doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Annie Foore: De Van Sons
's-Gravenhage: Henri J. Stemberg, 1881


XXVIII

De hoogst fatsoenlijke gade van Iloenka's hoofdonderwijzer zal het wel wat ongepast vinden, maar toch moet ik den lezer uitnoodigen met mij het echtelijk slaapvertrek der Voermans te betreden.
Zoo als men dat meer ziet: de dichterlijke man heeft zeer ondichterlijke gewoonten. Hij draagt des nachts een geheel pak van flanel, en daar hij de keuze van dat flanel overlaat aan zijn gade, die groen met geele strepen of paarsch met roode ruiten mooi vindt, zal het niet noodig zijn, hier iets bij te voegen, om een denkbeeld te geven van zijn uiterlijk schoon in dit oogenblik.
Hij houdt in arren moede een groot rolkussen omklemd; nu en dan schopt hij, als een bezetene tegen het dek, dan weer knarst hij op de tanden; voortdurend laat hij een akelig steunen hooren.
Gehoond, gegriefd tot in de diepste diepten zijner diepe kunstenaarsziel, heeft hij nog geen oog geloken. Ofschoon Pierette zich houdt of ze slaapt is dit een bepaalde onmogelijkheid, te meer daar zijn kreunen telkens wordt afgebroken door een dof gemurmel, somtijds eindigt in woest uitgegilde kreten als: "Mijn held! Mijn prachtige titelrol! Versmaad, onbegrepen!"

[44:]

Zoo tegen een uur of twee in den nacht begint mevrouw Voerman toch werkelijk ongerust te worden. Niet uit vrees dat haar Johan, zijn bedreiging ten uitvoer brengen en bij het eerste ochtendkrieken "het moordend staal" door de borst van den ellendeling Stricke zal jagen; ze kent de hazennatuur van haar poeet en is er zeker van dat hij morgen bij het eerste ochtendkrieken drie kopjes slappe koffie drinken zal en verder klokslag zeven de schooljeugd voorgaan bij het vreedzaam liedeke: "Duifjes met uw blanke veêren," maar ze begint een oogenblik te twijfelen of het hem misschien ook in het hoofd is geslagen.
Immers, zich voor een miskend genie te houden, is een weelde, die zoo veel menschen zich veroorloven, dat ze er voor Voerman geen kwaad in had gezien, maar hem nu te hooren verklaren, dat hij grooter had kunnen zijn, dan Thiers of Bismarck (als men hem maar een terrein voor zijn werkzaamheid had aangewezen), hem te hooren uitroepen, dat het een misdaad was geweest iemand als hij te doemen tot schoolmeester, dat maakte haar ongerust, vooral toen hij eindelijk in geestverrukking een lied begon te zingen, met het refrein:
"En Goethe en Shakespeare zijn in 't niet verzonken,"
"Sints ons de liederen van een Voerman tegenklonken."
"Johan," vroeg ze, terwijl ze bedarend de hand op zijn gloeiend voorhoofd legde, "Johan, je ijlt toch niet?"
"Straks stijg ik opwaarts naar uw slaapgewelven," sprak Johan.
"Je bent er reeds! als je dit ten minste een gewelf wilt noemen; 't is schande zoo benauwd als ze hier een hoofdonderwijzer laten wonen!"
"Pietje, Pietje," zei Johan nu tot de werkelijkheid

[45:]

