doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Fiammetta: Noodlot. Oorspronkelijke Indische Novelle. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 1902
Vrijdag 20 Juni 1902- aflevering 17


Het waren brieven van vriendinnen die haar over allerlei kleinigheden schreven en daartusschen werd hij een brief gewaar, waarvan het schrift hem bekend voorkwam. Hij nam dien brief uit het couvert en vouwde het papier open. De brief dateerde van eenige dagen geleden en luidde: "Liefste schat!"
"Kom, als het je mogelijk is, Woensdag bij mij. Ik heb dan geen dienst.
O, lieveling, hoe reikhals ik naar je komst en hoe vurig is mijn verlangen je in mijn armen te sluiten, zoo vast dat je bijna geen adem kunt halen. Ik reken er vast op. Zie je man wijs te maken dat de modiste je noodig heeft om te passen of weet je een ander leugentje?
Eeuwig
Je doodelijk verliefde Guus."
Rudy staarde op het. papier en al bleeker en bleeker Werd zijn gelaat. Zijn borst was als toegeknepen door brandende smart. Zij die hij liefhad, die hij zoo hoog stolde, zij bedroog hem, had hem reeds lang bedrogen misschien, terwijl zij zijn kussen ontving en huichelachtig zijn liefkoozingen beantwoordde! O, hij zou haar kunnen vermoorden! Zijn blik viel op het portret waarop zij stond in bruidsgewaad. Zoo schoon en toch zoo verdorven!
Hoe haatte hij haar! Zijn liefde was dood; het bewustzijn leefde slechts in hem dat zij schande over hein had gebracht en den naam dien zij van hem ontving door het slijk had gesleurd.
Hij kermde zacht als een doodelijk gewond dier. Immers zij was reeds zoo onbeschaamd den officier te bezoeken! ledereen wist dus van zijn schande! Zijn leven, zijn toekomst was verwoest! Men stak zeker achter zijn rug al den draak met hem. Men bespotte, hem!
Hij barstte in een akelig snikken los maar herstelde zich spoedig en besloot zich te wreken.
's Avonds kwam Aliette thuis en haar neef vergezelde haar.
Een doodelijk bleek overtoog Rudy's gelaat toen hij hen samen zag.
"Dag, mannetje," riep Aliette vleiend, terwijl zij naar hem toe. liep, haar mond biedend tot een kus.
Hij bewoog zich evenwel niet en toen Guus hem de hand toestak, scheen hij deze niet te zien.
"Ben je ziek?" vroeg Aliette angstig, gevaar duchtend.
"Ziek ben ik niet. Ik hen beleedigd, doodelijk beleedigd! En hierover wenschte ik jelui te spreken!"
Zij volgden hem naar Aliette's vertrek, nieuwsgierig en bevreesd, terwijl Rudy zenuwachtig met een karwats speelde.
Zij namen plaats. En Rudy toonde den verbleekten officier den brief dien hij gevonden had.
Gustaaf zweeg. Aliette brak in schreien los, wierp zich op de knieën en riep:
"Vergiffenis, Rudy! Vergiffenis!"
Maar Rudy richtte zich in zijn volle lengte op.
"Sta op!"beval hij: "Je plaats hier heb je verbeurd. Je behoort hier niet meer thuis. Ga met hem. Je bent vrij!"
"Je jaagt me weg," gilde zij ontzet.
"Ik doe het jelui beiden!"
Hij hief de karwats op en joeg hen, hevig slaand, voor zich uit totdat zij de stoep hadden bereikt.
Gustaaf vloekte en verweerde zich en sprak van voldoening vragen, waarover Rudy spottend de schouders ophaalde.
Gillend riep Aliette den koetsier om in te spannen. Nog in zijn koetsierspakje kwam deze hevig verschrikt aanloopen.
"Ga heen!"beval Rüdy. Mevrouw mag van mijn rijtuig geen gebruik meer maken!"
En hij staarde hen na tot zij als een paar weg gezweepte honden het erf verlaten hadden, nageoogd door nieuwsgierige inlanders. De jonge officier eischte — waarschijnlijk gevoelend welk een laagheid hij had begaan — geen voldoening en nam kort daarop zijn ontslag uit den dienst.
Aliette's moeder deed al het mogelijke om Rudy te bewegen zich met haar dochter te verzoenen. Hij wees echter elke poging beslist af.
Het was nu stil in het oude huis en de bedienden spraken slechts fluisterend, alsof men vreesde een kranke te storen. Hij leed nu aan vlagen van melancholie en kon soms uren in zijn kamer zitten in somber en droefgeestig gepeins en niets vermocht hem op te wekken.
De suikerprijzen daalden, de employé's behartigden de belangen van het landgoed niet, terwijl de nieuwe machinist de sociëteit al te trouw bezocht en ijverig aan Bacchus offerde.
Rudyss gelaat werd smal en bleek. Hij voelde zich eenzaam en verlaten. In de stad verscheen hij niet meer. (Wordt vervolgd.)


inhoud | vorige pagina | volgende pagina