Fiammetta: Noodlot. Oorspronkelijke Indische Novelle. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 1902 Donderdag 19 Juni 1902- aflevering 16
Reina lachte, gelukkig over liet wederzien en kuste haar schoondochter op de wangen. Aliette zag Marieke en zoodra het mogelijk was, Rudy in het oor, dat mama bonne betoel een spook was!" Aliette vroeg niet wanneer mama bij hen zou komen inwonen en Reina sprak er niet over. Marieke wilde zich verwijderen, maar Reina hield haar, vriendelijk berispend, tegen. "Neen, ga niet heen, mijn kind," sprak zij, "uw plaats is nog thans bij mij." Rudy begreep hoe zijn moeder naar zijn komst moest nebben uitgezien, maar vond het beter niet al te hartelijk te zijn, wijl dit betoon van kinderlijke genegenheid Aliette's toorn zou doen ontvlammen. "Mama," mengde Aliette zich in het gesprek, "ik zou, in uw plaats, liever een andere dame in dienst, nemen, die meer ondervinding heeft van zieken oppassen en zoo." Marieke werd bleek en de tranen kwamen-haar in de oogen. Maar Reina, vatte Marieke's hand en zeide, terwijl zij hare schoondochter gestreng aankeek: "Marieke is hier niet in betrekking. Je vergist je, Aliette, als je denkt een dienstbare voor je te zien. Het is omdat zij medelijden met mij heelt, met mij, een eenzame oude vrouw, dat zij zich hier bevindt. En wij kunnen het heel goed samen vinden, nietwaar, Marieke." Marieke kuste dankbaar de hand welke haar wangen streelde en Rudy keek verlegen naar buiten. Den volgenden dag verklaarde Aliette noodzakelijk in de stad te moeten wezen en Rudy die op het landgoed nog eenige zaken moest regelen, bleef bij zijn moeder. "Wat ben ik blij je weder eens alleen bij mij te mogen hebben," sprak Reina, haar zoon met liefdevolle blikken aanziend. "ls het bijzijn van mijn vrouw u dan zoo onpleizierig?" vroeg Rudy scherp. Zij hield de hand, welke zij op zijn arm wilde leggen, terug en sprak langzaam: "Je weet hoe ik over haar denk, Rudy. En hoewel ik vurig hoop dat blijken zal dat ik mij vergis, zoo ben ik toch nog niet van meening veranderd. Aliette heeft geen goed karakter. Ook papa, die goede papa, zou tegen je huwelijk geweest zijn." Hij viel haar met een spotlach in de rede. "Nietwaar; Papa was een juweel, een edelsteen zonder de geringste fout! En om bij deze beeldspraak te blijven. Aliette is een geineen keisteentje, daarenboven van vuil doortrokken!" Reina hief bestraffend den vinger omhoog. "Rudy, je vergeet dat je tot je moeder spreekt en dat het niet betaamt je op zulk een toon over je vader te uiten!" Hij keerde zich boos om en verliet haar zonder te groeten. Tusschen moeder en zoon was een verkoeling ontstaan en Aliette genoot van haar triomf. Valte moest plaats maken voor een jonger, kundiger machinist en Thea verliet weenend het landgoed, waarop zij zoovele jaren had gewoond. Reina kocht voor hen een huis in de stad en wist den armen Valte een betrekking te bezorgen in een toko, terwijl zij hen iedere maand toezond. Als Aliette haar schoonmoeder in de stad toevallig tegenkwam, keek zij haar brutaal aan en groette niet. Rudy kwam nooit meer op Randoe-Sarie en in het oude landhuis op Soember-Madoe werd druk en vroolijk geleefd. Gustaaf Hartens lag nu te D. in garnizoen en Aliette deed haar uiterste best hem zoo dikwijls mogelijk naar het landgoed te lokken. Men leende coulissen van een tooneelvereeniging; men voerde kluchten en kleine blijspelen op en Rudy maakte zich vroolijk over de naar hij meende, onschuldige vermaken van zijn jonge vrouw. Aliette kwam vaak logeeren in de stad en spoedig wist-men dat de verhouding tusschen haar en den knappen officier "zeer innig" was. Rudy zag en hoorde niets en leefde in den waan dat zijn vrouwtje zich met hem gelukkig gevoelde en van haar nieuw, weelderig leven genoot zonder meer. hoewel hij pruttelde als zij te dikwijls naar de stad reed. Ook nu was hij alleen thuis en hij zat, aan haar denkend, in haar kamertje. Op het sierlijke schrijftafeltje waarboven haar portret hing als bruid, stond een prachtige vaas, waarin een frissche ruiker bloemen. Hij keek het aardige kamertje rond en bewonderde den smaak van zijn vrouw. Hoe lief wist zij alles toch te schikken. "Trouwens; mama kan het ook," dacht hij en het deed hem leed dat zij van elkander vervreemd waren. "Zij geeft niet meer om mij." En met een diepen zucht trok hij eenige bloemen uit de vaas. Tot zijn oog viel op een sleuteltje, blijkbaar in haast vergeten, dat in het slot stak van loket. Hij opende het, nieuwsgierig wat toch zijn klein, in den laatsten tijd zoo uithuizig vrouwtje daarin bewaarde? (Wordt vervolgd.)
inhoud | vorige pagina | volgende pagina