teruggeroepen. "Mijn stuk, waarover ik twee jaar heb gewerkt! O, Pietje, Pietje!"
"Als je de kanarie hebben wilt zal ik hem wel hier brengen,". zegt Pierette - nu zonder pruimenmondje en zonder rollende r's, - "anders begrijp ik niet wat je met dat Pietjeroepen bedoelt."
"Vrouw! Verlaat jij me ook om je bij mijn vijanden aan te sluiten!" roept Johan uit op allerakeligsten toon.
"Denk om Edoarda, je zult haar wakker schreeuwen. En wat nu "de Weduwnaar of één uur in den nacht" betreft, ik heb je wel gewaarschuwd, dat ze het hier niet waardeeren zouden; stuur het naar Holland en zie, dat je er wat duiten voor krijgt."
"Duiten? Duiten? O spreek het genie niet van geld! Dat schrijnt de overgevoelige ziel!"
Pierette wordt eensklaps ongeduldig. "Kom," zegt ze, "ik zou nu maar ophouden met die gekheid! Morgen ben je ongeschikt om school te houden! Hier is wat chloraal. Probeer nu om te slapen! - - - Wat, wil je niet? Pas op, hoor Jan, of ik houd je den neus toe."
Daar de zanger achteroverligt, zijn beide armen in woeste smart om den goeling geklemd, terwijl zijn vrouw in niet zeer vredelievende houding voor het bed staat, begrijpt hij, dat weerstand nutteloos zou zijn en neemt de medicijnen.
't Wordt stil in het echtelijk slaapvertrek. Pierette is op het punt van in te sluimeren - - - daar ruischt een gesmoorde zucht, daar weerklinkt een wanhopig:
"O, Mevrouw Rococovaux!"
Met een vreeselijken sprong heeft mevrouw Voerman de sponde verlaten; met één ruk grijpt ze een kussen en goeling: ze zal rust zoeken in de logeerkamer! "Laat

[46:]

jou mevrouw Rococovaux voor mijn part" - - -en ze slaat de deur achter zich toe.
Geen Iloenker zou het geloofd hebben, dat die hoogstfatsoenlijke mevrouw .voerman met haar hoogst fatsoenlijk pruimenmondje zulke woorden op zulk een toon kon uitspreken!
Zooals Pierette had vermoed, dronk haar Johan den volgenden morgen zijn drie kopjes koffie, en zong hij klokslag zeven met schorre en klagelijke stem:
"Duifjes met uw blanke veêren."
Maar dit nam niet weg, dat hij na schooltijd dadelijk weder in een vlaag van verontwaardiging losbarstte en vreeselijke bedreigingen uitte. Hij zou nimmermeer den voet zetten in de woning van den assistent-resident. Hij zou zijn handen aftrekken - niet alleen van deze comedievoorstelling, maar van alle comedievoorstellingen in de toekomst; hij zou geen enkel gelegenheidsgedicht meer vervaardigen; hij zou - - - maar Pierette herinnerde hem, dat het voor den hoofdonderwijzer zaak is den assistent-resident tevens president der schoolcommissie te vriend te houden.
En de zanger zweeg.
's Middags aan de thee was hij kalmer. Hij begon een zoete wraak te genieten. Natuurlijk zou de comedie geen voortgang hebben; ze zouden weldra inzien, dat het zonder zijn raad en voorlichting onmogelijk was, iets tot stand te brengen; er zou een deputatie uit hun midden worden afgezonden, om verontschuldigingen aan te bieden, en op nieuw zijn hooggewaardeerde medewerking te verzoeken.
Hij wachtte één, twee dagen; den derden dag trok hij

[47:]

zelfs zijn zwarte jas aan, daar hij de deputatie plechtig ontvangen wilde - vreemd, zij kwam niet.
Voerman voelde zich meer en meer ontstemd, vooral daar de zaak scheen uitgelekt. De tweede onderwijzer, een van de velen, die jaloersch op zijn groote gaven, hem trachtte te verkleinen, vroeg hem deelnemend wat hem toch scheelde, hij zag er zoo ontdaan uit; de derde deelde hem in vertrouwen mede, dat er allerlei praatjes over hem gingen. Verbeeld u, men vertelde zelfs dat hij een drama had willen opvoeren, waarvan de titel zijn zou: "De weduwnaar of één uur in den nacht;" hij had het overal tegengesproken, immers - de onzinnige titel bewees reeds dat het een van de vele Iloenkasche praatjes was.
Toen de derde dag was voorbijgegaan, zonder deputatie, werd het den armen zanger te benauwd; hij ging een bezoek brengen aan de douairière, en informeerde.
Mevrouw Cornelissen verzekerde, dat alles uitmuntend ging, dat de heer Stricke een geschikt stukje had gevonden en het dezen avond zou voordragen, om het aan het oordeel der dames en heeren te onderwerpen. Maar het was reeds vooruit aangenomen, voegde de weduwe er bij, toen zij zag dat Voerman doodsbleek en mevrouw Voerman vuurrood was geworden; Stricke was zoo'n geestige jongen, dat hij zeker met iets goeds voor den dag zou komen, en dan, mijnheer wist zoo wel als zij, dat het koek en ei was tusschen den assistent-resident en zijn controleur.
De dichter was verplet.
Alles ging goed zonder hem! Vreeselijk denkbeeld. Er zou comedie gespeeld worden op Iloenka zonder hem, den letterkundige, den zanger van "lndische geuren." En zijn doodsvijand, die Stricke, die hem altijd negeerde,

[48:]

die zijn vrouw zoo onbeleefd behandelde, h ij zou de leiding op zich nemen - z ij n haan zou koning kraaien… onmogelijk!
Toen het dien avond half negen sloeg, sprak Johan tot zijne Pierette: "Volg mij! het is een zware gang, maar ik ben aan de letterkunde verplicht, wederom handelend op te treden."
O, vreeselijke ontdekking, die den dichter bij zijn binnentreden wachtte!
Op geen enkel gelaat was iets van die bekommering te lezen, die Johan meende dat aller harten moest vervullen, sinds hij de liefhebberijcomedie zoo wreed aan haar lot overliet, integendeel, allen stonden met de grootste opgewektheid te praten en hadden zich geschaard om Stricke, die een geillustreerde uitgave van Molière voor zich had liggen en druk gesticuleerde, terwijl hij de platen aan de dames vertoonde.
"Dames en Heeren," zei Stricke, die zooals Voerman tot zijn ontsteltenis bemerkte, nu optrad als de letterkundige van de plaats, "zooals ge u herinneren zult zijn we bij onze vorige bijeenkomst besloten tot de opvoering van een van Molières meesterstukken: "Le médecin malgré lui.""
"Wat? Een fransch stuk!" riep mevrouw Voerman.
"Dat zou voor u toch het minste bezwaar zijn," vroeg Stricke uiterst beleefd. "U is uw fransch volkomen meester, niet waar?"
"O, wat dàt betreft... Maar..."
"Maak u niet ongerust, mevrouw," valt de gastheer hier in; "er is een uitmuntende vertaling van het stuk, die meneer Stricke zoo goed wil zijn ons voor te lezen."
De controleur begon.

[49:]

De lezer kent het stuk.
Lucinde, de dochter van Géronte, is verliefd op Léander, terwijl de vader haar aan een ander wil uithuwelijken.
De trouwdag met den pretendent, door Géronte begunstigd, is reeds bepaald, maar nu houdt het meisje zich ziek en wat meer is stom. -
Géronte, ten einde raad, zendt, na reeds verscheiden geneeskundigen geraadpleegd te hebben, zijn beide knechts Valère en Lucas, om nog meer dokters te zoeken.
Zij ontmoeten Martine, de vrouw van den houthakker Sganarelle, wie ze hun opdracht meedeelen. Martine, die daareven na een hevigen twist van haar man een flink pak slaag ontving, komt op den inval dezen een poets te bakken.
Ze verzekert, dat Sganarelle een buitengewoon knap dokter is, maar somtijds onwillig om als zoodanig op te treden en dan alleen daartoe te brengen door slagen en schoppen.
Sganarelle wordt gedwongen de beide knechts te volgen, en speelt voor wonderdokter in het huis van Géronte, waar hij den ouden heer voor den gek houdt, met de min allerlei grappen uithaalt, Lucas, haar man, woedend maakt, Leander als apotheker verkleed binnensmokkelt, tot en over Lucinde heel wat doctoralen onzin uitkraamt, en eindelijk den vader zoo ver weet te. brengen, dat hij den apotheker met zijn dochter in den tuin laat gaan, van welke gelegenheid de jongeluitjes profiteeren, om in het huwelijk te treden, met een snelheid, die zelfs in Engeland verbazend zou moeten heeten, maar hier noodzakelijk is, om het blijspel op een allervroolijkste manier te doen eindigen.

[50:]

Bij enkele gezegden bloosden de dames en die niet goed blozen konden, brachten haar waaier voor het gezicht; bij anderen lachten de heeren veelbeteekenend, of keek Stricke eens even van zijn boek op naar zijn chef die nooit méér genoot dan bij dubbelzinnigheden; maar de echt vroolijke toon, de grappige toestand en de geestige zetten hadden op de Iloenkers den invloed, dien ze sints meer dan twee eeuwen uitoefenen op de geheele beschaafde wereld; men lachte hartelijk.
Een algemeen handgeklap, een "alleraardigst, uitmuntend" volgde dan ook op de lezing; alleen het gelaat van den dichter bleef bewolkt. Het stilzwijgen dat hij hardnekkig bewaarde, moest, dacht hij, welsprekend wezen, terwijl de lippen van zijn gade slechts deze woorden voortbrachten: "Errrg choquant, vrrreeselijk ongepast, bepááld smerig!"
"Ik moet zeggen Stricke," begon na de voorlezing de heer Van Trecht, "je hadt geen beter stuk kunnen kiezen. De moeilijkheid, waarvoor we echter thans staan is de rolverdeeling. De eenige, zware rol is die van den dokter en, zie je, nu is de vraag: Wie zal Sganarelle wezen?"
De hoofdonderwijzer, verwoed, dat zijn veelbeteekenend stilzwijgen onopgemerkt bleef, besloot te spreken. Hij trok zijn boorden op, gaf een verticale richting aan zijn kuif en zeide: "Ik begrijp, mijnheer Van Trecht, dat uw woorden een bedekte uitnoodiging zijn aan mijn adres, maar ofschoon ik anders gaarne de hoofdrol zou hebben vervuld, moet ik na de miskenning - - - - "
"Mijnheer Voerman? U?" riep de gastheer ontsteld.
"Mijnheer," zei Stricke hoffelijk, "niemand onzer heeft er aan gedacht, dat van u te vergen. Een man met uw

[51:]

veelomvattende werkzaamheden zou zich met zulke nietigheden moeten bezighouden! Vergeet toch niet, dat de hoop des vaderlands aan uwe zorgen is toevertrouwd! En dan - weten we het niet dat u een groot werk onder handen hebt, een roman; mogen we het nageslacht berooven van de kinderen uws geestes, om iets van zoo weinig belang als een liefhebberijcomedie?"
Toen Pierrette haar echtgenoot in vollen ernst en met een tevreden lachje hoorde antwoorden: "Misschien hebt u gelijk mijnheer Stricke," kwam weer die akelige gedachte in haar op, die haar een dag of drie geleden reeds had gekweld: "Zou Johan misschien gek worden?"
"Stricke, zou jij zelf de rol niet op je willen nemen?"
Stricke, die vroeger met veel succès als Sganarelle was opgetreden, had alleen dit stuk gekozen om nogmaals eer in te leggen met zijn talent voor komiek, en zou de hoofdrol niet licht hebben afgestaan; toch vond hij het best zich een geruimen tijd te laten bidden, vóór hij aarzelend zijn toestemming gaf.
Hij had echter één voorwaarde; namelijk zelf zijn dames te mogen kiezen. Dit werd hem gaarne toegestaan.
"U hebt gezegd, dat u liever niet meespeelt?" mevrouw Van Trecht.
Jenny knikte toestemmend. Liever niet meespeelde, hoe gaarne had ze het gedaan! Maar Van Trecht had gezegd. "En dan zorg jij, dat er na de repetities wat te e ten is, hoor Jen!" en ze had begrepen, dat er voor haar geen sprake kon zijn van anders op te treden, dan als gastvrouw.
"Mevrouw Reenen, wat dunkt u er van als u de rol van de min eens op u naamt?" ging hij voort.
"De min," vroeg Ida. En voegde er toen met het kin

