doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Annie Foore: De Van Sons
's-Gravenhage: Henri J. Stemberg, 1881


[138:]

XV.

Er werd den volgenden avond belet gevraagd bij den dokter.
De Van Sons hadden reeds kennis met hem gemaakt; want, ofschoon hij het nog heel lang had kunnen uitstellen, spoedde Emile zich dadelijk naar den man ten einde hem deelgenoot te maken van zeker belangwekkend geheim.
Dora was erg nieuwsgierig naar "moeder Broks" zoo werd de doktersvrouw genoemd, - van wie allerlei vreemde dingen verteld werden, en die haar reeds herhaaldelijk kleine cadeautjes van visch, groenten en vruchten had gezonden.
Onze jongelui hadden er nog zoo geen verstand van; maar ieder oud gast zou het u onmiddelijk gezegd hebben, dat mevrouw Broks een "vreeselijke nonna!" was - een nonna echter van die innig goedhartige, welwillende, eenvoudige soort, die in staat zoude zijn u met het geheele geslacht te verzoenen.
In haar zonderling toilet, het haar glad weggestreken van het bruine gezicht, waggelde zij glimlachend haar bezoekers te gemoet en drukte Dora de handen, alsof zij de teederste vriendinnen waren.

[138:]

"Wel mevrouwtjelief! En hoe gaat het u? Kom hier zitten in dezen stoel, naast mij, ja? En wat wilt u drinken? Stroop een beetje? ja, lekker; neem maar gerust! zelf gemaakt! - En vertel u me nu eens, hoe bevalt u zoo in uw eigen huis?"
"O, heel goed, mevrouw; ik heb wel een beetje last met de bedienden, maar anders..."
"Ja, ja, natuurlijk! Kassian, die totohs! Als de jongens ondeugend zijn, roep mij maar. Ik zal ze wel een katje maken... Maar anders een goed land, Iloenka, ja? Veel djeroek manis, veel ikan en niet te warm! Mijn man, hij wvil maar naar Holland, en ik zeg maar: Indië is lekker! Wat zegt u?"
Nu zou Dora heel veel hebben gezegd zoo mevrouw Broks haar daartoe gelegenheid had gegeven; maar als vreesde ze tijd te verliezen ging ze voort: "En het is zoo ver met u, hoor ik van Broks? "Nu, nu, u behoeft niet zoo'n kleur te krijgen; wel, ik geef al mijn geld als het met mij zoo is."
"Ik dacht, dat u geen kinderen hadt?" vraagt Dora.
"Neen, ik meen toen ik nog jong was! Och, och, wat heb ik gehuild, als ik maar geen kind krijg. En ik kan toch niet meer doen, wat zegt u? ik ben driemaal getrouwd."
"Driemaal?" vraagt Dora ontsteld.
"Ja, driemaal," herneemt mevrouw Broks en niet zonder trots.
"Wil ik u vertellen? Mijn eerste man, hij is zoo'n knappe ventje! hij heeft een mooie lange baard en hij is groot en sterk, amper een reus! hij is goed, kassian, hij krijgt dysenterie... Mijn tweede is niet veel; hij kijkt te veel naar de meisjes, - zijn heele familie, is een doordraaier, - maar hij heeft een mooi doodsbed. Hij zegt:

[139:]

"ik wil niet! ik wil niet dood! ik wil bij mijn goeie Sina blijven!" en meteen valt hij neer. - Mooi, ja? - Ik huil veel. Toen komt de dokter. Ik heb weinig zin in hem, maar ik had wat duitjes, moet u weten, en hij wil mij niet laten. Ik zeg: twee mannen is genoeg; hij zegt: wil jij een moeder zijn voor mijn kind? - -
"O, dus was de dokter ook weduwnaar?"
"Weduwnaar? wel neen!" En zonder het noodig te achten het raadselachtige wat er voor het hollandsch vrouwtje in haar verhaal is, nader toe te lichten, gaat zij voort:
"Zijn kind is een mooie njo; ik roep: die moet weg! Hij stuurt hem naar Holland! Toen zeg ik: nu moet ik een kind hebben! Hij zegt: jij hebt niet veel kans! Ik zeg: dat zul je zien! jij praat, waar jij geen verstand van hebt! Ik ga naar de kampong; daar heb ik een mooi nonnetje gezien: poeti sekali; zij is een kind van een groot heer! Ik koop haar; de dokter geeft haar zijn naam en ik ben lekker!"
"Maar waarom behieldt u dan niet liever het kind van uw man?"
"En hij is een jongen!" roept mevrouw Broks, verbaasd over zooveel onbegrijpelijkheid. "Wat moet ik dan met mijn juweelen doen en mijn zijden sarongs en al mijn goud, als ik dood ben?"
Dora was blij, dat Emile in druk gesprek was met den dokter; zij vreesde dat het lachje, dat ze nu en dan niet bedwingen kon, den laatsten mocht hinderen.
"Wilt u mijn non eens zien?"
"O ja, heel graag!"
"Pangil nonna Adelaide!" Weinige oogenblikken later kwam een bleeke jufvrouw binnen, met een twaalfjarig

[140:]

kind, dat alle recht deed wedervaren aan de keuze harer pleegmoeder; de groote smachtende oogen, het fijnbesneden gezichtje, de zijden krullen, het slanke figuurtje, maakte haar tot een belangwekkende verschijning, maar vooral dat fier optreden, alsof zij niet een verstooten bastaard, maar de erfgename eener kroon ware.
Een gelukkige glimlach verheldert de gezichten der beide oudjes nu zij dáár is; de dokter liefkoost het zwartgekrulde hoofdje, zijn vrouw zwijgt voor het eerst, als om ongestoord den indruk te kunnen bespieden, dien de schoonheid harer lievelinge maken moet.
Emile begaat weer een van zijn onhandigheden. "ls dat uw kind?" roept hij uit, met zooveel verbazing dat hij even goed had kunnen vragen: "Kunnen distelen ook vijgen voortbrengen?"
"Ja," zegt de dokter, "ons lief, eenig dochtertje!"
Toen Adelaide, gevolgd door de bewonderende blikken der pleegouders, het vertrek had verlaten, fluisterde mevrouw Broks: "U moet er nooit van spreken tegen haar, dat ik haar moeder niet ben; zij weet niets!"
"Hebt u dat geheim kunnen houden?"
"Ja mevrouw, ja! Zij mag niet naar school; zij leert thuis, zij mag nooit alleen uitgaan... weet u, ze zouden het kunnen vertellen. De jufvrouw weet het niet; zij komt pas uit Holland; de meiden mogen nooit van spreken, als ze het doen, dan zou ik ze vermoorden!"
"Maar... zal ze het toch misschien niet eenmaal ontdekken..."
"Misschien. Maar och, mevrouwtje, wij zijn zoo goed voor haar! En nu zegt Broks: Als ze het ontdekt, dan zal ze toch wel zooveel van me houden, alsof ik haar eigen moeder was."

[141:]

De goede ziel heeft de tranen in de oogen, en Dora, die eerst niet weinig lust gevoelde om haar dwaasheden te lachen, is geheel met haar verzoend, en laat zich bij haar vertrek gewillig kussen.
Een veel minder aangenaam bezoek was dat bij de kapiteinsweduwe.
Ze ontving hen met een zoetzuren glimlach, en verzekerde op allerliefsten toon het zeer op prijs te stellen, dat mijnheer en mevrouw Van Son haar zoo spoedig kwamen opzoeken; ze was niet gewoon aan zooveel beleefdheid na den dood van haar man; ja, toen die nog leefde werd ze genoeg ontzien, maar nu... o, die luitenants en hun vrouwen, 't was ongeloofelijk wat ze haar durfden aandoen... och, ze hoopte van harte, dat mevrouw nooit zou ondervinden, hoe men getrapt wordt, als men arm is en zonder steun...
Of mijnheer en mevrouw reeds lang in Indië waren?
Niet? Och, wat zouden ze dan nog moeten doorworstelen?
Ja, 't was een vreeselijk land! Zoo door en door onzedelijk!
Altijd vol schandalen, en daarbij vreeselijk eentoonigl Emile meende te mogen opmerken, dat die schandalen toch nog al afwisseling moesten brengen in de eentoonigheid.
De douairière - zoo noemde ze zichzelve - poogde te bloozen en toen dit mislukte, riep ze: "O foei, mijnheer Van Son!" en begon over het klimaat te spreken.
Cornelissen, haar beste man, was aan leverziekte gestorven - zooals trouwens iedereen aan leverziekte stierf, als hij maar lang genoeg hier bleef. - En mijnheer en mevrouw hadden zoo gelogeerd bij den assistent-resident!
Wel, wel, vonden ze het er prettig? En hadden ze dan niets gemerkt van... enfin mijnheer Van Trecht kon

[142:]

zich heel aardig voordoen, dat was zeker, en mevrouw... kassian, die arme ziel!
"Begreep mijnheer Van Son niet wat ze bedoelde. Des te beter, hij moest het dan maar beschouwen, als had ze niets gezegd.
Emile, die bizonder sterk was in zijn antipathiën, verzekerde haar vrij scherp, dat hij dat stellig doen zou, en toen de beminlijke weduwe bij het afscheid nemen, Dora heel hartelijk beloofde haar eens spoedig te komen opzoeken, toonde hij zich volstrekt niet ingenomen met dit vooruitzicht.
Naast mevrouw de douairière Cornelissen, woonde in een keurig net huis, bij het schoolgebouw, de hoofdonderwijzer. Volgens recht en billijkheid hadden nog enkelen vóór hem op het visitelijstje moeten staan, maar mevrouw Van Trecht wist te goed, hoe teergevoelig de man op zekere punten was, om hem niet altijd wat meer te geven dan hem toekwam.
Emile was nog geen kwartier gezeten, toen de heer Voerman hem reeds had verzekerd, dat hij philosoof was.
En dichter! En musicus! En atheist! Waar hij in het geheel niet van repte en wat men hem slechts ten koste zijner hooge ongenade had kunnen herinneren, 't is dat hij ook schoolmeester was.
Allereerst is hij dichter! Dat feit, op zichzelf zoo onschuldig, is een oorzaak van moelijkheden voor de Iloenkers.
Dat hij gedichten voordraagt, op kinderfeesten met Sint Nicolaas, na concerten, vóór bals, bij het uitreiken van Willemsordes, het komen en gaan van residenten, - dat was tot daar toe, maar dat hij bij iedere begrafenis wou spreken, dat was verschrikkelijk!
Bij een niet zoo heel treurig sterfgeval kon men

[143:]

nog toestaan, maar als men bij het geopend graf van gade of kind stond, dan was het ondragelijk de deelnemende vrienden van achter hun zakdoek de benauwdste geluiden te hooren voortbrengen, wanneer het hun onmogelijk werd, zooveel bombasterigen onzin zonder lachen aan te hooren.
Enkele malen kon men dan ook bij de bekendmaking van een sterfgeval lezen: "De familie van den overledene verzoekt verschoond te blijven van toespraken bij het graf."
Dit was één grief van den heer Voerman tegen de Iloenkers, maar o, er waren tallooze anderen!
Waarom, bijvoorbeeld, had men hem geen lid van de directie der societeit gemaakt? Waarom werd hij zoo zelden geinviteerd bij den assistent-resident? Waarom zonden de notabelen hun kinderen niet naar zijn school?
Waarom was hij geen directeur van het Leesgezelschap, hij, de dichter, de letterkundige? - Er zouden dan niet zulke prullen worden opgenomen, als tegenwoordig het geval was! Hoogstwaarschijnlijk zou er heel weinig in opgenomen worden, want wat kon genade vinden in 's dichters oogen?
't Was aardig om de diepe minachting te hooren, waarmede deze letterkundige sprak over zijn collégas in Europa, - tot dusver had Nederlands groote criticus hem nog een woordje van lof kunnen afdwingen -. maar dieper dan een der anderen was de man nu in zijn achting gedaald.
Wat? had hij het niet verklaard in zijn: "van Napels naar Amsterdam," - had hij het niet ronduit gezegd, dat er geen dichters meer opstonden in Nederland. En was niet juist voor eigen rekening van Iloenka's hoofdonderwijzer een dikke bundel gedichten verschenen?
Was die "Bouquet van Javageuren" - zoo is de titel

[144:]

van het gewrocht - aan Huet's blik ontsnapt, of was hij misschien, als zooveel anderen, verteerd van jalouzie bij het doorbladeren dier heerlijke gedachten, in schitterenden vorm, dier gouden appelen op zilveren schalen, zooals de heer Voerman ze bij voorkeur noemde?
Mevrouw Voerman hield het voor het laatste.
Om eens een zeer landelijk beeld te gebruiken, mevrouw Voerman deed u denken aan goed doorregen spek bekroond met geele grasboter.
Haar uiterlijk was dus niet zeer gedistingueerd, maar overigens: "och, ze was zoo fatsoenlijk." Ze praatte met een pruimenmondje; ze maakte heel veel werk van de r's en had een heel fijn stemmetje; als haar koe had gekalfd, vertelde ze de intimes, dat haar melkbeestje een kindje had gekregen, en, als er een kip zat te broeden, verwachtte een van haar hennetjes vermeerdering van familie.
Wat javaansche kindertjes betreft, o, ze kon ze niet uitstaan op haar erf, ze waren zoo erg ongegeneerd; wist mevrouw Van Son wel, dat ze soms heelemaal naakt liepen - vreeselijk, niet waar? En getrouwde paren onder haar bedienden, foei neen! en amourettes - want ja, mevrouw, dat komt soms voor, die menschen zijn zoo rraarr, weet u.
Amourettes, die mochten in het geheel niet plaats vinden onder haar personeel.
Mevrouw was uit Delft, niet waar? Neen, zij was een Amsterdamsche! Heerlijke stad Amsterdam! Weet u, men kan er zoo profiteeren. Opera, bals, concerten, comedie… och, och, dat alles miste men hier zoo!
Vond mevrouw haar huis waarlijk lief? Ja, dat ging nog al! Enfin, ze schikte zich maar!
"Maar weet u, Voerman had zoo'n onaangename be

[145:]

trekking... Lucratief? Och, wat zal ik u zeggen? f 450 's maands, vrij wonen en nog enkele kleinigheden. Maar het was toch lang niet genoeg."
Verbeeld u, ze kon niet eens rijtuig houden!

De tocht langs de huizen der Iloenkers werd voortgezet met een ijver, alsof het een Noordpool-expeditie of een onderzoek naar de Nijlbronnen gold.
De notaris was getrouwd met "de moeder zijner kinderen." Het moest eenmaal een mooie javaansche geweest zijn, maar er was weinig overgebleven van haar schoonheid; half beschaamd zat ze ineengedoken in een hoekje van de sofa, waarop ze Dora een plaats aanbood; ze sprak weinig en dan nog zoo bedeesd en in zulk slecht hollandsch, dat men moeite had haar te verstaan.
't Was niet veel wat ze vertelde, uitgelokt door den vriendelijken blik harer bezoekster. Haar zonen waren in Holland, alle vier; haar eenig meisje was in Indië, maar ze mocht het maar zelden zien, anders zou het te inlandsch worden; de notaris ging over twee jaar naar Europa terug, dan moest ze mee!... en de groote zwarte oogen drukten zoo veel angst, zooveel treurigheid uit, dat de bezoekers tot hunne verbazing sympathie begonnen te gevoelen voor de ex-huishoudster.
Nu restten nog de landheeren: koffie, suiker, tabak.
De heer Van Berkum - koffie - wist Emile te vertellen, dat hij dit jaar 3000 pikols maakte.
Mevrouw Van Berkum schiep zich groote illusies van over een paar jaar met verscheidene tonnen te repatriëeren.
Mijnheer en mevrouw Schepper - suiker - waren iets minder rijk aan illusies. Na een twintigjarig verblijf in lndie hadden ze een mooi buiten in het Ginneken

[146:]

betrokken, toen ze verplicht waren terug te keeren, wilde de ellendige manier, waarop een zwager hun fabriek bestuurde, hen niet geheel en al ruineeren.
De heer Kraal - tabak - had geen enkele illusie over en zijn vrouw zat in arren moede ter neder. Reeds drie jaar achtereen had hij belangrijke slagen gehad, en als de tabak nu weer mislukte - wat zich wel liet aanzien bij die aanhoudende regens, zou de villa in het Willemspark, waarvan mijnheer en mevrouw nu reeds zooveel jaren hadden gedroomd, voor altijd in rook verdwijnen.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina