Thèrèse Hoven: Vervreemd. Indische roman Amersfoort: Valkhoff & Co, 1906
[183:]
HOOFDSTUK III In den Familiekring.
Mevrouw Reewald had dien middag moeite een harer eerste plichten als gast tegenover haar zusters te vervullen en met alles ingenomen te zijn of zelfs maar tevredenheid voor te wenden. De kleine kamers benauwden haar, gewend als ze was aan de ruime, Indische vertrekken; de muren schenen op haar toe te komen, de zoldering dreigde op haar neer te vallen. En dan de grachtenlucht, die door de open vensters naar binnen drong. Hoe waren ze er toch toe gekomen een woning te nemen, die aan het water lag? Het voedsel viel haar mee; ze smulde aan Hollandschen biefstuk met versche capucijners en blommige aardappelen; zóó sappig was het vleesch, zóó geurig waren de groenten nooit in Indië. Dat moest ze bekennen, maar het menu was zoo
[184:]
kort en de manier van opdienen zoo eenvoudig. Het leek haar ultra-burgerlijk om de schalen op tafel te zetten en ze aan elkander door te geven. In Indië was er een zijtafel, een stomme jongen, en bood de spen de spijzen aan. Bij haar thuis liet ze de tafel altijd met bloemen en vruchten dekken. De vruchten vond ze ook wel lekker; Margot vertelde, met zekeren trots, dat ze met veel moeite, nog bessen en frambozen gekregen had. Corrie herinnerde ze zich geen van beide. Fientje vond het gek, dat ze in Holland suiker bij de vruchten aten, dat hoorde toch niet, beweerde ze. - Er waren ook gebakjes, maar mevrouw Reewald was verwend door de lekkere toespijzen aan boord en door de heerlijke taartjes in Parijs. Na het eten stelden de tantes voor naar Scheveningen te gaan. Fientje had er dollen lust in; mevrouw Reewald was eigenlijk moe en vond het vreeselijk om zoo parée te blijven. Wat een soesah toch in Holland, den heelen dag, met 's avonds er bij, een corset en een gebaleineerde taille, en dan nog om uit te gaan, een hoed, een voile, een manteltje, handschoenen! Het werd een martelaarschap op die manier. Ze had het vrij wat gemakkelijker en aangenamer gevonden zich lekker te maken en, in een luierstoel gezeten, van de buitenlucht te genieten.
[185:]
Maar op een bovenhuis ging dat niet; er was wel een soort van balkon, waar men desnoods zou kunnen zitten, doch de aanblik, dien men van daar had op de omliggende daken en schoorsteenen, maakte het onmogelijk. Terwijl de tantes zich gereedmaakten, fluisterde mevrouw Reewald: "Nou, Fien, ik begrijp best, dat 't jou hier niet bevalt, ik zou 't ook niet kunnen uithouden." Fientje's gezichtje verhelderde: "Ik ga met u mee, ja, Ma?" "Nu dat weet ik nog niet. Waar moet ik van nacht eigenlijk slapen?" Juist kwam Margot binnen: "Corrie - wil-jij je niet wat opknappen?" Fientje lachte: "Zoo vervelend toch, in Holland moet je je altijd opknappen. Der is niet eens een behoorlijke mandi-kamer, maar je moet-je altijd maar aan de waschtafel wasschen, brrr met dat koude water. Ma had 't van den winter moeten voelen; mijn handen waren er stuk van, waarachtig waar, Ma, allemaal barstjes." "Kom, Fientje, overdrijf nu niet," 'begon tante Margot, zacht verwijtend. "Hè, God, Ma, zeg u nou toch eens, overdrijf ik nou wel ooit? De tantes beweren den heelen dag." "Wat hebben jelui eigenlijk over mij beschikt?" informeerde Corrie. - Ze was even vóór 't eten aan
[186:]
gekomen en, terwijl ze zich ontdeed van het stof van de reis, had ze er niet op gelet, in wat voor een kamer ze gelaten was. "Wel, we hebben voorloopig onze slaapkamer voor je in orde gemaakt; daar kun-je met Fientje slapen, er staan twee bedden!" Mevrouw Reewald krulde de lippen: "Och! dat doe ik liever niet; ik vind 't erg onvrij, zoo'n meisje in mijn kamer, en dat hier in Holland, waar je geen klamboe hebt." "Hè, Ma dat is toch ook niet beleefd tegenover mij," viel Fientje, met beleedigde deftigheid, in. Margot was verlegen: "Wij hebben niets anders." "Waarom kan Fientje niet in haar eigen kamertje blijven?" "Wel, daar zouden Dora en ik slapen." "Och, in dat kleine hokje en dat met u tweeën?" vroeg Fientje ongeloovig. "We zouden ons wel behelpen, we hebben er de canapee van onze kamer neer laten zetten voor een van ons beiden." "Ja, maar dat wil ik volstrekt niet hebben," viel Corrie grootmoedig in. "Dan ga ik liever in een hotel." "Met mij, ja Ma?" "Dat vind ik niet noodig. Jij kunt hier blijven."
[187:]
"Ook prettig op zoo'n benauwd bovenhuis," bromde Fientje. "Die Ma denkt alleen maar aan haar zelf." Mevrouw Reewald zuchtte! Was dat nu een weerzien, na meer dan negen maanden van haar kind af te zijn geweest? Ze begreep niet of wilde niet begrijpen, dat Fientje's toon een echo van den hare was. Evenals reeds in Indië hinderde het groote, het volwassene, het aanmatigende, het op den voorgrond treden van Fientje haar telkens. Het irriteerde haar, dat een kind van haar - door geen kind meer te willen zijn, haar ouder maakte. Ze vond het wel prettig weer eens in Holland te zijn, en ze nam zich voor trouw iedereen te gaan opzoeken, haar geheele familie en haar oude vrienden. Ze vond er iets gewichtigs, iets interessants in, om zoo, na twintig jaar, weer eens voor den dag te komen, en ze stelde zich veel voor van den indruk, dien zij zou maken, van de complimentjes over haar goed uitzien en haar eeuwige jeugd, welke ze zou krijgen Maar, als ze nu altijd zoo'n groote meid overal mee zou moeten slepen, zou er geen aardigheid aan zijn. Indien Gall zaliger het voorrecht had mogen hebben mevrouw Reewald's schedel te onderzoeken, zou hij er de knobbeltjes der moederlijke liefde en van den moedertrots al heel weinig ontwikkeld hebben gevonden. Hij zou zich misschien hebben afgevraagd of het
[188:]
speciale gedeelte der hersenen, voor deze functies bestemd, wel behoorlijk gëageerd had? Of mogelijk zou hij tot de conclusie zijn gekomen, dat het knobbeltje der zelf-aanbidding zóó sterk ontwikkeld was, dat een dubbele portie hersenen daarvoor in werking moest zijn gebracht. Doch mevrouw Reewald bekommerde zich noch om de theoriëen der phrenologisten als Gall en zijn tijdgenooten, noch om die der latere hersen-specialiteiten. Ze liet alleen haar hersenen in één richting werken, en wel om 't zich, gedurende haar verblijf in Holland, zoo aangenaam mogelijk te maken en, er, zooveel ze kon, voor haar eigen genoegen te leven. Zich met haar beide zusters en Fientje op een klein bovenhuis te behelpen, leek haar dan ook geenszins begeerlijk. Het was wel jammer, dat Margot en Dora zoo klein behuisd waren, want 't zou natuurlijk veel gemakkelijker en veel voordeeliger zijn ,geweest, als ze bij haar zusters had kunnen wonen. Gastvrijheid van haar familie aan te nemen had haar niets bezwaard, daarvoor was men elkander dan toch ook nauw verwant. Ze zou natuurlijk haar andere zusters ook met een bezoek vereeren, maar het leek haar toch verkieselijk eerst wat in den Haag te blijven en wat van Scheveningen te profiteeren!
