doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

J.M.J. Catenius-van der Meijden: 'Kwée-kwée'
uit: Groot nieuw volledig Indisch kookboek Van Goor Zonen: Den Haag/Brussel, [zonder jr, eerste dr. 1902]


[824:]

Knolgewassen en grooie aardvruchten als Kwée-Kwée

(Kollaks) Zie verder recept No. 900.

Men eet gekookte knolgewassen en groote obisoorten in stukken gesneden en gekookt, met geraspten klapper - al naar smaak ook met suiker (goela-djawa, 't zij als stroop of geraspt).
Zoo gebruikt men ook djagoeng-pitten, die gekookt en daarna geraspt zijn, met geraspten klapper en geraspte goela-djawa. (Zie de recepten nos. 900 - 905).

[825:]

Kwée adas

Twaalf eieren, 1 kop vol witte suiker, 1 kopje meel, 1 lepeltje anijsolie, een weinig zout, boter.

De eieren klopt men, met het wit, goed tezamen, voegt er daarna de hoeveelheid suiker en wat zout bij en klopt dit tot het wit ziet; vervolgens lengt men het meel met deze geklopte massa aan en doet daarna de anijsolie er bij. Men bakt het, in een met boter bestreken vorm, in een oven, die matig verwarmd is of in een taartpan, met onder en boven vuur. Het vuur mag van onder niet te heet zijn. Als het gaar is, doet men het warm uit den vorm op een schaal over

[826:]

Kwée ananasprol

Eén ananas, 6 eieren, 4 à 5 lepels suiker, 3 à 4 kopjes melk, 12 dunne sneedjes wittebrood zonder korstjes, 1 theelepel fijne kaneel, suiker, beschuitkruim, boter.

De ananas wordt aan schijfjes gesneden. Daarna klopt men, van de zes eieren, het wit en de dooiers, elk afzonderlijk. Voeg bij de geklopte dooiers de melk, suiker en het kaneel, week er het witte brood in en doe ze, laag-om-laag, met de sneedjes ananas, in een met boter bestreken vuurvaste schaal; de bovenste laag moet brood zijn. Deze laag bedekt men met het stijfgeklopte eiwit en stroot hierover wat beschuitkruim en suiker. Bak het, met van onder en boven buur, in een matig warmen oven.

[827:]

Kwée apem ceylon I

Een pond geraspte tepong-bras, een paar kopjes legèn, 3 lepels klapperwater, 2 geraspte klappers, 10 geklopte eieren, 1/4 pond witte suiker, boter, een weinig zout.

De tepong-bras wordt droog gebraden, daarna gezeelfd; de grove deelen worden daarna fijngestampt en nogmaals gezeelfd. Des avonds, voor de ndag van bereiding, ment men dit gezeefde meel met de legèn en het klapperwater en laat dit den geheelen nacht rijzen.

Van de twee geraspte klappers perst men de santen en doet hier een weinig zout bij.

Den volgende dag roert men de santen, de suiker en de tien geklopte eieren door het gerezen deeg. Dit beslag bakt men in een aarden, met boter bestreken, vuurvasten schaal, met van onder en boven vuur.

[828:]

Kwée apem ceylon II

Twee kopjes tepong-bras, 18 eierdooiers, 9 eiwitten, 2 kopjes bras-boebper, 1 volle kop legèn, 3 lepels gesmolten boter, 1 a 2 kopjes dikke santen, suiker en zout naar smaak.

De eierdooiers worden eerst goed geklopt; daarna roert men voorzichtig de tepong-bras met de santen aan, roert hierbij het fijngemaakte bras-boevoer, vervolgens de legèn, de boter, de suiker en het zout. Men bakt dit, evenals hierboven, in een met boter bestreken vorm, in een matig warmen oven, met onder en boven vuur.

[829]

Kwée bebieka

Een pond tepong-bras, 1 geraspte klapper, 1/2 pond javaansche suiker, pisang-bladeren, zout.

De tepong-bras moet men eerst goed zeeven, de grovere korrels fijnstampen en nog eens zeeven. De javaansche suiker wordt geraspt óf tot stroop gekookt. Uit den klapper perst men dikke santen, vermengt dit met het meel, het zout en de javaansche suikerstroop.
Als het meel goed geroerd is, stort men dit over in een koewali, waarin men een pisang-blad heeft gelegd. Men overdekt het overgegotene wederom met een pisang-blad, dat men eerst met wat olie of boter heeft besmeerd. Doe hierop een plat deksel, kleiner dan de koewali, zoodat het den kook neerdrukt en bak dit gaar met onder en boven vuur. Men moet wel oppassen, dat het niet aanbrandt.

[830]

Kwée bidaran

Een pond ketanmeel, 12 geklutste eieren, een weinig sirihkalk, 1/2 pond, of meer, witte of bruine suiker, een weinig zout, 1 kopje dikke santen, klapper-olie.

Het meel wordt gezeefd, daarna eenige uren in de zon gedroogd. De geklutste eieren worden nog eens goed met zout geklopt en met de kalk door het meel gedaan; verder met het kopje santen van dit mengsel een kneedbaar deeg gemaakt en dit tot kleine balletjes gevormd, die men in kokend heete olie bakt, daarna met witte of geraspte bruine (Java) suiker voordient. Men kan ook de witte suiker tot stroop koken en daarin de balletjes deeg gaar koken, die dan niet eerst worden gebraden.


vorige pagina | inhoud | vorige pagina