Anna de Savornin Lohman: 'Roem' uit Miserere Amsterdam: P.N. van Kampen en zoon, [1897], eerste druk 1895
[160:]
Nu draagt Henning de kadettenuniform, en Marie is een opgeschoten bakvischje geworden, met een paar lange blonde vlechten op den rug, waaraan Henning zich dikwijls veroorlooft te trekken. -. Maar hij is ook de eenige aan wien ze zulke vrijpostigheden toestaat. - Want tegenover anderen voelt ze zich al haast een volwassen meisje, - vroeg groot geworden, - in haar teeder begeeren om, als oudste van het gezin, haar vroeg weduwe geworden moeder helpend ter zijde te staan. - "Dat belooft een goede, lieve vrouw te zullen worden voor wie haar eenmaal krijgt," zegt haar oom, Hennings grootvader, als hij haar gadeslaat; en zijn schoonzuster glimlacht tevreden, in stilte daarbij denkend aan een verschiet, waaraan zij vermoedt dat hij ook denkt bij zijn woorden; een verschiet, waarin Marie en Henning te zamen de hoofdrol vervullen. - Het is groote vacantie. Marie is naar oom van Helsdingen, om hem en Henning voor den avond op de thee te vragen, en als zij, langs het achterhek, den tuin inkomt, vindt zij Henning daar aan het kraaien schieten. Juist heeft hij zijn geweer gelost, en Marie ziet een vogeltje even in de lucht ronddraaien, dan neervallen op den grond, een bloedig-rood vlekje tusschen de gitzwarte veertjes. "Henning, hoe kan je zoo wreed zijn!" roept zij verontwaardigd. Hij komt op haar af, lachend haar begroetend, in zijn ontwikkeling van knappen jongen stralend in den gloed der zomerzon, die speelt door zijn zijden haar, en zich weerkaatst in den glans zijner mooie oogen.
[161:]
"Wat doe ik dan voor vreeselijks?" vraagt hij. "Ik mag mij toch wel oefenen in het schieten." "O ja; - maar dat kan je even goed doen op een schijf, als op die arme levende diertjes, die je niets kwaads gedaan hebben." "Maar dat is juist het amusante er van, dat de dieren leven; dat begrijp jij nu zoo niet, Marie; daarvoor ben je een meisje." Marie haalt verontwaardigd de schouders op. - "Een meisje of niet - wreed blijft daarom toch wreed, - en het is wreed iets dood te maken zonder reden, alleen voor jouw plezier: ik weet zeker, Henning, dat je mij gelijk zult geven." - Hij lacht. - "Maar Marielief, als ik nu al zoo sentimenteel moet wezen waar het een paar kraaien geldt, hoe wil je dan dat ik later in den oorlog mij zal houden, als ik op mijn medemenschen moet schieten?" "Dat behoef je immers ook niet, gelukkig. Wij hebben immers geen oorlogen tegenwoordig, ten minste wij, Hollanders, niet." "Jammer genoeg; - ik wou, dat er maar een kwam, als ik klaar ben. In vredestijd officier wezen, daar heb je nu eigenlijk niets aan. Je moet gelegenheid hebben om je te onderscheiden, in veldslagen en zoo; dat is het ware, zie je." Marie ziet hem met hare vroeg-ernstige oogen ietwat bedroefd aan; "O, Henning, meen je dat werkelijk? Zou je het heusch prettig vinden, te moeten vechten tegen menschen, die je niets hebben gedaan, die misschien, o zoo graag nog wat zouden blijven leven? - Ik denk, dat
[162:]
het iets vreeselijks moet zijn, daartoe gedwongen te worden." Henning blijft bij zijn vorig argument. "Nu ja, jij bent ook een meisje; jij begrijpt dat zoo niet." Maar voor het oogenblik heeft hij toch geen genoegen meer in het kraaien schieten.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina