen zou het merkwaardig zijn te weten, welke gevoelens de moeder bezielden, dat haar het wicht, dat zij eerst vier weken geleden gebaard had, zoo volkomen uit de gedachte kon zijn!
inhoud | vorige pagina | volgende pagina