doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'.
In: Bataviaasch Nieuwsblad, 24 augustus 1914


In deze tijden...

In de bladen allerwege de vermelding van opgerichte of op te richten weerbaarheidscorpsjes.
Tegen wat, tegen wien? Is het u allen wel duidelijk, mijn lezeressen, wat het doel is van uw plaatselijk corps? Ik schat u niet te laag, wanneer ik eraan twijfel. Hoe zijn niet de meeningen, de gedachten en de voorstellingen verward, hoe springen zij niet van hak op tak, zijn alle logica verloren! Ik heb mijn kennissen gevraagd, wat of zij zich die taak dachten van een bewapening der burgerij. En tot mijn verbazing was het meerendeel, vrouwen zoowel als mannen, van opinie, dat men bij een aanval van een mogelijken buitenlandschen vijand — medeoptrekken zou.
Hoe lijkt dit dwaas, welk een nutteloos bloedvergieten, wanneer waarlijk dit weinig geoefende handjevol personen tegenstand bieden zou willen. Waarlijk, men late dit aan de bevoegden, aan de militairen over en men hoede zich toch vooral tegen abnormale geestdriftexplosies, tegen het aanwakkeren van vechtlust — zooveel jonge haantjes eigen, die er maar dadelijk "op los wilien slaan." Al zulke ongemotiveerde excessen doen niet dan kwaad; waar kalmte en beredeneerde daden den toestand meester blijven, hebben heethoofdige naturen dien nog altijd verslechterd.
Toen de eerste dwaze paniek losbarstte, toen iedereen vreesde voor een gebrek aan leeftocht, zonder daarvoor eenige reden te kunnen aanvoeren, toen was ik toevallig in Java's grootste handelscentrum. En ik zag de dames als krankzinnigen fourageeren, zakken vol rijst weg koopen — "voor de hongersnood."
Als het volk oproerig wordt door de honger en plunderen gaat..." zeiden zij ter verklaring. Dus meenden zij haar plicht te hebben gedaan, met te zorgen, dat haar gezin in zulke fictieve, benarde tijden te eten had. Die reden van "plundering door hongerig volk" praatten ze elkander na, zonder verder indenken in dezen alzoo aangeduiden toestand! Want aan dat volk dacht men verder niet, als men de "voorraad" binnen had. Hoe kortzichtig! en hoe weinig van medegevoel getuigend. Wie zou er immers het eerst en het zwaarst lijden onder een abnormale prijsstijging? Het volk, het arme weinig credietwaardige volk, dat niet zooveel betalen kan en zich van de andere kant nog beknibbeld zou zien op zijn luttele inkomsten, waardoor de drang van omstandigheden vele werkgevers half of geheel het bedrijf stop zouden moeten zetten! Wanneer de honger den menschen tot ongeregeldheden drijft... kunnen wij er wel over oordeelen, die nooit gehongerd hebben?
Toen in die panische dagen ook die mogelijkheid in de opgeschrikte breinen was doorgedrongen — toen was er reden om zich nog meer te verbazen. Want toen greep men alweer naar de weerbaarheidscorpsjes en "men" zei: dat al die dapperheid en al die geweren dienen moesten... tegen het hongerende, plunderende volk (dat men in zijn ontstelde hallucineerende verbeelding al voor de poorten zag), tegen het volk, dat voedsel zou komen eischen voor de kinderen, voor de moeders, dat zijn recht op het leven zou laten gelden... In plaats van hulp wilde men het geweerkogels geven.
Zegt nu niet, gij vooraanstaanden, met een schouderophalen, dat zulke baker- en vrouwen-praatjes gentgeerd kunnen worden! Al zulke onzinnige ideeën resulteeren in de psychologie van de massa, geven de "algemeene stemming".
En daarom, gij vrouwen, weest u bewust van de plicht, die de uwe is, rustig te blijven, en kalmte in uw omgeving te houden. Gij beseft misschien niet, welk een vaak onherstelbaar kwaad er met graag vertelde, graag gehoorde sensatienieuwtjes gesticht wordt! Gij weet niet, hoe uw woorden, uw gedachten gaan van het eene verschrikte brein naar het ander, tot welke monstruositeiten zij worden, die wel degelijk de algemeenheid beïnvloeden en onheil kunnen stichten.
Vrouwen zijn heel gauw verschrikt, buiten het leven als zij gewoonlijk staan. En in haar ongeoefende geest, die niet gewend is te overzien, nemen de dingen dadelijk fantastische wanstaltige proporties aan en niet gewend ook, als zij zijn, zich te beheerschen, barsten zij dadelijk in luidruchtig gejammer los — alsof 't wat helpt! — en bedenken de zotste verzinsels.
Ik zou niet durven beweren, dat het gros der mannen verstandiger zou wezen, als hen niet de vrees voor bespotting van de wereld, waar zij door hun werk in moeten leven, terughield, terwijl hun ook gemeenlijk den tijd ontbreekt tot het uitspinnen van muizenissen! waar de dames in haar vele ledige uren helaas maar al te veel tijd voor hebben.
Wij weten allen, welk een weldadige sfeer er uitgaat van een kalm, beheerscht mensch.
Wel, ik geloof, we kunnen nu eenmaal niet allen zoo hoog staan, maar we kunnen er naar tráchten, wetende, welk een invloed er van ons uitgaat. Dat is onze hoog heilige plicht als mènsch en als vrouw. Want van ons kleine kringetje bepalen wij, ieder voor zich, de stemming. En al die kleine kringetjes vormen te zamen de maatschappij.
Zelfs wanneer de tijden ernstig werden, dan nog wonnen wij niets door angstig gejammer, door verstandsverlies! Daardoor verbetert men geen toestand, daardoor helpt men niemand. Daarmede demonstreert men slechts een ontstellende zelfzucht, door zijn eigen kleine schrikemotietjes hooger te stellen, dan het algemeen belang.
Waarlijk, wanneer de nood het volk tot de lippen stijgt, dan, laten wij onze weerbaarheid richten tegen de zinloozen en de slechtaards, die uit egoïsme of winstbejag voedselvoorraden aanhouden, laten wij handelen, zooals het menschen tegenover medemenschen betaamt. Dat is een mooi en nuttig doel voor onze weerbare vereenigingen.
En dat onze vrouwen weer haar groot en liefhebbend hart ophalen uit haar schoenen, het gevoelige hart, dat haar sekse-glorie is, en zich mogen laten leiden door de schoone gevoelens van naastenliefde, die er in elk vrouwelijk gemoed zijn! Daar zal onze samenleving oneindig meer mee gebaat zijn, dan met geestdrifterupties en onrijpe, onwijze dapperheid!

