Thérèse Hoven: De passagiers van "De Rembrandt" Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1919
[23:]
II. EEN SPELLETJE.
Een prachtige avond op den Indischen Oceaan! De Rembrandt vliegt er door heen, de stralen bundels van de volle maan schijnen de golven tot vloeibaar zilver te maken, zelfs de sterren verbleeken bij dat helle maanlicht - een der bekoringen van de tropen. De temperatuur is volmaakt; na een broeiend heeten dag geen intenser genot denkbaar dan het varen met een zich snelbewegend schip. Sommige passagiers leunen over de verschansing om het dartele spel gade te slaan der vliegende visschen, die zich als zilveren bliksemschichten even boven 't water bewegen om er dan weer even plotseling in neer te ploffen. Anderen liggen in hun dekstoelen en ondergaan passief het genot van den mooien avond en turen naar het, met myriaden sterren, bezaaide firmament. Weer anderen praten... enkelen flirten! Veel gelegenheid is er niet tot het laatste tijdverdrijf, niet uit gebrek aan goeden wil, doch uit gemis uit bruikbaar materiaal. Over 't algemeen zijn de uitreizen prettiger en vroolijker dan de thuisreizen. Het afmattend tropenklimaat en het daardoor verminderd weerstandsvermogen hebben een verslappenden invloed op karakter, levensopvatting en humeur.
[24:]
De meeste Indischgasten brommen of doen er 't zwijgen aan toe en de ouderen, die een jarenlang verblijf onder 't brandende Indische zonnetje achter zich hebben, wijten hun lichamelijke, zedelijke, en zelfs geldelijke, débacle aan 't klimaat. Alsof Europa dommen -- slim, onwetenden - knap, zwakken - sterk zou hebben gemaakt. Wèl is men vroeger oud in Indië, wèl is er veel teleurstellends in die geldaanbiddende passanten-maatschappij, doch de ontevredenen verliezen uit het oog, dat de strijd om 't bestaan per slotte toch gemakkelijker is in de kolonie dan in Nederland, dat er zelfs nu, dat de kans om er een groot fortuin te maken, kleiner is dan vroeger, meer geld wordt verdiend; dat een middelmatig aangelegd man het er eerder tot een flinke positie kan brengen en dat velen, die thuis tot niets waren gekomen, het in Indie tot een redelijke hoogte brengen. De kolonie is gastvrij en alle werkkrachten, ook de meest bescheiden, zijn er welkom. Zoo redeneert Resident van der Voorst, een bezadigd, verstandig man, die nooit een gelegenheid voorbij laat gaan om een lans te breken voor de kolonie, waarop, volgens zijn ondervinding, te veel gesmaald wordt, vooral door degenen, die 't elders eer minder dan beter zouden hebben gehad. Hij zit op 't promenade-dek met een vrij groot gezelschap. De meesten vinden hem sympathiek; zijn gezonde tevredenheid doet ongetwijfeld aangenamer aan dan het cynische afkeuren der mopperaars. "Zooals wij hier nu zitten, gaan we toch bijna allemaal met een kous naar 't lieve vaderland en, als wij eerlijk
[25:]
zijn, moeten wij toch bekennen dat onze broers en zusters in Patria 't heel wat minder hebben. "Wat mij 't meest ergert is de pretentie van een groot deel der oud-gasten. Ze vergeten dat, op een enkele uitzondering na, niemand zich uit weelde expatriëert en zeker niet een vijf-en-twintig, dertig jaar geleden, toen degenen, die nu hun carrière achter den rug hebben, naar Indië gingen. "Verreweg de meesten vormden 't plan om naar den Oost te gaan omdat thuis de boterham kaal gesmeerd was en ze hoopten er in Indië vleesch op te krijgen. "En nu dat ze 't vleesch... en de rest, jaren lang volop hebben genoten met nog een aardigen duit toe voor den ouden dag, schelden ze op de kolonie en tuigen ze er alles af. "Was dan thuis gebleven, beste vriend," zeg ik altijd, als er een 't tegen mij heeft. "Dan zat je op een bovenhuisje in de koude aardappel buurt, wat!" "Koude aardappel buurt," lacht Ans Hoornweg, die elke bizonderheid omtrent Holland gretig opvangt. "Ja, heb-je die uitdrukking nooit gehoord! Echt Haagsch! Zoo noemen ze de achterstraten van Duinoord. De term duidt nu niet bepaald op groote weelde." "Ik wist wel, dat ze altijd koud vleesch eten in den Haag," zegt Ans gewichtig, "maar koude aardappelen ook al... "Je denkt - dan kom je van een koude kermis thuis, ja!" valt Anton Vermeer in, die Ans wel een aardig snoetje vindt. "De kermis is toch al lang afgeschaft!" meent de oude Mevrouw Randberg, die in jaren niet in Holland is geweest.
[26:]
"Mijn kinderen schrijven ten minste nooit meer over. Ik herinner mij nog zoo goed in den Haag... "Als ik mij niet vergis, werd de Haagsche kermis voor 't laatst in 84 of 85 gehouden," licht de Resident toe. "Weet je nog vrouw, dat wij samen beignets gingen eten bij Max... en ook nog een avond bij Carré waren! Ik voste toen voor mijn eind-examen, maar kwam uit Delft over om kermis te houden met de mooie Nelly Kramer... en hij knikt zijn nu bejaarde Nelly toe... Niet mooi meer... de oude vrouw, met haar gegroefd en verbleekt gelaat, de oogen flets... de haren grijs... maar toch zijn vrouw in lief en leed. "Jammer dat de kermis is afgeschaft, anders gingen wij weer samen beignets eten bij Max, hè, wijfje!" "Toe dan... vent, jij maakt me verlegen." "Dat was je anders toen niet... En de Resident verdiept zich in 't grijs verleden, toen hij nog aan 't begin zijner carrière en nog jong was met zijn meisje! "Als de kermis nog bestond, zou jij dan ook beignets met mij gaan eten bij Max!" informeert Anton solto voce bij Ans... maar zij proest 't uit en zegt: "Verbeeld je!" Jetty van Tricht wandelt 't dek op en neer met een jong zee-officier en vertelt hem dat ze naar Holland gaat om zich onafhankelijk te maken, want dat ze thuis zoo ongelukkig is omdat haar stiefmoeder haar een ongewenscht huwelijk opdringt, en hij is één en al sympathie en spreekt met haar, zooals hij met een bedroefd zusje zou hebben gesproken. Ten minste, hij verbeeldt het zich!
[27:]
Zoo geduldig belangstellend zijn slechts weinige broers! Maar Gerard Brouwer heeft nooit zusters gehad, en stelt zich dus de onderlinge verhouding tusschen Geschwister idealistischer voor dan die in de meeste gevallen is. Van den eersten dag af heeft hij Jetty's gezelschap gezocht en dat haar dit niet onwelkom was, bewijst het onbegrensde vertrouwen, dat ze in hem stelt. Ze heeft van avond zelfs over Arnold met hem gesproken. "En hoe was 't afscheid wel" informeert hij, niet zonder een zweem van jaloerschheid, nu juist niet broederlijk. "O! innig... van zijn kant. Zoodra hij hoorde dat ik naar Europa zou gaan, werd hij akelig sentimenteel en zei hij telkens. "Helpt je toch niet, ik kom je halen." "En is u daar niet bang voor?" "Heelemaal niet. Ten eerste bezit hij niet eens de noodige contanten voor de mail reis... Gerard glimlacht... tevreden. "En vertel me eens, wat gaat u nu doen als u in Holland bent! Ik wou dat mijn lieve moeder nog leefde of dat ik een getrouwde zuster had. Dan zou ik u daar brengen en u dikwijls komen opzoeken. Dat zou toch wel mogen, hè?" "Daar uw plan onuitvoerbaar is, zal ik u het antwoord op die laatste vraag schuldig moeten blijven. Trouwens, ik heb geen thuis noodig, ik ga naar mijn peettante, die mij heeft opgevoed, en zij zal wel voor mij zorgen, tot ik een werkkring hebben gevonden... De jonge officier betreurt het dat hij nog maar één streep op zijn mouw heeft; een tweede Luitenant of zooals het in de Marine heet, een Luitenant ter zee, 2e klasse, verdient op verre na niet genoeg om aan een meisje de vraag
[28:]
te stellen, die hij wel graag aan Jetty van Tricht zou doen. Ze zijn op hun dek wandeling langs de plaats gekomen, waar Mevrouw Romsbergen altijd met de pleegzuster zit, verre van 't drukke gedeelte af. Ze staart, als altijd, met doffe oogen voor zich uit... en spreekt weinig. "Hoe gaat 't van avond met u? Vind u 't geen heerlijk weer?" vraagt Jetty vriendelijk. Even kijkt ze op, dan zucht ze en klinkt het klagend: "Ik heb mijn kindje verloren... en dan strekt ze, in wanhoop, beide armen uit om te wijzen hoe leeg die zijn. "Wilt u niet wat met mij op en neer loopen?" "Kom, ja, doet u 't," dringt de pleegzuster, die vliegensvlug de berekening maakt: "als mevrouw met juffrouw van Tricht loopt, is de knappe zeeofficier van zelf op mij toegewezen. " Werktuigelijk staat 't arme beroofde moedertje op en, terwijl Jetty haar hulpvaardig ondersteunt... zegt ze weer: "Ik heb mijn kindje verloren en... Karel is boos omdat ik zoo veel huil... "Wel nee, meneer is niet boos. Dat verbeeldt u zich maar." "Hij heeft me weg gestuurd... mijn kindje is dood." Jetty is vol medelijden en zegt: "Dat is uw verdriet, mevrouw, een elk heeft 't zijne... "U toch niet! U hebt geen kindje verloren!" "Nee, maar ik heb geen moeder meer, ik was nog heel klein, toen ik haar verloor... dat is ook erg... "Niet zoo erg als een kindje te verliezen. Ik zie het altijd... en ik kan er niet bij...
[29:]
"Zullen wij eens naar de vliegende visschen kijken?" stelt de jonge troosteres voor, "die zijn zoo aardig." "Ik vind niets aardig... 't doet alles zoo'n pijn... u moet niet met mij spreken, dat doet ook pijn... "Hé, ik ben blij dat juffrouw van Tricht mijn patiënte een oogenblik van mij heeft overgenomen," zegt de pleegzuster, die nu haar zin heeft en met den kranigen zee-officier op 't dek heen en weer paradeert. "'t Lijkt me een lief, zacht vrouwtje." "Dat wel, maar vreeselijk zeurig. Dat zijn menschen met een idée fixe altijd, die zijn 't moeielijkst te genezen. Ik heb nog liever een onrustigen zenuwpatiënt dan iemand, die voortdurend 't zelfde beweert. Ik houd van afwisseling, ziet u." 't Wordt op agressief coquetten toon gezegd en geldt als uitnoodiging om voor wat afwisseling te zorgen. "Zoo!" klinkt 't beleefd, meer niet. "Dan zult u zoo'n lange zeereis wel niet prettig vinden?" "O! dat hangt er van af. Nu vind ik het heel prettig. Ik zou zoo den heel en nacht wel door willen loopen... "Een bescheiden genot" "Bescheiden gezegd". En ze schatert zelve om haar geestige opmerking. Ze zou hem wel een por willen geven. Waarom is hij nu zoo saai! God! als zij een man was en een piquant meisje met een aardig snoetje liep naast hem op zulk een prachtigen, maan verlichten avond! En ze heft 't aardige snoetje naar hem op en zegt boudeerend: "'t Is net een avond om sentimenteel te zijn of iets heel geks te doen....
[30:]
"Een maskerade bij voorbeeld!" "O! nee, heel iets anders. Hè, ik wou dat ik, één kwartier lang, kapitein mocht zijn, dan zou ik midden op het dek gaan staan en met mijn scheepsroeper commandeeren: "Alle passagiers zich vereenigen tot een reuzen-Patertjelangsden-kant" "Wat zou dat leuk zijn... kiezen... kiezen... kiezen... kiezen... zoenen... zoenen... En ze ziet hem zóó uitdagend aan, dat menige man er voor bezweken zou zijn, maar Gerard Brouwer vindt haar onuitstaanbaar en blijft totaal ongevoelig voor haar overduidelijke insinuatie. "U vergeet dat daarna 't onvermijdelijke - scheiden komt", zegt hij koel. "O! dat is niets, dan heeft' men 't toch gehad. Voelt u daar niets voor?" "Och1 dat hangt er van af... maar zullen wij nu niet terug gaan? Mevrouw Romsbergen heeft u misschien noodig... "Ik heb zoo veel noodig, dat ik niet krijg", zegt ze bitter. "Wellicht stelt u uw eischen te hoog", klinkt 't beleefd, maar niet aanmoedigend. "Heelemaal niet, ik verlang enkel, waar iedere vrouw, die niet mismaakt of pokdalig is, recht op heeft, wat liefde en waardeering... Haar vleistemmetje klinkt pathetisch en Gerard Brouwer vindt haar wel: "een arm ding", maar ze legt 't er veel te dik op en dan ook... ze is niet zijn genre en hij meent in Jetty van Tricht wel zijn genre te hebben gevonden en dat is de voornaamste factor bij de keuze van een gezellin,
[31:]
zij 't voor 't leven, zij 't voor een dekwandeling op een tropen-avond. Hij zegt enkel: "Als u maar wacht, zal 't voor u even goed komen als voor een ander, u is nog jong genoeg" "Hoe oud schat u mij well?" vraagt ze coquet... "Och! dat weet ik niet. Een meisje is geen paard of hond, die je, zoodra je ze ziet, taxeert ... "Wat bent u brommig! Ik heb altijd gehoord dat zeeofficieren zoo aardig en galant waren." "Dan spijt het mij voor u, dat ik u teleurgesteld en daardoor tevens een blaam op mijn corps geworpen heb... En hij laat haar... uit wrevel, omdat zij zich zoo aanstelt en hij nu eenmaal geen geduld met aanstellerige meisjes heeft - en 't niet kan uit staan als zij zich zoo aanbieden. En 't pleegzustertje is woedend en uit eenige invectieven, niet bepaald complimenteus voor haar onwiIligen cavalier, maar evenmin getuigende van een goede opvoeding of een liefderijk gemoed. Gelukkig voor beiden, is Gerard reeds uit haar gehoor verdwenen! "Hè, wat een mispunt! Zoo'n ongelikte beer! Ik had juist zoo'n dollen zin in een beetje pret. 't Is een miserabele reis. Hè, toen wij uitgingen, die Deli-planter! Ik wou, dat ik er weer zoo een ontmoette. Ik zou nu niet zoo preutsch en zoo bescheiden wezen. Wat heb je nu aan je braafheid? Kom, ik zal maar weer mijn juk opnemen." En schoorvoetend, ontevreden zoekt zij haar patiënte op, die nog altijd met Jetty. van Tricht op en neer loopt en nog steeds 't zelfde zegt: "Ik heb mijn kindje verloren"...
[32:]
Intusschen zit het groote gezelschap zich eigenlijk een beetje te vervelen. De thuisreis met "De Rembrandt" is niet bepaald fleurig te noemen, de stemming is er gedrukt, doordat er verschillende teleurgestelden bij zijn en er ontbreekt, wat er de ziel van kan zijn: een paar jolige, muzikale elementen om er den gang in te houden. De Resident is aangenaam joviaal, de andere heeren niet uitermate strijdlustig of kribbig, de dames doen haar best, de kinderen zijn niet bizonder verwend of lastig, maar 't geheel is vlak. Zoo ook de conversatie. Meestal over de ervaringen, in Indië opgedaan, van zelf aan alle Indische gasten bekend. De auto heeft wel veel veranderd in 't tropenleven, maar het klimaat, dat alles beïnvloedt, is hetzelfde gebleven en mist zijn verslappende uitwerking niet en de maatschappelijke verhoudingen zijn er in de laatste paar jaar door de ethische richting, welke sommige bestuurders op gaan, niet beter op geworden. "Och wat praten wij toch altijd over Indië," zegt Mevrouw Wohlzogen, ongeduldig. "'t Is nu afgeloopen, soeda; wij zijn nog erger dan schoolkinderen, die hebben 't, na schooltijd, er ook niet altijd over. Wij hebben nu toch vacantie. Wij moeten Indië dus vergeten en over Europa denken. Ik, tenminste verheug er mij dol op, 't meest nog op de sneeuw in Zwitserland... "lk geloof dat ik 't meest verlang naar een waterkadetje, zoo lekker knappend weet je, dik gesmeerd met versche boter en pas gemaakte leverworst... zegt een Deliaan, die niet ten onrechte als een gastronoom bekend staat,"en dan
[33:]
naar schellevisch... jongen, jongen, daar haalt onze kakab niet bij, wat!" "Ik weet een leuk spelletje," roept Ans Hoornweg uit, die zelf nog in den spelletjes-leeftijd, dezelfde voorliefde bij anderen veronderstelt. "Wat dan, prul" informeert de Resident, die haar een leuk, oprecht meisje vindt, zonder tinka's. "Wel, we moeten ieder zeggen, waar we het meest naar verlangen... "Durf niet, ben maloe," fluistert Poppie, een aardig nonnaatje van een jaar of twintig, die voor 't eerst naar Holland gaat en wier hartewensch het is de Koningin en 't Prinsesje tegen te komen en ook om aardbeien met room te eten, en nog iets, maar dat zou ze nooit durven zeggen... haast niet denken ... "Dan weet ik nog een veel leuker plan", beweert Ans, "ik zal papier halen... ik heb nog wel een oud schrift... en dan maken we gelijke stukjes en schrijven er ieder wat op, dan dicht vouwen, door elkander schudden en voorlezen." "Uitstekend," lacht de, naar een knappend waterkadetje met leverworst verlangende, Deliaan, "ik ben alleen maar bang dat ik niet genoeg zou hebben aan één klein stukje papier, want ik zit tjokvol met verlangens." "Nu, ik ook", verzekert Ans Hoornweg. "Ik heb al aan mijn ouders gezegd, dat ze me minstens tien jaar in Europa moeten laten, anders kom ik heusch niet klaar, er is zooveel te zien." "Haal nou papier", zegt Poppie, "'t is al laat en om elf uur gaat 't licht uit."
[34:]
't Bakvischje holt weg en komt binnen enkele seconden terug met een lijvig pak. "Zeg, jij weet 't goed te vinden", klinkt 't bewonderend van Poppie, die nog al slordig is. "O, 't is niet uit mijn schrift", bekent Ans, "ik kwam net een van de officieren tegen, die mij staande hield voor een praatje en toen zei ik: "Houd u mij, als-'t-u-blieft, niet op, ik heb haast". Waarop hij met de hand op 't hart betuigde, dat woord nog nooit van een mail passagier te hebben gehoord. En toen ik 't hem uitlegde, bood hij mij, heel galant, dit papier aan - straks komen de potlooden, die zou hij mij ook bezorgen. Help gij mij even, Anton... eerst doorvouwen, hè, en dan nog eens... "En dan nog een beetje electriciteit er bij, dan kunnen wij beter zien", klinkt 't vroolijk van den Resident, wiens groote specialiteit het is om altijd, en waar ook, in de stemming te blijven. Hij neemt 't hem geboden papiertje aan, krabbelt er een paar dingen op, vouwt 't dicht en overhandigt het aan Gerard Brouwer, die ze ophaalt. "Ik kan niet zoo gauw," larmoyeert Poppie, "gaat slecht zonder tafel." "Dat is zoo aardig op de Zwitsersche booten, vertelt een oud~gast ; "Ik herinner me den laatsten keer, toen wij in Tyrol geweest waren, en van Bregenz naar Konstanz per boot gingen. Zoodra wij aan boord kwamen, werd ons gevraagd af wij: Mittagessen wilden hebben. Nou, 't was tien uur 's morgens en wij hadden pas rijkelijk gedéjeûneerd, de koffie is nergens zoo goed als in Tyrol en de ham is, heel in Oostenrijk, een délice. Enfin, ik zei dat we ons zouden
[35:]
bedenken, maar dat mocht niet. De Herrschaften moesten 't bestellen, want er was table d' hôte en, waarachtig om een uur of één, juist toen onze maag begon te kriebelen, was 't: tafeltje, dek~je." Een lange tafel werd keurig gëarrangeerd, op 't dek liefst, je zat dus heerlijk frisch... en 't menu uitstekend, hoor! En dan die aankomst in Konstanz... 0, dat was een sprookje; moet u er bepaald ook heen,Resident, en u ook mevrouw Wohlzogen... "Wij denken er over om heel Zwitserland te bezoeken," verzekert mevrouw, die er niet graag van verdacht zou worden, de dingen half te doen... Dan moet u niet vergeten Konstanz aan de Bodensee en er uw intrek te nemen in het Insel-Hotel! Jongen, jongen, daar zult u van opkijken; je komt aan in een toovertuin met terrassen, waar de tafeltjes keurig gedekt staan en je dineert er ... verrukkelijk!" "Iedereen klaar?" informeert Anton, die meneer Brouwer helpt. "Ik nog even," zucht Poppie, "ik weet niet precies hoe je spelt, ze hebben mij gezegd, ik moet naar Parijs de Moulin... en dan wat je op je gezicht doet, niet bedak, maar rouge... Een onderdrukt gelach, dan zegt een van de Delianen, met een knipoogje tegen zijn buurman: "O! maar juffrouw Poppie, daar moogt u volstrekt niet heen zet dat maar niet op uw verlanglijst, die wensch wordt toch niet vervuld, daar komen geen meisjes zoo als u." Poppie bloost en haast zich een streep door Moulin te halen, een symbolistische handeling, daar 't er tevens een door haar rekening is.
[36:]
"Haast bedtijd", klinkt het van verschillende kanten. "Nu, eigenlijk durf ik niet goed, want als 't onduidelijk is hakkel ik en dat is zoo gek. Meneer Brouwer, wilt u 't niet voor mij doen?" "Met alle pleizier waag ik er mijn stentorstem aan. Schud de papiertjes dan nog eens goed door elkaar en geef jij ze één voor één aan Anton, die ze dan open maakt en aan mij overreikt. Verdeeling van arbeid is een prachtig systeem. "Jetzt fanget an! Een twee drie... Ik verzoek eerbiedige stilte, ten einde u bekend te maken, welke verlangens en wenschen er, door verschillende leden van het iIIustre gezelschap gekoesterd worden in de hoop, dat ze bij aankomst in 't vaderland verwezenlijkt zullen worden". "Hear! Hear!" roepen de Delianen, "een speech! Daar hoort panje bij. Kom, wie doet er mee - Soeters, willen wij er samen op een fuiven en meneer Werther... en Resident. Kom, wie mag ik opschrijven voor een flesch panje voor het goede doel?" .Meent u champagne, lekker ja!" grinnikt Poppie. Het fuifplan gaat er met nog meer animo in dan het papiertjes-spelletje van Ans; een der heeren klapt in de handen, roept Spada en, als er, uit de duisternis van het niet verlichte gedeelte van het dek, de gedaante van een djongos, oftewel Indischen bediende. op rijst, krijgt hij last om voorloopig een flesch of vier goede champagne - angor poef te brengen met glazen voor 't heele gezelschap. "En nu eerst lezen", commandeert Ans, die er toch niets van zal proeven omdat ze haar ouders beloofd heeft geheelonthoudster te blijven.
[37:]
Meneer Brouwer opent, nu zonder speech, 't eerste papiertje en leest. "Zuurkool met spek en BoerekooI met worst." 't Tweede papiertje blijkt slechts een woord· te bevatten en wel: "Kou!" En verder staan er, als hartewenschen, vermeld: "Volop versche melk, warm van de koe!" "Heerlijk reizen en genieten." "Goed gebraden, doorregen rundvleesch!" "Aardbeien met room en krakende beschuit." "Zalm met kropsla en nieuwe aardappelen." "Schelvisch met mosterdsaus." "Eens lekker in den wind te loopen." "Das Vaterland kann mir verderben, "Allein, die alte Frau kann sterben." Had er een geschreven, die zijn Heine beweerde te kennen, met als toelichting er bij: "Ik verlang het meest naar Holland om mijn goeie, ouwe moeder nog eens terug te zien, 't kikkerlandje zelf kan mij gestolen worden." En daarna weer korte mededeelingen: "Een mooie avond op 't Kurhaus te Scheveningen". "Poffertjes en Wafelen." "Comedies en concerten." "Parijs, de Boulevards en de rest!" "'t Haagsche Bosch in 't najaar met zijn goudtinten." "Ik verheug mij 't meest om op een kouden nacht onder drie wollen dekens te slapen! En om weer eens schaatsen te rijden en op 't ijs een kop anijsmelk te drinken." "'s Morgens lekker knappende broodjes met groote versche eieren." "Pannekoeken met stroop."
[38:]
"Een wintermantel met bont en een mof." "Al die hooge huizen en hooge paarden te zien en ook de mooie winkels en dan taartjes eten!" "Gauw mijn eind-diploma H. B. S. te halen en dan in Delft pret te gaan maken." "Een lekker koel huis met een mooie keuken en een grooten tuin." "Enny Vrede in een van de stukken van Shaw te zien spelen." "Mijn wensch is zoo spoedig mogelijk een mooi meisje in Holland te ontmoeten, dat met mij mee naar Indië wil gaan." "Een boord twee dagen te kunnen aan hebben, zonder dat het in katzwijm valt." "Versche bloemkool met sausijsjes." "'t Zaterdagsavond-traktaat: versche krentenbroodjes met chocolaad." 't Is een lange, lange reeks verlangens; verschillende leden van 't gezelschap toch hebben meer dan één papiertje gevraagd. De jonge Brouwer heeft als zee-officier slechts drie jaar onder de tropen doorgebracht en sailors go round the world, not info il; hij kent Indië dus kort en oppervlakkig en heeft, doordat hij aan boord uitsluitend met volbloed Europeanen als gelijken heeft omgegaan en van de inlandsche bevolking enkel met matrozen en stokers, weinig of geen ondervinding van de sinjo's, die zulk machtigen factor vormen. Hij staat er dus heel anders voor dan de meesten van het gezelschap, die of in Indie geboren of getogen zijn of er jaren lang gewoond hebben. De, bijna uitsluitend, materialistische wenschen en ver-
[39:]
langens der verschillende passagiers verbazen hem dan ook uitermate en hij vraagt zich ernstig af, of 't dan toch waar is dat Indië verslappend en demoraliseerend werkt en de eischen van het lichaam die van den geest overheerschen? De overigen lachen! De oud-gasten herinneren zich dergelijke uitingen, vaak op een mailreis onder woorden, zoo niet op papier, gebracht. De meeste verlangen naar Holland om de materiëele genietingen, welke zij in Indië gemist hebben, evenals ze na een korter of langer verblijf in 't moederland, het gemis zullen voelen van 't geen de kolonie voor heeft: een vrijer leven, volop vruchten, een sterk gekruide rijsttafel, twee keer per dag baden. De kern van 't wenschen en verlangen is dat de mensch, waar hij ook is en in welke omstandigheden hij zich bevindt, steeds 't geen hij mist hooger stelt en meer idealiseert dan hetgeen hij heeft. En dan ook... het materiëele is concreet en daardoor gemakkelijk te omschrijven, de ethische voorrechten van 't geboorteland kan men wel voelen, maar zijn met zoo gemakkelijk op een klein papiertje neer te pennen en dat als een spelletje.
vorige pagina | inhoud | volgende pagina