doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anna de Savornin Lohman: 'Roem' uit Miserere
Amsterdam: P.N. van Kampen en zoon,
[1897], eerste druk 1895


"A propos, Marie," zegt oom van Helsdingen, - "ik heb daar juist een telegram van Henning gekregen, dat hij morgen overkomt, om mij over zaken te spreken. Kom jij dan bij mij eten, kind? Je weet ik heb altijd graag een jonge dame over den vloer, die de honneurs waarneemt."
"Heel graag, oom." En Marie bloost van genoegen; maar oom ziet het niet, omdat hij juist de verandatrap afdaalt; - of misschien ook heeft hij juist dáárom zijn invitatie tot op dat oogenblik uitgesteld, om haar het verlegen worden te besparen; oude menschen kunnen soms zoo kiesch voelen: - en oom van Helsdingen vermoedt iets, reeds lang.
En nu hoopt hij, meent uit Hennings telegram te mogen opmaken, dat zijn liefste wensch in vervulling zal komen, dat het onderhoud, door zijn kleinzoon met hem gewenscht, de hand van Marie betreft. - Ja, hij heeft het al lang gezien, dat zij van zijn jongen houdt met heel de volheid harer onschuldige, ontluikende jonkvrouwelijkheid: en hij twijfelt er niet aan, dat zij hem zal kunnen gelukkig maken, zij, zoo eenvoudig, degelijk opgevoed, zoo gewoon in den kring van haar eigen thuis meer liefde te geven, dan te ontvangen, zoo

[163:]

helder van hoofd en zoo rein van hart: een van die zachte lieve vrouwen, die nog hier en daar opbloeien te midden eener gekunstelde, geëmancipeerde meisjeswereld ; natuurlijke veldbloemen, verscholen ontloken tusschen met allerlei zorgen opgekweekte kasplanten en orchideeën.
Ja, zij zal voor Henning een goede vrouw, voor zijn kinderen later een trouwe moeder zijn!
En, in de toekomst, ziet de oude man, na zooveel stormen die over zijn hoofd zijn heengegaan, een vredigen levensavond dagen. - Zijn vrouw immers is hem reeds vroeg ontvallen, zijn eenige dochter haar jong in het graf gevolgd. En zijn laatst overgebleven kind, Hennings vader, werd hem ook ontrukt, plotseling, door een ongelukkigen val van zijn paard bij het manoeuvreeren. -
Stervend, in een toestand van vreeselijk lichaamslijden, hadden zij hem thuis gebracht, bij zijn jong vrouwtje, dat op het punt stond voor de tweede maal te bevallen.
Zij had dien schok, de herinnering aan het plotseling, pijnlijk sterfbed, waarvan zij zoo op eens getuige werd, niet kunnen doorstaan: toen haar schoonvader aankwam, reeds te laat om nog zijn zoon levend aan te treffen, vond hij ook haar ernstig ziek, worstelend met ijlende koortsen, die hem, weinige dagen later, ook aan háár graf deden staan. Vóór den tijd gebroken, vroegtijdig verouderd en vergrijsd, keerde hij naar huis terug, den kleinen Henning meevoerend, voor wien hij nu voortaan zou zorgen.
In die eerste teedere jaren had hij hem geheel toevertrouwd aan zijn schoonzuster, Marie's moeder, die, sinds zij weduwe was geworden, zich in zijn nabijheid

[164:]

had gevestigd, omdat hij de voogd was harer kinderen.
Zoo waren zij opgevoed als broeder en zuster, Marie en Henning; en ook toen hij later bij zijn grootvader in huis kwam wonen bleef uit den aard der zaak die intieme verhouding voortduren. - En langzamerhand ontwikkelde zich daaruit die illusie, waarvan de verwezenlijking thans aan den heer van Helsdingen zoo nabij scheen, - dat Marie Hennings vrouw zou worden.
Want immers, over welke andere "zaken" zou de jongen hem zoo in eens spreken willen? - Hij was nu sinds meer dan een jaar luitenant; hij had zijn eerste heerlijke vrijheid, na het strenge academieleven, genoten. En nu ontkiemde in hem het verlangen naar een eigen thuis, de herinnering aan het lieve, opofferende meisje, dat hem zoo onschuldig, naïef, lief had. En hij had een besluit genomen, hij wou er zijn grootvader over spreken.
"Nu, zij waren nog jong genoeg, die beiden," dacht de oude man, tevreden voor zich heen glimlachend, terwijl hij naar zijn villa terugkeerde. "En, als ze van zijn luitenants-tractement hadden moeten leven, - Marie had ook niet veel mee te brengen, - dan zou het er niet best voor hen hebben uitgezien. - Enfin, gelukkig dat hij er nog was, en hun een prettig, comfortable home kon verschaffen; hij, die immers sinds jaren zich alleen verheugd had over zijn steeds toenemend vermogen, omdat het aan zijn Henning ten goede kwam. O, hij was bereid genoeg daarvan zooveel af te staan, als de jongen maar noodig had; hij, die immers voor zich zelf geen behoeften meer had, vroeg niets meer van het leven dan zijn Henning ge

[165:]

lukkig te mogen zien, - nog eenmaal wellicht een achterkleinkind te mogen wiegen op zijn schoot.
En, met plotseling vochtig geworden oogen denkt hij aan zijn vrouw, aan zijn dochter, die beiden Victorine hebben geheeten, aan het kleine, doodgeboren zusje van Henning, dat dien naam zou hebben gedragen, - en hij fluistert voor zich heen: "Het moet een meisje wezen; een Victorine."


inhoud | vorige pagina | volgende pagina