Humor uit deze tijden
O, er is voor een librettist stof voor massa's operetten te verzamelen in deze dagen. Zoo van die slimmighedens, die Serenissimus telkens debiteeren en doen kan, om het publiek van de eene schaterlach in de andere te brengen.
Ik ken een dame van zéér respectabele corpulentie... ahem... 't is toch discreet uitgedrukt nietwaar En deze dame óók raakte, par maniere de dire, onder de druk der tijden. Toen is zij gereden naar het kleine
Chineesche winkeltje van de plaats en heeft er gekocht... honderd vijf-en-zeventig pond boter... de geheele stock van het winkeltje. Of zij van plan is zichzelf in de boter te conserveeren en welk procédé zij daarbij toepassen zal, heb ik niet kunnen ontdekken.
Intusschen was het winkeltje van boter ontbloot. Een andere koopster, die juist even te laat de bussen in de auto zag laden, citeerde, gevarieerd, de Max Havelaar.
Zij zeide: "Stik in boter en verdwijn!" Dat was niet lief, maar begrijpelijk. Een andere dame was op weg naar een postkantoor, geagiteerd en haastig. "Ik ga postzegels koopen," riep ze, "voorraad inslaan."
"Voorraad? hoe zoo?"
"Wel ik ben bang, als de postdienst misschien over eenigen tijd gesloten wordt, dat we geen postzegels genoeg zullen hebben om brieven te verzenden."

Er is deze dame eerst een licht gaan gloren, toen iemand antwoordde: "Dan zou ik maar geen moeite doen, want als de postdienst sluit, worden de brieven ook niet meer verstuurd!"
Zoo gaat het, als men het hoofd kwijt is!

De Vredes-idee
Bertha von Suttner is nog juist bij tijds heengegaan, dat haar deze ontzettende desillusie is bespaard gebleven. Hoe heeft zij gewerkt en geleefd voor de vredesidee en hoe lijkt nu plotseling alles te niet gedaan, al onze begrippen van menschelijkheid en naastenliefde door deze verschrikkelijke oorlog!
Zij heeft het niet meer beleefd, gelukkig, zij, die de "Vredes-Bertha" werd genoemd. Op 21 Juni is zij overleden, 71 jaar oud, juist een groote maand voor de werelbrand uitbarstte. In September 1913 sprak zij nog bij de opening van het Vredes-paleis... tien maanden daarna lijkt het vredespaleis wel een ironie geworden, lijkt Europa teruggekeerd tot oude barbaarsche tijden.
Maar Bertha von Suttner rust na haar goed besteed leven, heeft ons haar "die Waffen nieder" gelaten als levenswerk.
Zij werd als Bertha, gravin Kinsky in 1843 te Praag geboren. Later huwde zij met freiherr Von Suttner. Daar de beschrijvingen, die Florence Nightingale gaf van de gruwelen van den oorlog, bewogen en geïnspireerd, schreef zij haar wereldberoemde werk, dat zij niet betoogend, niet theoretiseerend, maar in romanvorm maakte, om zoodoende de menigte te bereiken. En zij heeft haar doel bereikt! Dat getuigt onze gemeenzaamheid met de vredesidee.
Vóór dat "die Waffen nieder" verscheen, dacht men aan de mogelijkheid van wereldvrede zelfs niet! Want de storm van oppositie en minachting, die opstak tegen het werk dezer vrouw, sprak boekdeelen. En trots dit alles, misschien zelfs ook met behulp van dat alles, werden Bertha von Suttners gedachten langzaam-aan gemeen goed.
In 1905 gewerd haar de Nobelprijs voor den vrede.
En in 1913 voerde zij het woord in het nieuwe vredespaleis, weer een mijlpaal op den weg naar den algemeenen vrede....
En in 1914....
Bertha von Suttner moge zacht, en onwetend van dit al, rusten.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina