Thérèse Hoven: De passagiers van "De Rembrandt" Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1919
[197:]
XIII. ZONDER RUST, JA!
Hoe ze den tijd doorgekomen zijn, weten ze zelf niet. De Passagiers van De Rembrandt en zooveel honderden met hen maar 't was terlaloe (verschrikkelijk). In de militaire wereld tellen de Indische jaren dubbel voor het pensioen, dan mogen de oorlogsjaren in Holland wel vierdubbel tellen op de levens-rekening, want er is wat een misère geleden. In plaats van het in 't moederland senang (lekker) te hebben, is 't er beroerd geweest... Praat van duur in Indië, God betert; in Holland is 't je reine afzetterstroep, waar zelfs de dikste kousen, 't grootste verlofs-traktement, niet tegen bestand bleek. Pensions slecht, duur en moeilijk te krijgen; boterhammen dun van leer en nog dunner van smeer, vleesch achtergehouden, eieren kosten tien maal zooveel als mindie. En altijd 't zelfde - bokking! Gerookt - spek - Harderwijk - Engelsch - hie ze 't ook noemen, 't is altijd bokking... of sprot of spiering! Suiker, net een pieterig zakje voor elk in de week ... koffie en thee ... die in Indië om zoo te zeggen. te grabbel liggen, worden je hier toegewezen met halve onsjes tegelijk. Dat ze in Holland zuinig, ja, schriel zijn, begrijp je pas, als je het zooveel ruimere leven onder de tropen kent, maar zoo? Wie had dat kunnen denken?
[198:]
En dan, overal in de winkels, staat met duidelijke letters voor de ramen: Koffie en Thee en kom-je er binnen; niet zonder bon." En wat is zoo'n bon? In Indië koop je alles op bon... maar je vult zelf in en mag zoo veel bestellen, als je maar betalen kunt. De Toko-Chinees leest even, wat er op staat, en je krijgt het. Maar in Holland? Zoo krenterig en pietluttig! En niets meer te krijgen. Geen azijn, enkel maar slap goed, net kali water, geen sla-olie. Hoe kun-je nu lekker sla aanmaken als je enkel maar slechte azijn hebt en geen olie, en eieren vijf-en-dertig cent kosten en dan nog met allerlei foppentjes en streken, en... niet eens zout, Is toch de heilige waarheid. In den Haag, de Koninklijke Residentie, waar de meeste Indisch-gasten wonen, gaat alles van de bedeeling en moet je de zolen van je laarzen af loopen voor zout! En 't ergste, 't allerergste, 't belabberste van alle ontberingen is, dat er geen rijst is! Ze noemen Holland moederland, ja? Een slechte moeder, die niet voor haar kinderen zorgt! De oude Mevrouw Randburg is dood ongelukkig; ze heeft toch van alles meegemaakt in haar meer dan zeventig-jarig leven. Tot driemaal toe een dollen hond op 't erf, zóó zelfs dat ze met haar man en kinderen en de bedienden naar Batavia naar 't Instituut Pasteur moest gaan. Ook geen grapje, als je in 't binnenland woont, boven
[199:]
Palembang, mooi land en prettig vrij, goed volk ook, maken de prachtigste sarongs met schitterende patronen. Maar die man van haar altijd met zijn honden. Telkens weer wil hij probeeren ... en telkens worden ze dol! Zoo'n vreeseIijke schrik toch! En kosten ook! Maar de schrik is 't ergste en dan de angst, dat de beet doodeIijk zal zijn en dan dat de boot net weg is of dat de patïent onderweg dol zal worden. En dan, als je in 't Instituut komt, net voor den rechter om een vonnis te hooren, driemaal meegemaakt. De laatste keer was nog 't ergst, toen was de eigen hond van haar man gebeten door een dollen kamponghond, zoo'n echten gladakker en begon hij zelf ook te bijten; eerst de paarden. Hap! Hap! 't rijtje langs. Twee prachtige hooge Sydneyers morsdood. En Hein en Louise allebei gebeten en de Kebon (tuinman) ook. En geen dokter in de buurt; toen zegt ze zelf maar allo! naar Batavia.! Gelukkig is 't altijd nog terecht gekomen, maar de behandeling heeft heel wat serum gekost, zooals de assistent, die hen behandelde, zei. En dan de cholera'! Eens toch, toen haar eerste kindje moest komen, haar eigen baboetje, zoo'n lief meisje van veertien jaar, eet onrijp vruchten, roedjak en drinkt toen van t putwater. . Toen wordt ze grijs... inlanders worden altijd grijs, als ze sakit (ziek) zijn en zij begrijpt dadelijkk, geeft haar obat (medicijn) en laat de ouders uit de kampong komen.
[200:]
Die nemen haar zoo maar mee en den zelfden avond nog: Kembang apis soesa! Voor Kembang geen zorgen meer! Ze was dood! En nog eens cholera in huis; een der tuinopzichters. Heeft zelf ook opgepast. Zoo'n nette jongen, kassian, was met een Hollandsch meisje 'engageerd, zou uitkomen als handschoentje! Was al onderweg, toen haar man telegram stuurde. Woh! Ze rilt aIs ze er aan denkt. En amok! heeft ze ook al bijgewoond: als een inlander op eens stapel wordt en met zijn kris iedereen doodmaakt, dien hij tegen komt. lndïe is een goed land, maar 't heeft ook zijn misères. En toch kan zij zich niet herinneren, dat ze zich ooit zoo echt down en ongelukkig heeft gevoeld als nu zonder rijst ! Hè! zelf kokkerellen, die heerlijke sajor en kerrysaus en sambal en kip en visch en kroepoek en garnalen en zooveel lekkers, tot bahmi toe, net als de Chineezen, en nassi goreng! Heerlijk toch! Maar, je hebt rijst noodig! niet voor bahmi; maar dat kun-je niet altijd eten. Kan toch zoo vreeselijk verlangen naar een bordje rijst. Als je je heele leven gewoon bent, kun je niet zonder. Ze voelt zich als een visch uit 't water en ze denkt met wreed welbehagen aan haar vroegere overdaad. Een kist vol rijst en eIken dag geeft ze van uit, zooveel voor de familie en voor elk van de bediende een katti (pond) per dag. Moet nog lachen, als ze denkt aan den slimmen huisjongen, toen ze pas getrouwd was; hij zegt heel beleefd
[201:]
"Njonja, geef maar eens in de week nassi voor bedienden, is veel makkelijker." En zij doet 't in haar onschuld, weet nog zoo goed, begint op een Donderdag en Dinsdag komt hij al: "Njonja, rijst, de week is om." Eerst zij denkt er nog zoo gauw niet om en geeft, maar dan piekert zij der over en merkt dat 't nog te vroeg is. De volgende week komt hij Maandag en dan zij scheldt hem d'r voor uit en hij toch zoo'n pret, dat Njonja net zoo uitgeslapen is als hij. . . Word je toch jaloersch, als je denkt de bedienden in Indië elken dag een pond rijst ieder en in Holland kun-je niets krijgen en als 't gouvernement uitdeelt, is 't één ons in de week! Net genoeg voor een hapje aan 't ontbijt in een pisangblad, maar dat is der zelf ook niet. Als ze zoo met oude sobats, (vrienden) kennissen uit Indië zit te boomen, dan zeggen ze allemaal dat 't vreeselijk is. Sommigen hebben nog een beetje, maar aan een beetje heb je niets, moet veel zijn! Een vol bord elk en dan nog een hapje toe. Je kunt wel gaan eten in Indische restaurants, maar van één zeggen ze: "Moet u niet naar toegaan, mevrouw Randburg, en als ze aan een oude nicht, een tijdgenoot vraagt, waarom niet op haar leeftijd? Dan zegt ze: "Nee, Roos, niet doen. Der wordt gedobbeld is meer een speelhuis en zoo!'" Nu dan schrikt ze natuurlijk, want daar hoort ze niet. In de Warong Djawa op de Kortenaers ade kun je wel gaan, maar 't is er niet heel lekker, altijd een beetje 't zelfde; een zang koekoek!
[202:]
Kan misschien ook niet helpen, want der komt niets aan! Vreeschelijk toch die oorlog met al die duikbooten! Ze zit nu al zoo lang in Holland en ze heeft er genoeg van, maar 't helpt niets. In 't Suez-Kanaal zitten ze ook al te vechten, de mailbooten kunnen er niet door en om de Kaap duurt zoo lang, net vroeger en is ook met makkelijk, evenals over Amerika Je kunt toch niet maanden lang altijd maar tusschen je koffers leven en met eens, want je mag bijna niets meenemen. Kenmssen van haar zijn over Siberië gegaan enkel maar met één valiesje met één verschooning! Stel je voor! Indische menschen en één verschooning. Goed Voor Hollanders, die enkel op Zaterdag schoon ondergoed aantrekken en ook wel eens een keertje overslaan. Net als baaIen ook, hoort toch minstens eens per dag maar sedert den oorlog mag dat zelfs niet. Overal krijg je een miserabel beetje water, de mandikamers zijn op slot; de dames bewaren er haar voorraad in, net als een goedang! Daar zou je in Indië toch niet over denken, je provisies in de mandi-kamer! Je lacht je soms slap over wat al die dames op doen en soms krijg Je wel eens een kansje om ook iets te koopen. Laatst op een ochtend was er zoo'n soort meneer, moet mevrouw spreken, komt van een andere mevrouw. Eerst, ze wil nie t ontvangen... ja, God! Ze woont alleen nu! Zij heeft bij de kinderen gelogeerd, maar overal een beetje, kaal en lastig en humeurig, juist door al die narigheden. In Lochem had ze het nog 't beste, daar kun je van alles
[203:]
krijgen, maar 's winters is een beetje vervelend om te logeeren. Marie zegt net als in Indïe, zoo buiten - maar is toch heelemaal anders, en dat 's winters, dan heb je niets buiten is veel te koud! 't Arme, verwende Indische, oude mevrouwtje kan volstrekt niet tegen de kou en zit te rillen en te beven als een verkleumd vogeltje, met ijskoude handen en een paarsen neus. Ze was zoo dolgraag teruggekeerd naar haar zonneland, maar 't kan niet. Ze moet maar in Holland blijven, kassian! En al de menschen zijn zoo brommig, omdat ze geld verliezen, haar eigen schoonzoons om mee te beginnen. Na 't eerste prachtige oorlogs-suikerjaar 1914-1915, toen er schatten werden verdiend, zijn de cultures reusachtig verminderd, gedeeltelijk door de slechte en schaarsche verbindingen en ongekend hooge molest verzekeringskosten. De uitvoer is daardoor belemmerd en uit Europa komen de noodige machineriën en materialen niet aan. De oorlogstoestand doet pas zien hoezeer de verschillende landen en volken elkander noodig hebben en hoe alles stop staat, als de aan- en uitvoer niet geregeld werkt. In de zeldzame, ongeregelde en langzame brieven, welke zij uit Indië krijgt, wordt er ook geklaagd. Ze missen er allerlei artikelen, die vroeger uit Holland kwamen; Amerika en Australïe voorzien, voor een deel, in de verschillende nooden, maar veel ontbreekt er nog. Als de oude mevrouw Randburg die jeremiaden leest, schudt ze 't grijze hoofd en mompelt ze: "Kan toch niet zoo erg zijn, ze hebben ten minste volop rijst."
[204:]
Dat iemand, die eens en zelfs tweemaal per dag naar hartelust van een smakelijke rijsttafel kan genieten, iets kan missen, wil er bij haar niet in. Als zij haar bordje rijst had, dan zou ze heusch tevreden zijn. Zoo denkt en spreekt ze tot Februari 1918... als de kolennood komt, die nog erger is dan de rijstnood! Voor 't verwende Suiker Prinsesje, dat ze van kind af was, lijkt het lets onmogelijks dat je, voor geld, geen kolen kan koopen. Ze wil immers geven, wat ze vragen, al is haar beurs op t oogenblik niet te ruim gespekt. Ook zij lijdt onder de algemeene malaise en toen ze zag, dat haar kinderen haar eigenlijk liever niet hadden en zij in het Hotel des Indes wilde gaan, daar hooren Indischen toch in de eerste plaats, zeiden ze haar dat 't niet kon zooals zij 't wilde hebben, een slaapkamer met mandikamer en een ruim salon, zou minstens veertig pop per dag kosten en dat heeft ze niet te verteren. Uit Indië komt 't geld veel te ongeregeld· aan. Ze probeert nog bij kennissen onder dak te komen, zooveel oude sobats nog van vroeger, maar 't is overal 't zelfde. God! wat moet de wereld toch veranderd zijn, als Indischen elkander niet helpen! En, als ze dan terug denkt aan vroeger, eerst als meisje bij haar vader op Java... zoo'n echte suiker-Lord, de oud~Melnertz. Wat een gasten 't heele jaar door en wat een feesten, als 't riet binnen was gehaald. Dagen achter elkaar, en altijd panje, hoor! En later op Tjiwar, 't land van haar man! Vorstelijk was 't er, ze kon alles krijgen, wat heur hart begeerde, zonder een enkel keertje uit te rekenen of 't wel kon.
[205:]
Na den dood van haar man is ze weer op Java teruggekomen, 't laatst op Djokjo! In een heerlijk huis toch ook, zoo ruim en helder met een prachtig erf! Hè, die crotons en waaierpalmen! Echt waar, de menschen zijn er jaloersch van haar crotons en zoo'n beetje van alles, wat ze heeft, tot zelfs op haar twee auto's. In 't eerst durft ze er niet goed in, maar de kinderen zeggen - Probeert u 't maar, 't is heerlijk, ja Ma? En gunst, ze was er dadelijk aan gewend! Aan goede dingen wen je wel gauw, maar aan slechte niet. Wie had nu ooit kunnen denken, dat niet eens een paar kamers in een hotel zou kunnen betalen en ergens een bovenhuis, en nog niet eens een heel huis zou moeten nemen met één meid? En dan te denken aan die sleep bedienden in Indië, je lijfmeid, je djahit (naaister), de baboes voor de kinderen, kokki met de noodige hulp, de djongos om aan tafel te bedienen, de kebon voor den tuin en dan nog een jongen voor de waterkamer om te zorgen dat er de vaten vol zijn voor de mandikamer en 't stal personeel ... Een half dorp, zoo'n erf van een Suiker-Lord, met al die leuke Javaansche kindertjes. En als er weer een geboren wordt, een eetfeest en dan komt mevrouw even kijken en brengt wat mee voor den kraamheer, terwijl de kraamvrouw een uur na de bevalling weer aan 't rijstblok staat. Aardig toch! En dan komt de klontong (Chineesche koopman) en de bedienden staan er allemaal om heen en Mevrouw ook en zij helpt ze afdingen en moet natuurlijk voorschot geven.
[207:]
"Njonja, minta poorschot." (Mevrouw, vraag voorschot). In Djokjo, was 't niet zoo - zij was maar een arme weduwe, toch? Nu moet ze er om lachen! Want, voor zich alleen had ze toch nog een heel regiment. En nu één meid! En zoo brutaal, laat zich niet commandeeren! In Indië begint 't ook te veranderen maar zij is nog van den ouden stempel; ze weten wel dat Njonja Randburg niets van al die gekke nieuwigheden moet hebben. Ze is vorstin op haar erf! Maar nu, kassian. Geen rijst en geen kolen en die meid durft nog 't beetje, dat er is, allemaal gebruiken in de keuken tot 's avonds elf uur toe. "Ik moet 't lekker warm hebben," durft ze te zeggen. En 't oude Indische mevrouwtje, 't vroegere Suikerprinsesje, rilt en verlangt naar een bordje rijst I Soms tracht ze haar ellende weg te droomen door zich een voorstelling te maken van een echte Indische rijsttafel zooaIs vroeger: een groote Chineesche schotel vol kurkdroge korrels - en allerlei schotels er bij met visch: gebakken, gekookt, gestoofd, gedroogd en vleesch net 't zelfde, maar andere recepten; daging goreng (gebakken vleesch) is natuurlijk anders dan gebakken visch en zeker anders dan de magere gebakken botjes, die ze in Holland En dan al de verschillende kostjes van specerijen en kroepoek en gedroogde vogelnestje en kip in allerlei vorm, lekker die kluifjes?
[206:]
Een kepiting (krabben) en groote oedang (garnalen) en ikan merah (roode vischjes) en allerlei zuur en spiegeleieren en omelet! Heerlijk smullen toch! Maar, nu om twaalf uur, een kopje slappe koffie, als er is, - en dat is lang niet elken dag, met één half onsje in de veertien dagen. En zoo slap toch met een scheutje taptemelk! Met een boterhammetje met kaas of jam! Is toch een slechte ersatz voor je heerlijke rijsttafel. Ze noemen alles immers ersatz. Zoo dikwijls zegt ze aan Rika... je moet een warm schoteltje maken of zij doet dit zelf, maar is bijna geen gas voor koken en de keuken-kachel mag zoo vroeg niet aan. Vreeselijke toestanden in Holland en dat als je zoo lekker gewoon bent in Indië. Ze zal wel doodgaan van de kou! 't Doet overal pijn, ze heeft winterhanden, haar ringen kunnen er niet over... haar trouwring zakt weg tusschen de bulten... In bed is 't nog 't beste... maar zoodra je je neus buiten de dekens steekt, is 't mis, zoo sajang toch!
vorige pagina | inhoud | | volgende pagina