J.M.J. Catenius-van der Meijden: 'Kwée-kwée' uit: Groot nieuw volledig Indisch kookboek Van Goor Zonen: Den Haag/Brussel, [zonder jr, eerste dr. 1902]
[831:]
Kwée boegies
Een pond ketanmeel, dikke santen van 1 klapper, pisang-bladeren. Voor het vulsel: 1 geraspte klapper, 1/4 pond javaansche suiker, 1 a 2 eetlepels ketanmeel.
De santen wordt warm gemaakt (niet gekookt) en met het ketanmeel tot zulk een deeg geroerd, dat men er kleine balletjes van kan maken. Vervolgens neemt men een vierkant stukje pisang-blad, doet daarin een balletje en drukt dit met den vinger plat. Nu vult men dit platte deegje met het volgende vulsel en vouwt het dan dicht. De geraspte klapper wordt met de te voren geraspte javaansche suiker even opgebraden en het ketanmeel er doorheen geroerd. Als dit vulsel op het platte deegje is gedaan, wordt het balletje dicht gemaakt en plat aangedrukt; hierop doet men een scheutje dikke santen en vouwt daarna het pisangblad dicht. De pakjes worden daarna dichtgemaakt, eenigszins plat gedrukt en in een koekoesan gaar gestoomd.
[832:]
Kwée broeder djagoeng
10 Geraspte djagoengs, 8 a 10 eieren, wit en rood apart geklopt, eenige lepels boter, eenige lepels suiker, beschuitkruim.
Het djagoeng raspsel zet men op een tangòk, tot 't water er uit is gelekt. Dan neemt men die geraspte djagoeng uit de tangòk, doet het in een schaal en roert er een paar lepels gesmolten boter, een paar lepels suiker door (naar smaak) en langzamerhand roert men er de geklopte eierdooiers en het geklopte eiwit door. Neem nu een bakblik met opstaanden rand, wrijft dit goed met boter in en bestrooi het met beschuitkruim, waarna men er het djagoeng deeg in doet. Hierop strooit men beschuitkruim en laat deze koek verder in den oven licht bruin bakken.
[833:]
Kwée caras-caras
Drie ons rijstmeel, 1/2 kopje gesmolten witte suiker, een kopje water, klapperolie.
Het meel wordt met het water en de suikerstroop aangemaakt. Kneed het nu goed door elkaar. In een wadjan maakt men versche klapperolie heet. Vervolgens doet men wat van het beslag in een drabbelkoektrechter of in een batok met gaten, laat dit in de heete olie loopen en geeft er, onder het vloeien, den krakeling vorm aan, of den dubbelen vorm evenals de vermicellikoekjes. Bakken tot ze bruin worden. Haal de koekjes er dan met een schuimspaan uit.
[834:]
Kwée kelepon
Een pond ketanmeel, een weinig sirih-kalk en wat lauw water, stroop van javaansche suiker, geraspte klapper, zout.
Het meel wordt met water en de kalk tot een deeg gemaakt, waarvan men kleine balletjes vormt. Deze balletjes vult men met een scheutje javaansche suikerstroop en maakt ze weer dicht. Nu zet men water met zout op, tot dit kookt. Werp de balletjes er een voor een in; als het water opborrelt, neemt men er de balletjes uit en stort ze in koud water met zout. Daarna haalt men ze uit het koude water en wentelt ze, een voor een, in geraspte klapper.
vorige pagina | inhoud | vorige pagina