doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

J.M.J. Catenius-van der Meijden: 'Kwée-kwée'
uit: Groot nieuw volledig Indisch kookboek Van Goor Zonen: Den Haag/Brussel, [zonder jr, eerste dr. 1902]


[845:]

Kwée lapis I (Spekkoek)

(Wordt door twee personen samen gebakken) Dertig eieren, het wit apart geklopt, 30 eetlepels fijne droge witte suiker, 15 eetlepels gezeefde bloem, een pond gewasschen boter, 2 dessert-lepels fijngestooten roode rijst (bekend onder den naam van ang-khak) (chineesch), 1 theelepel kruidnagel-gruis, 1 theelepel fijngestooten kardemom, 1/2 theelepel fijngestooten kaneel, gesmolten boter.

Wanneer men het beslag voor dit gebak wil maken, zijn er twee personen daarvoor noodig evenals twee koekepotten en twee diepe kommen en twee rieten bezempjes of eierkloppers. Het eene beslag mag niet langer dan het andere blijven staan. Daarom verdeelt men de boven opgegeven ingrediënten in tweeën.
In den eenen koekepot roert men zestien eierdooiers met zestien lepels witte fijne droge suiker glad als boter gedurende een uur. Daarna voegt men er, lepelsgewijze, acht eetlepels bloem door en weldra onder voortdurend roeren bij kleine hoeveelheden een half pond uitgewasschen boter. In den tweeden koekepot doet men de rest van de eierdooiers (veertien) met zeven lepels droge witte suiker en zeven lepels bloem benevens de hierboven vermelde specerijen en een half pond boter. Wanneer het beslag in de beide koekepotten goed beslagen is, voegt men er lepelsgewijze de tot schuim geslagen eiwitten in, bij de zestien eierdooiers ook zestien eiwitten. Vervolgens bakt men dit gebak aan lagen in een springvorm, die men eerst goed met boter heeft bestreken. De eerste laag moet goed droog en doorbakken zijn; alvorens men er de tweede gekruide laag beslag op doet, drukt men het met een neteldoeksch lapje over dé hand, gelijk, daarna wordt er met een kwastje wat gesmolten boter overheen gestreken. Nu bakt men ze om en om aan lagen. Wanneer men vier lagen gebakken heeft, prikt men er met een breinaald in, blijft er niets aan de breinaald hangen, dan zijn de lagen gaar, en kan men dus voortgaan met bakken, anders moet men ze nog even door laten bakken.
Om het beslag op te scheppen gebruikt men een niet te groote soeplepel.
Gemakshalve maakt men dit gebak ook wel alleen van het eerste beslag en bij iedere laag, die men bakt, bestrooit men het goed met de bijeen gemengde kruiden en dan weer gewoon beslag.

[846:]

Kwée lapis II (Spekkoek)

3 Kopjes bloem, 3 kopjes suiker, 3 kopjes gesmolten boter, 20 eieren, het wit apart geklopt, 1/2 notemuskaat, geraspt, 1/2 lepel kruidnagelgruis, 1/2 lepel fijngestampte kardemom, 1 lepel fijne kaneel, 1 lepel fijngestampte foelie.

Bereiding en bewerking als hierboven, recept No. 845.

[847:]

Kwée lapis III (Spekkoek)

Een half pond bloem, 1/2 pond boter, 20 eieren, het wit apart geklutst, een of ander soort gelei.

De eierdooiers klopt men met de suiker, tot het wit wordt; de boter smelt men en roert dit langzaam, met het meel, door de geklutste eieren. Daarna voegt men er het tot schuim geklopte eiwit bij. Men bakt hiervan drie dikke lagen, in een springvorm.
Wanneer de lagen, een voor een, gaar zijn - men bakt elke laag afzonderlijk gaar - dan doet men er gelei tusschen en plaatst de lagen op elkander. De koek wordt van buiten, in de rondte, geglaceerd en bovenop met ingelegde vruchten of suikerwerk versierd.


vorige pagina | inhoud | vorige pagina