Mina Kruseman: Paria's (Tweede Deel) Dordrecht: Revers, 1900
[165:]
TWEEENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. TOCH GELDQUESTIES.
Dorbly ging uit en Lize begon haar toilet te maken. Toevallig viel haar oog op de enveloppes van de brieven uit Indië, die nog op tafel lagen. Het postmerk was van meer dan twee maanden geleden. Als ze later geschreven hadden zouden ze geen Mme Aman meer op het adres gezet hebben, maar Mme Alta. Er konden dus nog meer brieven zijn. Toen Dorbly terugkwam zei Lize hem wat ze verondersteld had. "Jufvrouw Hanna zegt dat ze van den eènen dag op denanderen leeft met de zekerheid van een naderend ongeluk... het kan zijn dat er iets gebeurd is, dan heeft één van hun het me geschreven en moet er nog een brief voor me zijn. Kunnen we van de bank komende naar het postkantoor gaan?" "Zeker Liefste." Het was prachtig weer. Toen Lize in het rijtuig zat was ze weer gelukkig. "Wat zijn we aan boord verwend geworden!" riep ze vroolijk. "Die frissche lucht en die zuivere wind, hè, ik geniet nog als ik er aan denk!" "Ja, dat is de ideaal-kant van een zeereis!" "Gelukkig dat we naar Napels zijn gegaan, hier hebben we ook ruimte, licht en lucht in overvloed." "Och, in de Noordelijke landen zou het leven je ook wel bevallen, al moest je je geluk ook meer binnen 's huis zoeken, dáár heb je meer gezelligheid." "Die opgesloten gezelligheid heeft me altijd schrik aangejaagd. Je hangt daar zoo geheel van je omgeving af, hier blijf je los van de buitenwereld die verandert met de wind." Dorbly zag haar een oogenblik heel ernstig aan en vroeg toen: "Waarom zeg je dat?"
"Omdat wij, in onze positie. . ." "Daar heb je gelijk in, wij moeten onafhankelijk blijven van de publieke opinie." "Vind je niet?" "Je heb gelijk... maar het spijt me... Ik had Lady Dorbly de plaats willen zien innemen, waarop zij recht heeft als mijn echtgenoote." Lize antwoordde niet. Eindelijk kwamen ze aan de bank en werden Lize's schatten in ontvangst genomen tegen een reçu op Dorbly's naam. Hij had Lady Dorbly opgegeven, maar zij had hem bij z'n mouw getrokken en snel toegefluisterd: "Die bestaat niet, pas op!" Toen had hij verbeterd: "Of neen, schrijft ze maar op mijn naam, dat zal ons gemakkelijker zijn met terug halen." En de reçu werd op zijn naam geschreven. Hij beet zich op de lippen en zei niets. Lize dacht bij zich zelve: "Daar struikelen we weer over een wet! Waarom behoudt ieder z'n naam niet, die hij bij z'n geboorte ontvangt? moet ik, omdat ik vrouw ben, naamloos wezen, en onder alle etiquettes leven die de mannen op me zullen plakken! Wacht maar... zoodra ik de Rank afgeschud zal hebben, staat Lize den Toom weer op en zal zij blijven bestaan zoo lang als ik." Poste restante vonden ze een brief aan het adres van Madame Alta. Het adres was door Non geschreven. "Het is zonderling hoe me het gezicht van dat handschrift aangrijpt! Een brief van Non alleen! Dat moet weer slechte tijding zijn!" En zij scheurde de enveloppe open met bevende hand. Zij las en vertaalde:
"Lize lief, ik ben dood ongelukkig! Ik kan niet langer bij Jufvrouw Hanna blijven; ik moet weg zoo gauw mogelijk, "terstond. En waar moet ik heen?Ver van hier, naar Europa maar daar ken ik niemand dan jou, op wie ik vertrouwen kan. Wil jij me bij je nemen? Ja, o ja, daar ben ik zeker van. Jij bent altijd een zuster voor me geweest en het is nu dat ik
[166:]
"mijn zuster noodig heb en dat ik op haar reken. Madame Dormeuil gaat aanstaanden Woensdag met de fransche mail naar Europa terug. Zij is zwaar ziek, ik kan hier niet langer blijven: ik ga met haar mee en zal dus over zeven weken in Napels zijn. Onze boot heet de Dordogne. Als je hoort dat op de ree ligt, kom je me dan van boord halen?.. Ik ben bang zoo ver weg te gaan alleen.. . ja alleen, want ik geloof dat de lieve Dormeuil haar vaderland nooit weer zal zien...zij heeft zware dessenterie en is zoo zwak dat ze niet meer loopen kan. "Antwoord me niet, want niemand weet dat ik je schrijf. . . jou geld zal m'n reis betalen! Je hebt het me gegeven om te vluchten en ik vlucht even als jij gedaan hebt. Noch Jufvrouw Hanna, noch mijnheer Rijnsma weet dat ik heen ga. "Na mijn vertrek zal je trouwe Piet Salé hun een brief geven, waarin ik hun bekennen zal hoe ondankbaar ik de tweedierbare vrienden behandel, die alles hebben willen opofferen aan mijn geluk. . "Ik gevoel me dood ongelukkig, maar ik kan niet anders handelen. .. en ik handel goed. "Tot weerziens, oude hartelijke Lize! Ik reken op je als op "me zelve en omhels je als vroeger, "Je liefhebbende "NONNIE DE WITTE."
"Dat is dus geschikt!" riep Lize met een treurig lachje, terwijl ze Non's brief dichtvouwde, "ze komt bij ons, en wij zullen verder voor haar zorgen." " "Kijk eens naar den datum," zei Dorbly, "van hoe lang geleden is die brief?" Lize bekeek de enveloppe en slaakte een kreet. "Van meer dan zes weken geleden!" "Welnu, dan kan ze over eenige dagen hier zijn." "Dan moeten we een kamer voor haar bespreken." "Ik wilde je voorstellen, Liefste, een gemeubeld appartement te huren en op ons zelf te gaan leven." "Zouden we dat wel doen? nu? zoo gauw? Ik ben hier nog
[167:]
zoo vreemd, ik ken de taal niet... noch de gewoonten van het land. We zijn zoo heerlijk vrij in het hotel! Ik zie erg op tegen een eigen huishouding in een land waar zoo veel dieven zijn. In Indië had ik zeventien dienstboden, maar ik kende ze, ik sprak hun eigen taal en ik regeerde ze met een woord of een wenk. Hier gevoel ik me overgeleverd! Je hebt de beschrijvingen van onzen goeden Commandant gehqord, en van Elmire, zij kenden de Napolitanen en ze hebben ons beide aangeraden ons hier niet in te richten, ten minste niet dadelijk." "Je hebt gelijk Kind, we zullen eenvoudig een grooter appartement nemen in het hotel." "Wat denk je dat er gebeurd is in Indië, dat Mathilde vlucht?" "Ik veronderstel dat ze ontdekt heeft dat Rijnsma Jufvrouw Hanna lief heeft en sedert jaren aan haar behoort." "Arm kind, we moeten heel goed voor haar zijn en haar op alle manieren afleiding bezorgen. We zullen tochtjes met haar doen naar de eilanden en haar zoo veel van de omstreken laten zien als mogelijk is." Lize greep zijn hand en dankte hem met een blik. Thuis komende vroegen ze terstond een ander appartement. Ze kregen nog een slaapkamer met een salon, op de zelfde verdieping de twee salons correspondeerden, en Lize was zóó gelukkig dat ze niets deed dan heen en weer loopen van het eene appartement in het andere om de meubels te verplaatsen en te schikken op een manier dat alles er meer harmoniesch en gezellig uitzag. "Als we één van de salons tot eetkamer inrichtten? vroeg ze. "Jij houdt niet van de table d'hôte. . ." "Wel neen, wacht even, we kunnen er waarschijnlijk een eetkamer bij krijgen." Hij schelde den knecht en ging met hem zien welke kamers er nog open waren. Een slaapkamer naast die van Mathilde zou den volgenden dag open komen. Hij besprak voor Non en liet de andere slaapkamer voor eetzaal inrichten. Men bracht er een groote tafel een buffet enz. enz. en daar waren ze ingericht, alsof ze een eigen home hadden, met deze kleine uitzondering, dat Lize
[168:]
zich niet met het huishouden te bemoeien had, en de diensboden haar niet aangingen. "Nu moeten we nog een piano hebben!" riep Dorbly. "Een piano? Wat ben jij goed! Je denkt het eerst aan alles wat je persoonlijk het minst interesseert!" Hij bloosde van geluk over Lize's waardeering. "Of vindt je het beter, vroeg hij, Mathilde zelve haar piano te laten uitkiezen." "Neen, neen, laat haar hier alles vinden wat haar hechten kan aan haar nieuwe omgeving." "Dat was mijn idée ook." "Maar hoe veel zal deze nieuwe installatie ons wel kosten?" vroeg Lize, "Ik ben altijd bang dat we buiten. ons boekje gaan en. .." "We zijn nog ver van 10,000 lires in de maand." "Nu ja! riep Lize lachend maar 10,000 lires per maand. Als we dàt ook te verteeren hadden!" "Dat hebben we te verteeren, kind." Lize bleef als versteend tegenover hem staan. "Ben... je... zóó... rijk..." Hij glimlachte met een toestemmend hoofdknïkje. "En ben je dan in dienst gegaan?" "Ik hield van het militaire leven en. . ." "Arme Dorbly! en voor mij. . ." "Neen, niet alleen voor jou. Ik dweepte met het militairisme omdat ik het noodig en nuttig achtte, ik heb begrepen, te laat, dat ik me vergist had... Ik regretteer niets, geloof me... Ik zou nu niet meer kunnen dienen onder Kolonel Lyons; m'n ouden chef... dat zou me toeschijnen achteruitgang te zijn." Lize liet zich op een stoel vallen en bleef hem aanstaren, met tranen in de oogen. "Ik heb je nooit gekend, zei ze zacht." "Ik ben veel veranderd," antwoordde hij bijna fluisterend. "Ik heb nooit geweten wat geluk was, nu ben ik volkomen gelukkig, want ik reken en vertrouw op mijn Lize, dIe ik voor altijd de mijne weet."
[169:]
Hij sloot haar hartstochtelijk in z'n armen en zei toen met een diepe trilling in z'n zachte stem: "Beloof het me, zoo als ik het jou beloof, van dit oogenblik af zullen we niets of niemand het recht toekennen zich tusschen ons te plaatsen. We zullen samen denken en samen gevoelen ons leven lang, zonder iets voor elkander verborgen te houden." "Ik beloof het je."
vorige pagina | inhoud | volgende pagina