doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Thérèse Hoven: De passagiers van "De Rembrandt"
Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1919


[59:]

IV. DE LAATSTE AVOND.

En nu is alles voorbij, de flirtations, de twistgesprekken, de kleine opwellingen en uitbarstingen van afgunst en jaloerscbbeid, het lange redeneeren over niets, de partijtjes hombre, bridge, whist, schaak, halma, domino, dam... Alles om den tijd te dooden, is nu uitgeschakeld, er wordt weinig gepraat zelfs, ieder is met zijn eigen gedachten bezig.
Het flirten heeft nog wel niet geheel opgehouden; dat zal 't ook wel niet, zoolang er nog twee leden van de verschillende seksen bij elkander zijn.
Maar 't is toch anders.
De passagiers hebben elkander niet meer zoo noodig.
't Is de laatste avond ; den volgenden ochtend vroeg hoopt de Kapitein te Genua te arriveeren, de meesten zijn in de hutten bezig met pakken. Allen zijn blij dat de zeereis achter den rug is; zelfs op een modern ingerichte mailboot en met de verbeterde vlugloopende machines is 't toch een corvee zoo dagen achtereen met dezelfde luitjes te zijn opgesloten.
Zooiets als een groot pension of hotel of sanatorium boven op een berg, als 't sneeuwt of mist of regent, zoodat uitgaan onmogelijk en men op elkander is aangewezen.
Erger nog, want eIken avond gaat men met de gedachten slapen dat de ochtend beter weer zal brengen, zoodat men zich wat verzetten... en verspreiden kan.

[60:]

Maar op een schip weet men dat er, op de halteplaatsen na, geen kans op een verzetje is.
Altijd 't zelfde dag-programma in dezelfde omgeving met dezelfde menschen.
Dat wordt wel wat taai!
En dan 't verlangen om aan te komen; de duizende herinneringen aan 't moederland, die het brein bestormen en intenser inwerken, naarmate het eindpunt der reis nadert.
"Holland begint te werken," zooals de Resident het noemt en één en allen piekeren ze over het telegram, dat ze, direct bij aankomst, naar huis zullen sturen.
Als door een gemeenschappelijke impulsie komt iedereen, vóór 't naar kooi gaan, nog even boven aan dek en vormen ze groepjes en maken ze afspraakjes en nemen ze afscheid, want ze weten 't allen, de meesten door ondervinding, de overigen van 't hooren zeggen: zoodra er een mailboot aan de wal ligt gemeerd, verspreiden de passagiers zich als kaf voor den wind, barst 't gezelschap als een zeepbel uit elkander.
En juist, op 't allerlaatst, vóór 't klokje van scheiden luidt, komt er iets weemoedigs in aller ziel ...
Und fällt es demt nicht schwer
Aus einander zu gehen?

Zingt een der dames ... een beetje valseh, een beetje vrij van tekst en melodie... maar toch slaat 't oudje liedje in.
De Resident, de Hooge Oome en tevens de Nestor van 't gezelschap, knikt, ten teeken van herkenning en zegt -
"Jongen, dat is uit de oude doos, - wacht eens - zoo is het:

[61:]

"Und ein Butterbrof mil Schinken -
Sieh'sf du wohl?
"Und ein Butterbrot mit Wurst
Sieh'st du wohl?
Das sind ja, zwei Butterbröte -
Das eine ja, mit Schinken -
Und das andere, ja, mit Wurst
Sieh'st du wohl?
Und fällt es denn so schwer -
Aus einander zu geh'n?
Ist die Hoffnzmg denn nicht der
Auf ein wider-, wider seh'n?

En dan zingen ze allen 't refrein mee ...
"Typisch Indisch, zoo'n ouderwetsch deuntje", zegt een der Delianen.
"Vóór de alles nivelleerende tijden van auto's en gramophonen was dat verschijnsel nog veel sterker. Moest je op een buitenpost komen .., daar konden ze je met wellust trakteeren op een tjingel-tjangel deun van voor jaren.
"Maar tegenwoordig? Speenhoff zingt't vandaag in Holland en vier weken later vertelt de gramophoon 't je in Indië.
"Veel veranderd, Resident, sedert ze dat liedeke van 't Butterbrot mil Schinken kweelden, wat?"
Dezelfde Deliaan heeft den in zijn oogen, te deftigen Resident al menige hatelijkheid naar 't hoofd geslingerd gedurende de reis, maar nu klinkt 't gemoedelijk.
Den "laatsten" avond gaan de scherpe puntjes er af.
Zelfs mevrouw Koelders, die in haar pose van onbegrepen vrouw, alles en iedereen, met laatdunkende minachting, afkeurt, zegt vriendelijk: "Och! zoo'n oud liedje doet je

[62:]

soms wel eens weldadig aan, 't brengt je jeugd terug en idealen...
"Verheven idealen," spot Bertha Manders, een broodje met ham en een broodje met worst...
"Moet u niet zeggen," klinkt 't ernstig van een der jongelui, "een lekker croquant waterkadetje met een sappig sneedje van een bankethammetje... nou. Dat is niet voor de poes....
En dan loopt 't gesprek als van zelf weer over de te wachten heerlijkheden in 't vaderland.
Meneer Verheijst, de meest fortuinlijke der Delianen, die een jaar of achttien geleden, als gesjeesd student naar Indië ging en 't tot administrateur van een der groote tabaksondernemingen heeft gebracht, en door zijn salaris, zijn tantièmes en zijn aandeelen in verschillende cultures een reuzen-inkomen heeft, borduurt voort op zijn geliefkoosd thema, - een mooi huis en erf, ergens buiten.
Zijn mede-passagiers hebben, om zoo te zeggen, 't huis steentje voor steentje, met hem opgebouwd, den tuin boom voor boom met hem geplant.
Het is zijn lijfmotief. Zijn dierbaarste onderwerp van spreken en denken.
Hij is iedereen dankbaar, die er hem een raad voor geeft en hem dus helpt met de verwezenlijking van zijn plan.
Geen wonder dan ook, dat ze er allen iets voor voelen en hem beloven hem te komen bezoeken, zoodra hij zich gevestigd heeft.
Ook de beloften aanvaardt hij dankbaar, want een zijner idealen is om open huis te houden, zooals de suiker-koningen vroeger deden in Bloemendaal of Zeist.

[63:]

Er zijn zelfs nog enkele buitens van oud-Indische gasten, typisch gebouwd met één verdieping en een voorgalerij met pilaren en een marmeren vloer.
Degenen onder de passagiers, die nog niet zoolang uit Holland zijn, vertellen hem van verschillende landhuizen, die al een poos leeg staan en op een eigenaar wachten.
Zoo De Elswoudt te Overveen bij Haarlem.
"O! nee, daar vergist u zich in", valt Bertha Manders, in. "Dat weet ik toevallig door een vriendin van mij, die er in de buurt... woont... Ze had haast gezegd: kinderjuffrouw is, hetgeen wél volgens de waarheid, maar niet praktisch zou zijn geweest. De lui hadden er niet mee noodig, dat ze vriendin was van een kinderjuf!
"Ze heeft er ook een buiten", jokt ze, "nog grooter dan De Elswoudt, maar weet u wat daar mee is? Een meneer uit Amsterdam kocht 't een jaar of wat geleden en toen liet hij 't huis, of 't kasteel dan, heelemaal verbouwen, maar ze moesten bij den gevel beginnen. Waarom dat nou was, wil ik van af zijn. Maar 't is een feit: van binnen is 't heelemaal niet af, maar de gevel is piekfijn...
"Maar wat ik zeggen wou van dien meneer. O! ja, terwijl zijn huis verbouwd werd, ging hij naar Rome. Misschien was die wel Roomsch, maar dat weet ik niet. In elk geval, stierf die - ook sneu - als je pas zoo'n prachtige buitenplaats hebt gekocht, want 't is er eenig... met vreeselijke lange lanen...
"Nu... En wie woont er nu?" informeert de Deliaan, die zich zelf reeds ziet wandelen in die vreeselijke lange lanen en zoo'n gevelhuis wel interressant vindt...
"Wel niemand," giegelt Bertha, "O! heb ik dat nog niet

[64:]

verteld? Het schijnt dan, toen ze zijn testament open maakten, er in stond, dat zijn erfgenamen er, in geen honderd jaar, iets aan mochten veranderen. Alles moest precies zoo blijven en dan na honderd jaar... ja, dan weet ik niet, wat er gebeuren moet. Je zou zeggen, wat kon 't zoo'n man schelen, wat ze, na zijn dood, met zijn buiten deden!"
De Oeliaan voelt deze wilsbeschikking als een persoonlijke beleediging. Hij is er stellig van overtuigd, dat 't juist iets voor hem zou zijn geweest. Verheyst van Elswoudt zou uitstekend hebben geklonken.
Jammer! Eeuwig jammert
Hij drukt openlijk zijn teleurstelling uit en zegt dan:
"Nu.., Elswoudt of geen Elswoudt - vóór Kerstmis hoop ik, toch zeker, ergens onder dak te zijn en ik inviteer het heele gezelschap om bij mij te komen rijsttafelen op den eersten Kerstdag."
"Nee toch," roept poppie verontwaardigd uit. .U weet heelemaal niet hoe 't hoort. Met Kerstmis moet je plumpudding eten en kalkoen, net als in Engeland, maar geen rijsttafel...
"Ik vind 't best, hoor," klinkt 't goedig. ."Je zult je kalkoentje hebben, juffrouw Poppie. Die loopen d'r van zelf op mijn erf, wat! In Holland, waar je geen last hebt van slangen en leguanen, kun je al dat goed vrij laten: kippen en eenden en duiven en ganzen en kalkoenen. Ik houd wel van wat levende have...
"Ik ook," valt de oude mevrouw Randburg in. "Heb ik jelui wel eens verteld, hoe ik van Djokja naar Malang heb gereisd met een Bantamhaan en twee kippen? Dat was een historie, 't mocht niet, ten minste niet in de coupé,

[65:]

maar ik had prachtige raskippen en een beeld van een haan en mijn dochter in Malang sukkelde altijd met haar kippen en toen denk ik: Wacht, ik zal Louise verrassen en den eersten keer, dat ik bij haar ga logeeren, een paar meebrengen. Maar.., wat zat ik in de penarie... ik dacht elk oogenblik dat de conducteur 't zou merken - of dat de andere passagiers er wat van zouden zeggen."
"Stel je voor," giegelt Poppie. "Maar vertelt u nu verder, meneer Verheyst," zegt ze coquet.
Ze is, de heele reis door, poeslief voor den tabakker geweest. Zij zou ook wel op zoo'n mooi buiten willen wonen - en 't zoo senang (lekker) hebben. Dat is toch maar alles. En meneer Verheyst kon der wel door, hetgeen van haar standpunt, als bewoonster van een theeland op Java, een heele concessie is tegenover een Deli-planter.
"Och! juffrouw Poppie," herneemt hij, modest, "er valt nog niets te vertellen. 't Hangt alles nog zoo in de lucht...
"Zoo iets van een vliegmachine, ja?" lacht ze. "Stel je voor."
"U is ondeugend," beknort hij, zacht.
"Toch niet voor u," fluistert ze...
"Pas op," vermaant hij, op denzelfden toon.
Ze is wel een leuk kind en hij weet dat hij maar één vinger heeft uit te steken om haar aan zijn voeten te zien, par manière de dire, dan altijd; hij heeft allergezelligst met haar geflirt en ze heeft hem, nu en dan, zelfs 't vuur heel na aan de schenen gelegd, maar hij is er niet ingevlogen, om den drommel niet.
Een man, als hij, die iets wil bereiken in Holland, zooals hij 't in Indië heeft gedaan, moet niet beginnen met zich te binden. En dan... eerst wat genieten!

[66:]

God! toen hij van Holland wegging, was hij nog maar een kwäjongen, die ook wel genoten had, maar op een verkeerde manier en dan. .. wat is 't studentenleven nou heelemaal?
Zijn grootste finantïeele uitspattingen waren een fijn diner bij Levedag in Leiden, bij van der Pijl in den Haag of op 't Kurhaus in Scheveningen. Buitenslands was hij nooit geweest.
Hij verheugt zich dan ook dol op Parijs! Had er expres zijn Zola nog eens voor opgeslagen, vertaald natuurlijk, want na zooveel jaar in de tropen is de mot aardig in je talen gekomen en dat in je Fransch. Engelsch hoor je nog wel eens en Duitschers zijn er te over in Deli, maar Fransch praten doe je er nooit.
Nu doet 't er niet zoo veel toe, want al de leuke boeken zijn vertaald en Parijs is zoo cosmopolitisch dat iedereen er terecht kan.
Met de dames aan boord heeft hij 't dikwijls over Parijs gehad, vooral met mevrouw Bijsterman, met mevrouw Waanders, met Bertha Manders en ook met Jetty van Tricht; zelfs met de oude mevrouw Randburg. Een pintere vrouw, wat?
Ze willen er allemaal naar toe; de dames natuurlijk om mooie toiletjes, hoeden en corsetten te koopen en ook om er zich te laten onduleeren.
Parijs vormt altijd een der hoofdschotels van 't gesprek op de mailboot en vooral degenen, .die er nooit gewest zijn, weten er precies den weg en disschen er allerlei verhalen van op.
Sommige van die verhalen schijnen op de booten te

[67:]

blijven zweven en worden door 't volgende stelletje passagiers weer opgevangen.
Zoo was er jaren lang sprake van een coquette Resident's vrouw, die geregeld naar Parijs ging om haar gezicht te laten emailleeren, sommigen beweerden zelfs haar hals ook.
Op de heenreis, als haar teint erg aan 't tanen was, verscheen ze weinig aan dek en dan nog onder een stevige laag bedak, maar als ze weer naar Indië terugkeerde, opgemaakt en verjongd, was zij de ziel van 't gezelschap en trotseerde zij moedig de felste zonnestralen en 't helderste licht.
De oud-Indisch gasten kenden dit verhaal en zooveel andere, waaronder vrij gepeperde, maar voor de tottoks uit Holland en de baren uit Indië waren ze nieuw.
En menige dame, wier teint erg gehavend was door de tropische zon, had er wel een lief ding voor gegeven om het adres van den kunstenaar-émailleur in Parijs te weten, ten einde zich aan zijn subtiele zorgen toe te vertrouwen.
Maar den laatsten avond hebben al die stereotype herinneringen aan vroegere mail reizen afgedaan.
Er worden geen boomen meer opgezet, zooals 't in de Indische conversatie-taal heet; enkel nog zoo'n beetje gebabbeld.
De restantjes van den voorraad worden opgeruimd... en dan worden er meer of min energieke pogingen gedaan om de banden met sommigen steviger aan te halen, met anderen losser te maken, al naar 't uitkomt met de aspiraties van den aanhaler of losmaker, waarbij nog al eens conflicten ontstaan.
Poppie tracht meneer Verheyst naar zich toe te halen,

[68:]

doch hij wil der niet van, zooals de Indische kinderen zeggen, en wil de laatste uren van samen zijn liever gebruiken om wat dichter bij den Resident te komen.
Als 't hem lukte om den Resident en Mevrouw onder zijn Kerstgasten te tellen, dan zou dat zeker een stap vooruit zijn in de goede richting en zou zijn naam er een verhoogden glans door krijgen in de plaats, waar hij zich vestigen zal.
Als student was hij niet veel waard geweest; den laatsten tijd op Deli begon 't ook al mis met hem te gaan .. was hij tè veel verslaafd aan zijn whiskey-soda, waarmee ge woonlijk de soda ontbrak, had hij zich bovendien verslingerd aan...
Enfin dat moet hij trachten te vergeten.
Door naar Holland te gaan heeft hij een schoone lei gemaakt en die wil hij vullen met keurige, absoluut rechte, lijnen en fijne letters, opdat die lei een der schoonste bladzijden vorme van zijn levensboek.
Zooals een zijner vrienden, bij de afscheidsfuif te Medan had gezegd, toen ze hem uitgegeten, en flink uitgedronken, hadden.
Ze waren toen allemaal al zóódanig onder den invloed van goeden en minder goeden wijn dat ze de bladzijde vormende lei voor zoeten koek hadden opgegeten... zooals het feestvarkentje had willen zeggen, maar niet tot uiting had kunnen brengen, omdat zijn tong zoo raar deed.
Hij had eigenlijk zoo'n gevoel alsof hij met diezelfde tong zijn oude, vuile lei... zijn levenslei, had afgelikt... dat vond hij ook een mooi beeld... maar ook die gedachte kon hij niet in woorden omzetten.

[69:]

Van die allerlaatste afscheidsfuif, welke door vele andere was vooraf gegaan, herinnerde hij zich al heel weinig.
Alleen het denkbeeld van de schoone lei was hem bijgebleven en daaraan had hij zich krampachtig vastgeklemd.
Zoodra hij zich dan ook aan boord bevond, werd hij een heel ander menseh.
Met een paar andere Delianen was hij naar Batavia gegaan, omdat ze geen van allen die parel van 't Oosten kenden en 't huis, in Holland, wel wat schunnig hadden gevonden, als ze moesten bekennen dat ze van het mooie Insulinde, dat zich als een smaragden gordel om den Evenaar kronkelt - zooals 't vroeger in dichtertaal heette, niets aanschouwd hadden dan een miniem stukje van Sumatra.
Er waren ook geruchten op de soos te Medan, dat er 'n beetje en geen klein beetje ook, neer gezien werd op de Delianen en zoo'n hemeltergenden blaam konden ze niet op zich laten rusten, van daar dat ze gedrieën, Verheyst, Soeters en Polenaar, zich de moeite en uitgaven getroostten om over Batavia te repatrïeeren, in plaats van zooals het de gewoonte is, over Singapore, per Engelsche of Franschemail te reizen.
Toevallig had de familie Wohlzogen dezelfde route genomen, omdat ze met kinderen, liever per Hollandsche mail wilden reizen.
Verheyst heeft er geen spijt van, want ten eerste voel je je op een Hollandsche boot toch meer thuis en dan vorm je allicht connecties, waar je nu een cosmopolitisch gezelschap, zooals er van zelf op de Fransche en Engelsche steamers is, nooit toe komt.

[70:]

Zoo de President en Mevrouw, charmante lui!
Dan de Bijstermans, degelijk en solide; mevrouw Koelders, een piquant wijfje, amusanter dan die arme mevrouw Romsbergen, kassian arm vrouwtje: waarachtig om medelijden mee te krijgen, altijd met dien starenden blik en steeds 't zelfde herhalende: "Ik heb mijn kindje verloren" op een toon, die je door je ziel snijdt en waaraan je niets kunt doen.
Dat is nou waarachtig de eenige keerzij van 't leven, en dat voor een man in bonis als Piet Verheyst, dat je ellende onder je oogen krijgt, die je niet met een paar rijksdaalders kunt verzachten.
Bij wijze van spreken dan, want ze kunnen gerust wat meer van hem krijgen!
't Geld brandt hem in de vingers!
Hij gaat er eens lekker mee gooien en... verdraaid als 't niet waar is, hij zal er goed mee doen ook. Zoodra zijn brein een beetje opgeklaard was van de whiskey en bitter visioenen, die 't wat vertroebeld hadden in den laatsten tijd, is hij ernstig gaan terugdenken aan wat, of juister wie, hij al zoo achtergelaten had in 't gezegende kikkerlandje, waar zijn wieg had gestaan, De oude vrouwen de Piepa beiden dood... verduiveld jammer; hij had zijn moeder nog wel eens terug willen zien.
Had haar een goeien ouden dag willen bezorgen.
De meeste lui aan boord, en zelfs de meest cynische tabakkers, hadden 't nog wel eens over hun moeder.
Enfin, daar was niets aan te doen.
Zoodra hij in den Haag was, zou hij haar graf bezoeken en er den grootsten en fijnsten krans op leggen, die er voor geld en goede woorden te krijgen zou zijn.

[71:]

En dan wat voor de zusjes doen, vooral voor Toos, die 't zeker niet al te breed zou hebben met haar eersten Luitenant en vijf kinderen. Hoe verzint zoo'n armoedzaaier het om zulk een talrijk kroost te verwekken!
En dan Net en Wies, sajang toch, zoo'n paar ouwe juffers!
HijIJ zou ze wel wat opkikkeren.
Ze desnoods bij zich in huis nemen!
Gek! hoe anders je toch over je familie denkt, als je 't vooruitzicht hebt ze terug te zien.
Eigenlijk was hij vóór zijn vertrek naar Indië, 't zwarte schaap geweest, de oude heer nijdig... giftig; de oude vrouw in tranen; haar handje vol byouterie had ze nog verkocht om een paar van zijn beren te betalen... jammer dat hij 't haar niet meer vergelden kon...
En de zusjes! Niet malsch!
Zonderlinge speling der natuur, de eenige zoon, een echte brandal (deugniet) en de drie dochters zulke bagijntjes!
Enfin! Dat was voorbij, een man kan niet zijn verder leven bederven door 't terugdenken aan zijn jeugd-zonden.
Hij kwam nu, na zijn zilveren bruiloft met de tropen te hebben gevierd, als een nieuw mensch terug, vol goede voornemens en heelemaal vrij.
Gelukkig zonder gevolgen van zijn verschillende gekleurde vlammen; hij was altijd goed geweest voor zjjn inlandsche njai's, net zoo goed als voor de Japansche en Chineesche nonna's, die zijn bachelor's home tijdelijk hadden op gefleurd, maar voor allemaal had 't zelfde parool gegolden: "geen kind".
Dat was 't wachtwoord geweest, waarmede hij haar de deur zijner slaapkamer had ontsloten, in figuurlijken zin

[72:]

dan, want aan deuren en sloten laboureerde je niet in Indië.
In elk geval hadden ze hem begrepen en hadden ze hem geen van allen tot Papa verheven.
Dat voorrecht zou hij overlaten aan de Westersche schoone, die eenmaal zijn chatelaine zou worden, want Net en Wies, zoo hij er toe besluiten mocht, ze een onderdak aan te bieden, zouden van zelf niet 't eenige, vrouwelijke element vormen.
Hij nam zich stellig voor te trouwen... een aardig wijfje, leuke kindertjes, wat?
Niettegenstaande de lugubere voorspellingen van zijn vrienden uit Deli, had hij bewezen zich keurig te kunnen gedragen in net gezelschap.
Er was niemand aan boord, die zoo veel op hem te zeggen kon hebben.
Zelfs zijn flirtation met Poppie, trouwens meer van haar kant dan van den zijne, had hij binnen de grenzen gehouden.
Tegen Jetty van Tricht, een charmant snuitje, was hij altijd even hoffelijk geweest, zoodra hij merkte dat ze den Marine-kant uit wilde en Gerard Brouwer de pré gaf, in alle eer en deugd wel te verstaan. Tegenover de oude Mevrouw Randburg was hij zóó netjes geweest, dat zij beste vrienden waren geworden, en tegenover de kinderen had hij zich niets te verwijten.
Ze hadden geen onvertogen woord van hem gehoord.
Ans Hoornweg, een echt bakvischje nog, had hij wel eens geplaagd en met haar gestoeid, maar hij had haar jeugd gerespecteerd.
Zelfs tegenover de aanhalige Bertha Manders, een banale coquette, had hij zich niets gepermitteerd.

[73:]

Er liepen anders rare praatjes over haar.
Natuurlijk! Geen mailreis zonder een beetje en meestal een boel cancans.
Dat hoort er bij en gewoonlijk bestaat er wel aanleiding toe. Soeters en Polen aar bluften ... op intimiteiten, maar hij had er zich absoluut buiten gehouden.
Toen de Passagiers van de Rembrandt den volgenden ochtend dan ook afscheid van elkander namen, ten minste voorloopig, want de meesten zouden de reis door Zwitserland mee maken, waren ze 't er allen over eens, dat Piet Verheyst eer een aanwinst dan een storend element was geweest.
Alleen Bertha Manders vond hem saai, doch dat had een andere reden. -


vorige pagina | inhoud | volgende pagina