[189:]
Al heel gauw merkte Corrie's omgeving, dat dit de alpha en de omega van haar streven was - profiteeren. 't Zij van plaatsen, 't zij van menschen - het laatste nog 't liefst, en't duurde niet lang, of men noemde haar algemeen de profiteuse, geen mooi woord en een, dat in geen enkel woordenboek te vinden is, doch daaraan stoort de spreekmakende gemeente zich niet, als ze een uitdrukking gevonden heeft, die aan het doel beantwoordt. Mevrouw Reewald nam, voorloopig, een kamer in het hotel De twee Steden, doch na eenige dagen, verwisselde ze deze voor een gemeubileerd kwartier te Scheveningen om de doodeenvoudige reden, dat het haar in een hotel te duur uitkwam. Al haar zusters kwamen haar om beurten bezoeken, de een bracht haar man, de andere een paar kinderen mee - en in een hotel zag ze zich wel genoodzaakt, hun gastvrijheid, in den eenen of anderen vorm, te bewijzen hetgeen op gemeubileerde kamers onmogelijk, ten minste niet noodig was. - En zij vond die bezoeken eigenlijk meer tijdroovend en kostbaar dan pleizierig, want helaas! telkens als ze met haar zusters in aanraking kwam, merkten ze, van weerszijden, hoezeer ze van elkander vervreemd waren en hoe weinig ze gemeen hadden. De zwagers kende zij niet; van de nichtjes en neefjes had zij de aankondiging hunner geboorte en een enkelen keer een portret gekregen.
[190:]
Zij, van haar kant, had niet meer teekenen van leven gegeven, en de correspondentie al heel slecht onderhouden. Kort na haar terugkomst in het vaderland, vierde Bertha, de jongste der getrouwde zusters, haar koperen bruiloft. Op het familie-feest, dat ter eere van dit heugelijke feit door het koperen bruidspaar gegeven werd, waren Corrie en Fientje ook gevraagd. Dit feest, waarop mevrouw Reewald, voor 't eerst, officieel in den kring harer verwanten en vroegere kennissen terugkwam, was haar de openbaring van hetgeen zij langzamerhand over zich had voelen komen, n.l. de totale vervreemding, die het gevolg is van een langdurig verblijf in de tropen. Men kende elkander bijna algemeen, en degenen, die aan elkander voorgesteld moesten worden, hadden zoo veel aanknoopings-punten, dat ze, in een oogenblik, in een druk gesprek gewikkeld waren. Zij was feitelijk de eenige vreemde, zij stond er geheel buiten. De menschen, de toestanden, alles was veranderd; zij was er niet meer in en zij constateerde bij zich zelve ook niet den minsten lust er weer in te komen. Na de opwinding van haar kort verblijf in Parijs en van de verjongings-kuur, welke zij zichzelf daar
[191:]
had laten ondergaan, was er een groote reactie ingetreden. Het was, als voelde zij nu eerst den druk harer Indische jaren en als besefte zij nu eerst, wat zij er gemist had. Zij had zich altijd verbeeld, dat zij volkomen gelijken tred had gehouden met de beschaving en met al het nieuwe, dat er in Europa was uitgekomen. Zij had een uitstekende leestrommel gehad, en werkelijk den inhoud er van gelezen en zich niet vergenoegd met alleen de plaatjes te kijken. Zij had, zooveel mogelijk, ook de vragen van den dag gevolgd - en het intellectueele, zoowel als het littéraire leven in 't vaderland mee geleefd. Maar, nu zij er terug was, kwam zij tot de ontdekking dat er nog heel wat aan ontbrak en dat haar meeleven slechts heel oppervlakkig en dan nog alleen in theorie was geweest. Zij miste alle aansluiting! En dan ook zij wilde wel weer haar plaats innemen, zij wilde de oude banden wel weer nauwer toehalen en nieuwe scheppen doch zij vond geen tegemoetkoming. Iedereen had al meer kennissen en vrienden dan hem lief was en zij voelde zich overbodig en buitengesloten. Op het bewuste bruiloftsfeest had Fientje haar ook al weer een negatieve vreugde bereid. Ten eerste nad ze er niets voordeelig uitgezien in een oude, witte jurk, nog uit Indië, die haar veel
[192:]
te kort en te nauw was, Fientje had erg gezeurd om een mooi nieuw toiletje, zooals de andere nichtjes kregen, doch haar moeder had haar niet haar zin gegeven, gedeeltelijk in de meening, dat ze er in een oude, te klein geworden neteldoeksche jurk, kinderlijker zou uitzien dan in een mooi crème voile toiletje. Doch, tot haar spijt, zag ze zich hierin bedrogen. 't Eenige resultaat, dat zij er door bereikt had, was dat Fientje uit haar humeur was, boos keek en dat haar type sterk geprononceerd was, voornamelijk door haar kleeding. Ze zag er echt uit als een Indisch kind van de buitenbezittingen. "Ma, zijn eigen schuld, hoor! In Soerabaïa loop ik ook altijd zoo, als een ik weet-niet-wat, met korte, ouderwetsche jurken. Flip zeg zelf - niks geen jonge dame - en ik groei toch - lekker!" Mevrouw Reewald verbeeldde zich, dat iedereen het druk had over "dat Indische kind met die uitgegroeide jurk." En dat vond zij dubbel onaangenaam, omdat daardoor ook gedeeltelijk de aandacht werd afgeleid van haar eigen elegante japon van lichte changeant zijde, met guipure opgemaakt. En Fientje was niets aardig; ze deed mee aan den dans in "Kloris en Roosje", de traditioneele vertooning op groene en koperen bruiloften in het lieve vaderland, en als boerinnetje voldeed ze evenmin.
[193:]
De paar woorden, die ze zeggen moest, bracht ze er brabbelend en met een sterk Lippersch accent uit. Corrie had 't land! Zij besefte, dat zij totaal fiasco maakte met haar dochter, en dat was een gevoelige knak voor haar moederlijke ijdelheid. Intusschen had zij nog steeds niets van haar man gehoord en eens een kort briefje van Coba gekregen, waar Piet, met een vastgehouden handje, had bijgevoegd:
De kinderlijke kussen waren met inktmoppen aangetoond. Reewald had haar niet geschreven; alleen had hij, in een langen brief aan Fientje, gezegd: "Begin November vertrekt Kapitein Grootveld weer naar Indië; als je wilt, mag je met hem mee teruggaan. Ma blijft toch nog in Holland." Dat was ook alles! Fientje was uitgelaten! "Wat zal Flip blij zijn, ja, Ma? En wat zal hij trotsch zijn op zijn vrouwtje. Ik ben nu toch in Europa geweest, kan over alles meepraten." Tante Dora schudde 't hoofd en zei: "Als je Papa nu maar niet denkt, dat het iets geholpen heeft. Je
[194:]
hadt, wat je opvoeding betreft, even goed in Indië kunnen blijven." "Dan hadt u maar beter uw best moeten doen," viel haar nichtje brutaal in. "Als je nu toch warempel bij twee schooljuffrouwen in huis bent, moet 't toch wel geven. Pa denkt natuurlijk, dat u 't er wel ingepompt hebt." Later, toen ze naar bed was en de drie zusters bij elkander zaten, begon Dora er weer over: "Hoor eens, Corrie, het zijn onze zaken niet, maar het zou toch ook niet eerlijk tegenover je zijn, als we niet oprecht met je waren. Toen Fientje in Holland kwam, was ze al heel achterlijk." "Och! niets dan vooroordeel," zei mevrouw Reewald, "jelui bent, hier in Holland, verbazend kleingeestig en bevooroordeeld. Denk-je niet dat ik het telkens merk, hoe jelui op mijn arm kind neerziet, omdat ze nu juist geen lelieblanke huid heeft en geen blauwe oogen en blond haar?" Margot, die altijd alles deed om den vrede te bewaren en Dora altijd trachtte in te toornen, als deze wel eens wat cru voor haar meening uitkwam, voelde zich nu toch genoodzaakt de partij van haar jongere zuster te nemen en te zeggen: "Nu overdrijf je toch, Corrie. Dat weet je zelf net zoo goed als wij, evenals je net zoo goed weet, dat Dora gelijk heeft en dat het voor een meisje als Fientje, of welk meisje van
[195:]
dien leeftijd ook, niets geeft om voor zoo kort, niet eens een jaar, naar Holland te komen. Dat is nu toch heusch geld verknoeien." "'t Komt toch niet uit jelui zak," viel Corrie scherp in. Door de scherpte van haar toon heen, klonken bitterheid en teleurstelling, welke haar zusters zich wel wisten te verklaren. "Reewald zal toch zeker wel met jelui afrekenen? Hij mag dan al een sinjo zijn, hij is tenminste niet zoo krenterig als de Hollanders." "Laten wij die questie er nu buiten houden," begon Margot, eenigszins ongeduldig. "Wij hebben 't nu over Fientje en niet over ons. Je moest heusch je man trachten over te halen, haar nog minstens een jaar hier te laten. Dat is voor jou toch ook prettiger en zou ook beter uitkomen met je plannen." "Wat bedoel-je?" poogde Corrie onbevangen te vragen. Margot en Dora keken elkander even aan; toen vervolgde Margot; half verlegen: "Wel, je zult natuurlijk toch met Fientje terug willen gaan." "Dat weet ik nog niet." "Je bent toch hier gekomen om haar te halen?" "Wat zei je zoo even van mijn plannen?" vroeg mevrouw Reewald, de laatste vraag harer zuster niet achtende.
[196:]
"Nu... je zegt je zoo te interesseeren voor vrouwen-kiesrecht en alle questies op het gebied van de vrouwen-emancipatie. Zoolang je hier bent, heb-je getracht je er van op de hoogte te stellen." Onwillekeurig had Margot spottenderwijze gesproken. Corrie's voorliefde voor vrouwen-rechten had haar en al degenen, waarmee ze er over gesproken had, eigenlijk geamuseerd. Niemand had het ernstig van haar opgenomen, ofschoon ze steeds, en bij elke gelegenheid, had beweerd er zich ontzettend voor te interesseeren. Het vrouwen-kiesrecht en het vraagstuk omtrent de vrouw in het algemeen was haar stokpaardje geworden, tevens haar cheval de bataille, dat ze altijd in 't strijdperk bracht - bovendien was het de muur, waarachter ze zich verstopte, wanneer men haar naar de reden van haar verblijf in Europa vroeg. "U komt zeker om uw dochtertje te halen of om haar opvoeding persoonlijk te surveilleeren?" werd haar herhaaldelijk gevraagd, en dan antwoordde zij, evenals op de meer intiem gedane vragen harer familie-leden: "Ik ben voornamelijk naar Europa gekomen om het vrouwen-kiesrecht, en wat daarmee in verband staat, te bestudeeren, om er later in Indië propaganda voor te maken. Het is een groot verdriet voor een ontwikkelde vrouw om na te gaan, hoezeer de vrouw in onze wetgeving achter is gesteld
[197:]
En dan holde zij een poosje voort, doch verwekte vaker een lach dan sympathie. N'est pas féministe qui veut! En 't feit, dat mevrouw Reewald door een van die barbaren, een van die wetten-makende monsters, een van de stemgerechtigden, meende te zijn verongelijkt, maakte haar daarom nog niet tot een geschikte verdedigster der rechten harer geslachtsgenooten. Margot en Dora hadden zoo'n beetje den draak gestoken met Corrie's manie; doch daar trok zij zich niets van aan. Wat konden zoo'n paar schoolmamsels er nu van weten; en dan oude vrijsters? Die hadden niets met de wetten en met de mannen te maken. Doch zij des te meer! Zij vond het haar plicht zich op de hoogte te stellen en had reeds verscheiden vergaderingen bijgewoond, zonder er veel wijzer door te zijn geworden. De ware aansluiting tusschen de echte feministen en haar, de dilettante-feministe, bestond nog niet. Zij was verstandig genoeg om dit in te zien, maar het hinderde haar, dat anderen dit even goed inzagen, en 't was dan ook op alles behalve vriendelijken toon, dat zij hernam: "Natuurlijk wil ik mij niet alleen er van op de hoogte stellen, maar ook meedoen met de vrouwen-beweging. Dat moet elke vrouw, die zich haar eigen waarde bewust is, en zeker de getrouwde vrouw."
[198:]
En mevrouw Reewald, de nieuwe adepte der pioniersters van de moderne evolutie, liet haar stokpaardje wakker steigeren doch vergat, dat een stokpaardje, uit den aard der zaak geen strijdros is. Als 't kalm bereden wordt, kan het 't een heelen tijd volhouden - doch als er kromme sprongen mee gemaakt worden, is het mis.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina