doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Louise B.B. : Njootje en Nonnie
In: Eigen Haard, 1906


Itja stond nu on blakende gratie en mocht vaker en langer bj Njootje blijven spelen. Des middags vergezelde zij hem, naast zijn wagentje loopende op zijn dagelijksch ritje. En zij bleef in de gunst, ook toen Baboe-njo, tien dagen later, even onverwacht als zij vertrokken was, het hek weer in kwam wandelen, bestoven, verhit, de slendang vol fijn ooft en geurende bloemen voor de sarongs en kinderkleertjes voor nonja-besar, uit dankbaarheid omdat nonja zoo vriendelijk was geweest haar te laten gaan. De berichten die zij meebracht waren anders heel treurig. Zij had haar tjoe-tjoe's [kleinkinderen] heel ziek gevonden, de jongste, een kindje van nog geen jaar, stierf den eersten nacht van baboe's verblijf bij hare dochter, de oudste was nu aan de beterhand, maar erg zwak nog, zoo uitgeput door de ziekte, dat ze als een blok hout op haar baleh-baleh lag...! Ja, natuurlijk, de moeder was ziek van droefheid en... nonja-besar moest niet boos worden..., baboe vroeg wel vergiffenis voor haar groote vrijpostigheid, maar baboe zou graag nog meer voorschot willen ontvangen om "arroet en so'kla" te koopen voor het herstellende kind en wat geld te zende naan hare dochter, die schuld had moeten maken door de dure ziekte harer kinderen en de begrafenis. Marie gaf eieren, arrowroot en chocolade voor het zieke kind aan de baboe en beknibbelde haar niet op het gevraagde hooge voorschot, te blijde dat baboe toonde te willen blijven bij Njootje. Zij had vriendelijk en goedgeefs tegen de geheele wereld willen zijn, want haar achterlijk ventje ging zichtbaar vooruit, sinds hij een speelmakkertje had. O..., wel bleef hij ver achter bij de kinderen, van zijn eigen leeftijd, maar hij kreeg toch meer besef dan hij ooit had getoond. Nog dezen ochtend..., had hij, zonder dat zij of Itja geholpen hadden, geheel uit zich zelf, eenige blokken in een kring geplaatst als fundament voor een torenbouw...! En een begrip van kruipen kreeg hij nu ook al, zelfs zonder lokaas, het nut zich te kunnen verplaatsen begon tot hem door te dringen! Was dat niet al veel!
O, Willem schudde wel altijd medelijdend het hoofd als zij hem opgewonden vertelde wat zij en Itja weer niet al gedaan gekregen hadden van hem en om het gesprek op iets anders te werpen, vroeg hij dan wel eens lachend: "Wanneer geef-je de nieuwe kinderjuf opslag voor al haar goede diensten...!"
Och, zij wist wel dat Willen niet meer geloofde aan vatbaarheid tot ontwikkeling bij hun kind, sinds de dokter tegenover hem het woord: "idiotisme...!" had laten ontvallen. Hu..., daar huiverde zij nòg van, van dat akelige woord: "idio...!" Neen, neen, neen, nooit zou zij de hoop opgeven dat er eindelijk nog eens een verandering ten goede komen kon, komen moest, bij hun eenige kindje! Als een klein inlandsch, of zoo goed als inlandsch meisje, reeds in staat bleek alleen door hem met spelen bezig te houden, Njootje verder te brengen dan hij ooit geweest was, wat zou dan niet een oordeelkundige behandeling in het moederland kunnen uitrichten! Misschien leerde hij daar wel praten... en..., haar geheimste stil gekoesterde illusie, dan zou hij haar eindelijk kunnen noemen bij den naam waar ze al vier jaar gehunkerd had: bij den eenigen, lieven, moedernaam...
En Marie begon, evenveel als haar man, belang te stellen in den verschillende oogsten van Tanah-Kaja. Hoe eerder zij naar Holland konden vertrekken, hoe beter het zou zijn voor hun eenigen schat en diens toekomst.
"Zoo... en de kleine kinderjuf, wat moet dan van haar worden?" vroeg Willem, aan wie zij niet kon nalaten, haar hopen en verlangens te openbaren: "Heb-je haar in het paradijs van je omgeving gebracht om haar weer onverwacht terug te stooten in den kampongpoel? Ik hoor dat de dagen van die oude grootmoeder zoo goed als geteld zijn!"
"O, die oude nènèh is lang dood en begraven voor wij gaan kunnen!"
"Daar heb-je het al..., en Si-Itja, wat wordt er dan van dat aardige kind?"
Lang zweeg Marie, toen hernam ze op een toon als deelde zije en groote weldaad uit: "Tegen dien tijd zal ik over haar schrijven aan mevrouw Van Amedongen, de vrouw van het Lid van den Raad van Indië op Batavia. Zij is Regentes van het Parapatan weeshuis, ik ken haar wel, ze is een oudere zuster van Suze Klaarberg, mijn oude schoolvriendin. Je hebt gelijk: door het naar mij te noemen heeft Sarina mij verplichtingen opgelegd tegenover haar kind. Ze is onmisbaar geweest voor Njootje, wij mogen dus wel wat voor haar doen...!" En toen eindigde zij met moederlijk egoïsme: "Ik zal voor haar zorgen, maar eerst als ons vertrek bepaald is..., Njootje moet zoolang zijn kleine juf behouden!"

***


inhoud | vorige pagina | volgende pagina