Thérèse Hoven: De passagiers van "De Rembrandt" Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1919
[74:]
V. 'T JAAR DES DUIVELS 1914.
Het reis-programma, tot in de kleinste bizonderheden vastgesteld, verloopt heel anders dan men gehoopt en verwacht heeft. Degenen onder de passagiers, die van plan waren geweest om, na een korteren of langeren toer door Zwitserland, over Duitschland terug te komen, zijn op Zaterdag, 1 Augustus van het jaar... des Duivels 1914, te Zurich bijéén in 't Hotel Baur au Lac, ze zitten er aan de lunch, als er iets in de lucht schijnt te wezen, dat de rust en de stemming verstoort. Eerst, als een aanzwellend geluid, vaag en onbestemd, dan begint 't onbegrijpelijke een vasten vorm aan te nemen. Een der eerste positieve berichten komt uit Holland; de broer van een der reizigers heeft getelegrapheerd: Leger gemobiliseerd, Europeesche verwikkelingen gevreesd, doorreizen aangeraden. Niemand begrijpt er iets van, - dan gaan er een paar op kondschap uit en informeeren hier en daar. Volgeladen met nieuws keeren ze terug. Duitschland en Oostenrijk zijn aan 't mobiliseeren en zullen waarschijnlijk in oorlog gaan met Rusland, omdat het Czarenrijk partij heeft getrokken voor Servië, dat schuld heeft aan den moord van 't Oostenrijksche Aartshertogenpaar
[75:]
't Dwarrelt den toehoorders in 't brein. Maar er is nog meer: als Rusland oorlog krijgt, dan zal Frankrijk, uit hoofde van 't Fransch-Russich verbond, ook mee doen en daardoor Engeland van wege de Entente Cordiale. En wie weet of Holland en dan ook niet in betrokken zal worden. Nadat de verschillende tijdingen zich tot één Jobsmare: er komt oorlog - hebben gevormd, is iedereen als verlamd van schrik. Dan barst de verontwaardiging los! En 't gemopper! Wat een schandde in dezen verlichten tijd. Wie zou nu zoo eens verwacht hebben? Naar 't geen je in Indië zoo hoorde en las in couranten en tijdschriften, zou je juist denken dat alles pais en vrêe was. Overal waren anti-oorlogsbonden opgericht, vereenigingen als, "Vrede door Recht"; werd er propaganda gemaakt om alle geschillen door arbitrage te beslechten. Het internationaal verkeer, niet enkel van reizigers, maar van geschriften en gedachten, nam steeds toe. Was Het Vredespaleis in den Haag, de uiting van de pacifistische neigingen er niet 't symbool van, in zekeren zin zelfs de waarborg? En nu op eens - zou dat alles maar snert en larie blijken, zooals een der Delianen het, meer kernachtig dan gedistingeerd, noemt, en zouden ze elkander te lijf gaan. Anderen rekenen er zich persoonlijk door gekwetst, noemen zich Pechvogels! Ook een pretje, voor eens, dat je naar Holland gaat; je
[76:]
moet het maar treffen. Ze hadden dat zaakje toch nog wel wat kunnen uitstellen. Enkelen zijn optimistisch gestemd, nemen het luchtig op. 't Zal zoo'n vaart niet loopen. Omdat Duitschland mobiliseert, is het nog geen reden dat er een Europeesche oorlog zal uitbarsten. Keizer Wilhelm heeft wel eens meer zijn ijzeren vuist getoond, onder andere eenige jaren geleden te Algéciras... toen heeft het ook een haar gescheeld of 't was mis gegaan. Per slot van rekening is het toen ook geschikt, waarom dan niet nu? En bovendien, stel dat ze elkaar nu heelemaal eens in de haren vliegen, dan zou dat niet eeuwig duren. De tegenwoordige manier van oorlogvoeren is zóó, dat het van zelf spoedig uit moet zijn. De Duitschers zullen wat machtsvertoon maken met hun groote kanonnen en de Engelschen, stel, dat die er werkelijk in betrokken worden, zullen met hun vloot manoeuvreeren, misschien Helgoland afpakken of zoo - of de Duitsche koloniën in Afrika bezetten - en Rusland zal misschien in Pommeren vallen of ergens in Oostenrijk binnentrekken, maar na eenig machtsvertoon wederzijds, zal er wel weer vrede worden gesloten. Waarschijnlijk zal Frankrijk dan een poging doen om Elzas-Lotharingen terug te krijgen, dat de moffen in 1870- 71 afgepakt hebben - maar verder zal 't niet gaan. Tegen den winter zal alles weer normaal zijn. Zoo redeneert Piet Verheyst, die naar hij zelf bekent, heelemaal niet op de hoogte is van de huidige Europeesche politiek, maar je gezond verstand zegt je dan toch wel,
[77:]
dat de tijd voor lange oorlogen voorbij is. De Resident meent ook wel, dat 't zoo'n vaart niet zal loopen, maar voorzichtigheid kan nooit kwaad en, als het werkelijk tot een uitbarsting mocht komen, dan zou juist de streek tusschen Zwitserland en Holland onveilig worden, dus is het ongetwijfeld het beste om zoo spoedig mogelijk de terugreis te aanvaarden. Liep 't met een sisser af, dan kon men altijd nog zijn valies weer pakken, Baedeker opnemen en er op uit gaan. Hij, voor zich, zal ten minste eens aan 't hoofdstation informeeren welke weg onder de gegeven omstandigheden de beste zou zijn, denkelijk over Straatsburg, 't Rijksland door en zoo langs den Rijn. De meesten zijn het volkomen met hem eens, enkelen verklaren hun reisplan niet te willen opgeven voor looze, en waarschijnlijk sterk overdreven, geruchten. Bovendien, Zwitserland zal wel neutraal blijven en je zat er hoog en droog! Vooral dat hoog in een bergland wordt als een grapje bedoeld en toch lacht niemand. Ze zijn toch onder den indruk en, dat bij hun thuiskomst, Europa zoo ongastvrij zou zijn om te gaan vechten, vinden ze, op zijn zachtst uitgedrukt, een beroerde geschiedenis, een flauwe mop. Terwijl ze nog aan 't beraadslagen zijn, komt de gérant van 't bewuste hotel en biedt zijn gasten de mooiste kamers aan en tevens zijn verontschuldigingen omdat ze het dien nacht minder goed hebben gehad. Als zij besluiten om voorloopig te blijven, hetgeen voorzeker het beste is, zal
[78:]
hij hen behandelen, zooals er nog nimmer één bezoeker werd gesoigneerd... Een enkele laat zich verleiden, de meesten achten het veiliger om maar te vertrekken; ze bestellen eenige auto's, verlustigen zich nog even in den schitterend en aanblik van het rustige meer met zijn fraai begroeide oevers, zijn honderde bootjes en de prachtige heuvelterreinen, die het omlijsten. Dan tuffen ze naar het Hoofdstation en als ze zich, met ongeloofelijke moeite, een weg gebaand hebben door de zich opdringende menigte hooren ze de Jobsmare : geen koffers, enkel Landgepäck en de treinen zullen overvol zijn. In 't eerst ontzetting en Jeremiaden! Waren we toch maar met "De Rembrandt" mee over Gibraltar gegaan! Of beter: Zaten we nog maar veilig en wel in Indië. Maar één en ander zijn hopelooze verzuchtingen. De Rembrandt heeft Genua sedert eenige dagen reeds verlaten en is al een heel eind op weg en Indië is nog verder weg en evenmin te bereiken als de snel varende mailboot. De keus is achterblijven in een neutraal land of 't er op wagen. De bagage quaestie is niet zoo ernstig, als die in 't begin wel leek; de groote collis zijn op De Rembrandt achtergebleven om in Holland ontscheept te worden, en de meesten hebben slechts een handkoffer en een valies of tasch. Daarvoor zal wel plaats zijn. Gelukkig ontmoet de Resident een vriend van hem, die zeer bereisd en even hulpvaardig is.
[79:]
Deze raadt 't gezelschap aan zich zooveel mogelijk van mondkost te voorzien, daar op de stations, waar ze zullen stilhouden, wel alles gerequireerd zal worden voor de langs-trekkende soldaten. Europa, en vooral Duitschland, staat in 't teeken van "das Militär". Het streven der Hohenzollerns is bereikt, de ijzeren vuist is nu openhJk opgeheven en staat gereed om alles te verpletteren... of? Dat zal de geschiedenis leeren. De welingelichte meneer weet heel wat te vertellen Duitschland is tot aan de tanden gewapend, strijdlustig tot in hart en meren, Frankrijk is volstrekt niet klaar en heeft tot op 't laatst toe, zich bezig gehouden met schandaal-processen, Engeland heeft geen leger van beteekellis en vertrouwt op zijn vloot, Servië, rot land, zal wel gekraakt worden. Italië, de derde bondgenoot van de centrale mogendheden, de oude triple alliantie, houdt zich tot nu toe onzijdig, maar de oorlog is feitehlijk nog niet eens verklaard. En Rusland, ja? Wie weet er nu iets van Rusland af, in zijn soort, evenals Amerika, 't land der onbegrensde mogelijkheden, zij 't ook in anderen zin. Met zijn onmetelijken rijkdom en talrijke bevolking zou 't zeker groot gewicht in de schaal kunnen leggen, als er meer eénheld en mmder omkooperij was. De meneer, geeft een soort van politieke exposé, waar de colonials gretig naar luisteren, ontwend als ze zijn over het nieuws uit de eerste hand, of juister, mondeling te hooren.
[80:]
De heeren knikken elkander veelbeteekenend toe, en geven met blik en gebaar te kennen dat iemand te hooren praten je toch een beter en helderder idee van den toestand geeft dan je 't door couranten- en telegraafberichten krijgt. Dit is toch maar je ware! Ze vergeten dat het oogenblik, hoe ongunstig ook in de meeste opzichten, zich bizonder eigent tot bespiegelingen en 't verkondigen van opinies en theoriên, vooral aan personen, die de laatste weken in een afgesloten ruimte hebben doorgebracht en niet vermoeden welke ingrijpende gebeurtenissen er op til zijn. Trouwens, gelijk de meneer zelf eerlijk erkend - in de best ingelichte kringen van Europa, kwam 't als een donderslag! Wel twintig jaren lang, eigenlijk sedert den Fransch-Duitschen oorlog was het te verwachten, dat het nog wel eens tot een uitbarsting zou komen. Het gemis van de rijke zuster-provincies, was, vooral na 't geen de Duitsche industrie en handelsbeleid er van gemaakt hadden, een voortdurende reden tot wrok voor Frankrijk, evenals de ontwikkeling van diezelfde industrie en dat zelfde handelsbeleid den Engelschen een doorn in 't oog was. Duitschland was de jongelingsjaren ontwassen, 't zocht een uitweg voor zijn vele handelsartikelen en eveneens voor zijn vele zonen; het had een vloot, het wilde koloniên hebben, even zooveel redenen tot ongerustheid en jalouzie voor Engeland. En dan Rusland...en de Balkan.., och! er is zooveel! "Zoodra wij weer eens rustig op de Witte in den Haag zitten met een glaasje Vermouth, zal ik u nog wel meer
[81:]
vertellen, Resident. Tot zoolang adieu! Laten we zeggen au revoir, daar zit een betere klank in." "Meneer Brouwer", zegt de Resident, "u heeft de reis al meer gemaakt en u is jong en actief, zorgt u nu eens voor de bilJetten, dan blijf ik bij de dames." Meneer Bijsterman en de Delianen zijn beduusd van al de drukte en vinden 't best. Henk Manders is nog op stap met zijn vrouw, die alles zoo reuze fijn vindt en al de winkels van Zürich wel leeg zou willen koopen. Anton Verrneer is gaan roeien op 't meer, ook reuze fijn; op 't laatste oogenbhk voegt hij zich bij 't gezelschap. De famlhe Wohlzogen zit als een troepje landverhuizers op hun bagage. Poppie lacht en kirt en vindt alles: "interessant, seg!" Jetty van Tricht is lief en gedienstig en helpt Gerard met plaatsen nemen; haar Duitsch is toevallig beter dan t zijne en ze vmdt alles prettig met hem! Ansje Hoorweg is gewoon paf van 't geen zij hoort en ziet. Eigenlijk is ze een beetje bang en wou ze dat Ma bij haar was. Verbeeld je dat er, in Holland, ook orlog komt en de broers moeten dienen. "Denkt u dat ze Delftsche studenten zullen oproepen als Holland er in gemengd wordt?" vraagt ze deftig aan den Resident, dien ze zoowat beschouwt als een knappen Grootpa, die alles weet. "Zoo prul, interesseer jij je voor studenten?" "Mijn broers toch, Resident?" "Drommels ja, daar dacht ik zoo gauw niet aan. Dom van me, hè, om niet aan jou broers te denken?"
[82:]
Ansje weet niet of de Resident 't meent of dat hij haar voor den gek houdt. Misschien heeft ze wel wat te veel gebluft op haar studeerende broers. Ze vindt het ook zoo deftig. Maar misschien verveelde het anderen wel eens. Zoo'n soort twijfel is al meer bij haar opgekomen. Bij Pa en Ma thuis mocht ze natuurlijk over alles spreken... maar bij vreemden is 't van zelf anders. Weer krijgt ze dat nare, stikkerige gevoel in haar keel... 't Kan toch geen krop zijn, ze heeft wel eens gehoord, dat menschen daar zooveel last van hebben in Zwitserland; verbeeld-je, dat zij 't ook eens kreeg? Hè! was Moesje nu maar bij haar. Zoodra ze iets voelde, ging ze er altijd gerust mee naar Moesje, maar nu durft ze er niet over te spreken. Mevrouw Bijsterman is heel lief, maar ze gaat erg op in haar kinderen en kassian! aan boord had ze zoo veel last van zeeziekte, dat Ansje eigenlijk niet veel aan haar had en een beetje van haar is vervreemd. Mevrouw Romsbergen is, onder de hoede van de pleegzuster, ook mee gegaan. Eigenlijk was het plan dat ze de heele reis per boot zouden maken, doch de zuster vond het voor zichzelf een veel te mooie gelegenheid om Noord-Italië en Zwitserland kosteloos te zien en dan 't gruwelijk vervelende vooruitzicht om nog een kleine veertien dagen op zee te zijn - met een bedroefd beetje passagiers, want de meesten zijn te Genua aan land gegaan. Ze heeft hun voorbeeld dus maar gevolgd en haar patïente is te willoos om er zich tegen te verzetten. Maar de drukte van al de menschen om haar heen, vooral
[83:]
in het station te Zürich, is haar te machtig en schuw, als een misdadigster tracht ze zich achter de pleegzuster te verschuilen, af en toe haar klaagkreet mompelende: "Ik heb mijn kindje verloren." Eindelijk, na veel vergissingen en gescharrel, zitten ze met hun allen, in een der wagons van een harmonica-trein, die ze naar Bazel zal brengen. Ze hopen dan met den nachttrein verder te kunnen reizen en den volgenden ochtend tegen half elf in den Haag aan te komen. Hè! 't is te mooi om waar te zijn I De teleurstelling van enkel even door een klein gedeelte van Zwitserland te stoomen, in plaats van dat heerlijke land op je gemak te bezichtigen, is wel een bittere pil, doch bij de meesten weegt het vooruitzicht van daardoor spoediger thuis te zijn, er ruimschoots tegen op. "En dat is meestal zoo," vertelt de Resident, "zelfs in vredestijd, hoor. Ik ben toch al zoo dikwijls terug gekomen, als er geen wolkje aan de lucht was, en Zwitserland, Tyrol, Weenen, Parijs, de heele wereld voor je openstond. "Iedereen had reisplannen; aan boord leek 't wel een Cook- of Lissonne-kantoor, je hoorde over niets anders spreken dan over hotels, uitstapjes, trein-verbindingen, bergspoortjes en nauwelijks zetten de passagiers den voet aan wal, of in negen van de tien gevallen, was hun eerste vraag hoe ze zoo gauw mogelijk naar de Heimat konden gaan. Jongen, 't trekt zoo!" "In de Marine zeker," bevestigt Luitenant Brouwer" vóór, hun vertrek spreken alle zee-officieren af, dat, zoo ze gehuwd zijn, hun vrouw of anders hun vader of zuster ze,
[84:]
bij hun terugkomst, van Genua of Marseille, desnoods Parijs, zal komen halen, doch meestal zijn er bezwaren of geen tijd om behoorlijk alles vooruit te regelen en dan ... gunnen ze zich den tijd niet om er over te correspondeeren, of om zelf eens rond te kijken, en is hun eerste werk om een plaats in den eerst vertrekkenden trein te bespreken... "Toch wel sneu, seg", beweert Poppie, doch haar ouders, niet reislustig uitgevallen, vinden 't best dat het Noodlot ze verhindert hun reisbelofte aan hun dochtertje te vervullen. "En niet eens naar Parijs!" zucht de teleurgestelde juffer. "Och! wat!" bromt Papa, "Den Haag is net zoo goed, je kunt er alles even mooi krijgen en dat is voor jou toch 't voornaamste." "Niet eens", pruilt ze. "Wacht maar tot je er bent, Pop. Je mag dadelijk een auto nemen en naar hartelust winkelen." "Wou toch liever naar Parijs... En! Zij gaat... ze moet naar Parijs! In Bazel hooren ze, dat de weg over het Rijksland gesloten is, vanwege de mobilisatie; gelukkig kunnen ze nog naar Frankrijk. Duitschland toch heeft, aan den Zwitserschen kant, eerder zijn grenzen gesloten dan Frankrijk. Terstond zijn er twee meeningen bij de stations-autoriteiten waar te nemen, de eene raadt blijven aan, de andere vertrekken! De reizigers aarzelen... De vriend van den Resident, die 't meest bereisd is, en bovendien zich 't best kan uitdrukken in 't Duitsch, is voor 't laatste.
[85:]
"In elk geval naar Parijs!" Er wordt een trein gevormd, die over Delemont en Delle, naar Belfort, de eerste plaats in Frankrijk, zal gaan. Enkelen blijven achter, de meesten laten zich overtuigen dat het beter is om, onder de omstandigheden, huis-toe te stoomen. Poppie en Bertha Manders zijn verrukt en praten 't eerste half uur over niets anders dan over blouses en hoeden en allerlei mode-snufjes. "En, Ma, zeg nou, ik mag mijn haar toch laten onduleeren?" vraagt Poppie, die door de verschillende illustraties uit de leestrommel, zich verbeeldt geheel op de hoogte te zijn van het elegante Parijsche toilet, met aanverwante vakken. In Belfort houdt de trein stil en worden de dames in haar gesprek gestoord doordat de ruwe werkelijkheid haar als 't ware in 't gelaat wordt geslingerd. De perrons, het stationsgebouw... op den weg zelfs... overal menschen,.. een dichte menigte, die zich opdringt... één compacte massa, waaruit gesmoord snikken en... schelle kreten... opstijgen... als uit de keel van een veelhoofdig monster! In 't eerst schijnt 't werkelijk één onscheidbaar geheel, zich als door één stuwkracht met één beweging verplaatsende, dan langzamerhand komt er lijnbreking in, gelijk in de duisternis allengs de voorwerpen vormen krijgen. Het gezichtsvermogen, geholpen door het brein... begint 't menschelijke kluwen te ontwarren... den weg in den chaos te kennen. De rood en blauwe uniformen schijnen zich los te wringen uit de kleurlooze massa...
[86:]
't Zijn de Fransche soldaten, die vertrekken! Een uur te voren. Zaterdag 1 Augustus 1914 - 's namiddags te vijf uur, is er door heel Frankrijk als een electrische trilling gegaan. Toen toch werd het bevel aan alle stationchefs en belanghebbenden gegeven - de verzegelde stukken openen en deze, enkele dagen te voren uitgedeeld, bevatten het sein tot het begin van de algemeene mobilisatie. De teerling was geworpen! De geheele oproeping zal één-en-twintig dagen duren! Eerst dan moeten alle zonen van Frankrijk zich in gelid scharen om den vijand te bevechten... voor 't eerst na drie-en-veertig jaren rust, zal het Fransche kanon weer bulderen, zullen de bajonetten glinsteren... eindelijk is de kans gekomen om zich te wreken over het verlies van Elas Lotharingen... welk verlies is als een verminking, als een nimmer gesloten wond, steeds bloedende... De vrouwen en kinderen schreien... de mannen juichen en joelen en zingen: Allons, enfants de la patrie Le jour de gloire est arrivé! Jour de gloire! Voor de idealisten, die de Marseillaise uit volle borst aanheffen en den krijgszang afbreken door den wapenkreet, waarmede zij zich aangorden: "A Berlin!" Dat hebben hun vaderen geroepen... te vergeefs! Nu zal het wachtwoord, dat is als een heilige gelofte, vervuld worden, nu zal het Fransche leger zegevierend Pruisen's hoofstad binnentrekken en in Potsdam, de oude
[87:]
woonplaats der Vorsten, zal gebeuren, wat er in 1871 te VersailIes gebeurde. De vijand zal er toeven en een smadelijken vrede voorschrijven!
Allons, enfants de la patrie Le jour de gloire est arrivé!
Jonge enthousiasten heffen 't aan, ze speuren den palm der overwinning reeds in 't verschiet... maar de vrouwen schreien en de kinderen schreien mee ... De vrouwen weten dat velen niet zullen terugkeeren, dat zoodra de oorlogsvlam zal oplaaien, velen zullen vallen en de nu zingende monden en trots blikkende oogen voor eeuwig gesloten zullen zijn!
"Allons, courage! "On se reverra!" "A bientôt!" "Au revoir, les gosses!"
Allerlei uitroepen... korte afscheids-woorden weerklinken, tot ook de allerlaatste groet gepreveld moet worden; tot de portieren worden geopend... om zich terstond weer te sluiten... De locomotieven snuiven en brieschen... als wilde beesten, hongerend om hun prooi. De ijzeren monsters vragen meer, steeds meer en helaas! Hoe weinigen zullen ze terug brengen? Bertha Mandel's vindt 't griezelig en wat zien die kerels er smerig uit... hetgeen treurig - doch waar is ! De Passagiers van de Rembrandt en de overige reizigers
[88:]
die op dien gedenkwaardigen Zaterdagmiddag, die allengs in avond verandert. .. de eerste teekenen der mobilisatie in Belfort zien en verder op elk station, waar ze op houden of langs komen, constateeren met verbazing dat 't leger er miserabel uitziet. La grande armée, gevormd uit nazaten van Bonaparte's keursoldaten, heeft meer van een havelooze bende vluchtelingen dan van een uitgelezen schare, die een heilig ideaal volgt! De verschoten roode broeken, soms door vuil linnen vervangen, hangen slordig, de jassen zitten in plooien, de képi's staan schots en scheef, any how! Hoe 't Fransche leger zich houden zal, is nog niet te voorzien, 't kan zijn dat er helden harten schuilen in die slordig uitgeruste mennekes, maar op 't oogenblik is 't een treurige aanblik. Zoowel de enkeling, als de massa! Van orde of discipline merkt men niets; in de stations dringen ze in verwarring op om een plaats in den trein te veroveren, rukken ze zich noode los uit de armen van vrouw of kind of... vriendinnetje! Langs de wegen trekken ze in ongëordende troepjes. Geen houding! Geen militaire opmarsch! Meneer Wohlzogen, die van Germaansche afkomst is, al stond zijn wieg ook onder de palmen, zegt: "Ik ben niet pro-Duitsch, heb de bakermat van mijn vaderen zelfs nooit gezien, maar ik heb toch zoo'n idee, dat 't Duitsche leger er anders voor staat." De overigen zijn te slaperig om er hem op te antwoorden... de nacht is dan toch ook bestemd om in te slapen en niet om in te redeneeren.
[89:]
't Is toch vervelend in zoo'n trein en dat als je 't niet gewend bent... en dan onder zulke omstandigheden! Ze houden vaak stil... en altijd treft hun 't zelfde tafereel... afscheid nemende soldaten en wanhopend achterblijvende vrouwen en kinderen.
vorige pagina | inhoud | volgende pagina