Anna de Savornin Lohman: Liefde uit de gelijknamige bundel, waarin ook opgenomen 'Mara' Amsterdam: L.J. Veen, [1905]
[94:]
IX.
En van toen af aan wisten ze 't allemaal in huis, dat zij na den zomer zich met hem verloven zou in 't publiek. . .. Er was niet over gesproken ronduit. Maar ze wisten het. . . . . allemaal. . . . "Zus" . . . . en haar man, zijn broer. . . . en Frits en zijzelve. . . . . Zelfs de kinderen vermoedden aan de stille-vreugdstemming van gewijde kalmte, dat er iets bijzonders op handen was. Ze wisten niet wat. . . . Maar ze voelden dat er iets in de lucht zat iets goeds, iets prettigs. . . . !
[95:]
Als een feeststemming hing 't over 't huis. . . . het komend geluk. . . . "Zus" had haar 's avonds na die wandeling in de oogen gekeken, en toen Frits aangezien, en toen had ze niet véél gezegd; maar ze had haar goedennacht gekust, zoo anders, zoo veel warmer dan gewoonlijk. . . . . En Liesbeth durfde er nauwlijks over spreken. Het leek haar nog te mooi, te vreemd, om wáár te zijn, dat ze een nieuw leven, een geluksleven beginnen ging. . . . Ze zat soms heele tijden stil en schreide, zonder te weten waarom. . . . . van wondere vreugde, om de toekomst, en smart óók, om 't verleden. . . . Want, dan weer ineens, greep haar de angst aan om 't onherroepelijke. . . .
[96:]
Had ze lief? Was dat de zalige, niets-eischende, tot elk-offer-bereide liefde van haar éérste huwelijksleven? Zou ze ooit van Frits door de vingers kunnen zien, wat ze haar éérsten man zoo bereidwillig had vergeven, omdat ze hem eindeloos liefhad? Neen, neen. Neen, dit was geen liefde. Dit was niet meer dan vriendschap, achting; een week, teer, aanhankelijk, bewonderend gevoel. . . . bovenal een dank gevoel, omdat haar kind een vader kreeg, een vader, die hem dat zijn zou, vader, hem een voorbeeld, een leidsman, een steun zou wezen! En ze schreide, om het leven, om zich-zelve, om Frits, dien ze niet-genoeg lief-had. . . . .
inhoud | vorige pagina | volgende pagina