[52:]

derlijkste gezichtje van de wereld bij: "Is dat niet een beetje een gekke rol, mijnheer Van Trecht?"
"Als er wat geks in voorkomt, dan maken we dat een beetje minder gek," antwoordde deze geruststellend.
"En je kunt een beeldig toiletje aandoen," zei Jenny.
Dit laatste scheen Ida de zaak veel lichter te doen inzien. "Een rood fluweelen keursje?" vroeg ze fluisterend.
"Zeker," antwoordde Jenny, "en een mutsje met vuurrood."
Ida verklaarde hierop, dat ze heel graag min zou zijn.
"En als mevrouw Van Son ons het genoegen wilde doen voor Lucinde te spelen?"
"Met genoegen," zei Dora, na Emile geraadpleegd te hebben met haar oogen, "als het ten minste niet pretentieus van me is, om een jongemeisjesrol te kiezen."
Maar terwijl ze dit zeide, kwam zulk een bekoorlijke blos het jeugdig gezichtje kleuren, dat de assistent-resident zich niet kon weerhouden, uit te roepen:
"Pretentieus? Wel, mevrouwtje, als u niet zoo goed voldeed als getrouwde vrouw, zou men wenschen u altijd als jong meisje te zien."
"Mijnheer Stricke heeft zijne dames gekozen, zou mijn vrouw nu ook haar minnaar niet mogen kiezen?" vroeg Emile.
"O, Emile, natuurlijk moet jij dat zijn. Hoe zou ik anders ooit goed kunnen spelen?"
Bij dien uitroep, onbedacht, maar daarom niet minder uit het hart geweld, knikte Jenny haar vriendin hartelijk toe en merkte niet op hoe een nijdige trek om den mond van haar echtgenoot speelde en hoe scherp zijn toon was, toen hij vroeg: "Vin' je je zelf zoo geschikt voor de rol van premier amoureux?"

[53:]

"Ja, dat is hij!" riep Stricke vroolijk. "Ik heb hem in de dagen van zijn hofmakerij gekend en het ging hem uitmuntend af. Niet waar, mevrouw?"
"Ik geloof het wel, maar... ik had weinig ervaring op dat punt," zei Dora bescheiden.
"Dus de premier amoureux is al gevonden," hernam Stricke, "maar nu blijft er nog een damesrol, die van Sganarelles beminlijke gade. Als het mevrouw Voerman mogelijk was zichzelven zoo geheel te vergeten in haar rol, dat ze een vrouw uit den minderen stand kon voorstellen..."
Een hooge blos heeft eensklaps Pierrettes gelaat overdekt, en ze kijkt strak voor zich als ze zegt: "'k Wil 't wel probeeren, maar ik weet niet..."
"Ja we begrijpen," roept Stricke, "dat het u heel moeilijk zal vallen zoo'n gemeen mensch (want het is niet veel meer dan een meid) voor te stellen, maar we zouden het zeer apprécieeren."
Nog steeds keek Pierrette strak voor zich. "Enfin, er moet er altijd een zijn, die opgeofferd wordt bij zoo'n gelegenheid en dus zal ik het voor dezen keer wel moeten wezen."
"Mevrouw Voerman," sprak nu de douairière Cornelissen op diep treurigen, maar onderworpen toon; "als er iemand is, die opgeofferd moet worden laat mij het dan zijn. Ik ben er aan gewoon!"
"Neen, zeker niet," sprak de heer Van Trecht, die met de tailles der beide dames, mevrouw Voerman de geschiktste vond, "dat mogen we niet van u vergen, mevrouw!"
Maar nu de heerenrollen. De komiek en de premier amoureux zijn gevonden, maar wie zal Géronte, de père noble zijn?

[54:]

Dora, Ida, mevrouw Voerman en de weeuw riepen als uit één mond dat dit niemand anders dan de assistent-resident kon wezen, maar Jenny zag doodelijk ontsteld naar haar echtgenoot.
"O ja, dat zal u heel goed afgaan," riep de ongelukkige Bruinis, die iets aangenaams zeggen wou, maar beloond werd met een scherp: "Zoo, zou je dat denken?"
Door dien toon verrast zagen allen, wat Jenny reeds lang had gezien, dat het gezicht van den gastheer rood was van kwaadheid, ja, dat de dikke, blauwe aar, die alleen wanneer hij zich zeer driftig maakte, zichtbaar werd, meer en meer te voorschijn kwam. Nu is het dan ook één ding om in de eenzaamheid van eigen kamer bij het verwen van een grijs haar of het ontdekken van een rimpel tot zichzelf te zeggen dat men niet jong meer is, een ander ding dat te hooren van de lippen der jonge vrouwen, bij wie men nog zoo gaarne de don Juan zou willen wezen.
"We zullen heel wat moeten grimeeren," zei Stricke, die de zwakke punten van zijn chef op zijn duimpje kende, "maar met een pruik, die erg veroudert, kan men veel doen!"
De blauwe aar begon te verdwijnen.
"Ziet u," ging Stricke voort, "'t zou moeilijk zijn voor die rol een ander te vinden. Er behoort daarvoor iets waardigs, iets deftigs, dat alleen eigen is aan menschen die van jongs af aan..."
"Nu, 't is goed, ik zal Géronte wezen," sprak Van Trecht. De blauwe aar en het roode gezicht waren spoorloos verdwenen.
Nu echter komt het er op aan. De controleur begrijpt

[55:]

ten volle het kritieke van het geval, en wacht tot er een oogenblik van stilte is, om voor den dag te komen met de vraag: "En, mijnheer Voerman, zouden we op u mogen rekenen voor de rol van Lucas?"
Daar richt de heer Voerman zich op in zijn volle lengte en dat was een heel eind! Zijn gelaat is bleek, zijn fletsche oogen schieten vuur, zijn handen zoeken zenuwachtig naar een zakdoek om zich het koude zweet van het gelaat te wisschen.
"Mijnheer Stricke," spreekt hij op hollen toon, "er zijn ten allen tijde mannen geweest, die, wanneer ze niet tot het hoogste werden geroepen, het mindere versmaadden: tot die mannen behoor ik. De hoofdrol is me niet toegestaan, verschoon me van de voorstelling eener onbeteekenende persoon."
"Zooals mijnheer Van Trecht daareven op zich nam," riep nu Emile niet langer in staat zich te bedwingen, "zooals we bijna allen op ons hebben genomen, omdat we meer aan het welslagen van het geheel, dan aan onze persoonlijke ijdelheid dachten."
Dit was het teeken tot een algemeenen aanval.
"Ik moet ook wel knecht zijn," morde Bruinis.
"En als ik min wil wezen, dan kunt u waarlijk mijn man wel zijn," pruilde Ida.
"Als u eens den heelen avond stommetje moest spelen, zooals ik?" vroeg Dora.
"Of père noble wezen?" klaagde de heer Van Trecht en voegde er zachter bij. "AIs ik er ook niet zoo'n lieve dochter meê won…"
"En een kleindochter meteen," antwoordde Dora, wier gedachten telkens heenvlogen naar kleine Emy.
"Of als hij eens in 't geheel niet meê mocht doen,

[56:]

omdat hij voor de soupertjes zorgen moest," dacht de arme Jenny, die juist aan haar man het teeken had gegeven dat alles gereed was.
Er volgde op al die uitbarstingen een stilte, die niets goeds voorspelde voor het welslagen der comédie.
"Als we maar eerst eens gingen soupeeren," vroeg de heer Van Trecht.
Maar Stricke had zich hervat, en toonde dat zij, die van hem getuigden, dat hij het nog ver zou brengen in Indië, het niet geheel mis hadden.
"Een oogenblikje, mijnheer?" zeide hij en toen de gastheer wachten bleef: "Het is zeker lang geleden, mijnheer Voerman, dat u het stuk gelezen hebt, anders zou iemand met uw stalen geheugen zich moeten herinneren, dat de titelrol wel de grootste, maar die van Lucas, de knecht van Géronte, de man van de min, de vinder van den wonderdokter verreweg de moeilijkste is. Er behoort ernstige studie. veel fijn gevoel, een welluidende stem en een juiste waardeering van de bedoeling des schrijvers toe, om die rol goed te spelen, en daarom had ik met onzen gastheer afgesproken, dat we haar alleen aan u zouden toevertrouwen.
Weerloos als een lam, viel de dichter in den hem gespannen strik.
Men ging soupeeren; ieder was tevreden en vroolijk, behalve Pierrette, die een goed glas wijn moest drinken voor ze het van zich kon afzetten, wat ze eerst stellig geloofde, dat die "aap van een Stricke" - het pruimenmondje sprak het leelijke woord niet uit, maar ze dacht het, - dat die aap van een Stricke haar en Johan allebei voor den gek hield.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina