Thèrèse Hoven: Vervreemd. Indische roman Amersfoort: Valkhoff & Co, 1906
[199:]
HOOFDSTUK IV. Vergadering.
De eetkamer van mevrouw de Gravin van Pestels van Arendshout was, voor de gelegenheid, in vergaderzaal herschapen; de tafel was uitgetrokken als voor een diner, en er om heen stonden stoelen, met gelijke ruggen en niet, zooals dit bij diners werd gedaan, een hoogen en een lagen rug - om het bedienen te vergemakkelijken. Bedienen werd er, bij die gelegenheid, niet gedaan; het was een droge receptie! Het comité, dat er vergaderen zou, was te gemêleerd om te gastreeren. Gravin van Pestels van Arendshout vond, dat iets aanbieden en iets gebruiken dadelijk zoo'n idee van intimiteit gaf en dat wilde ze liefst vermijden. Men had haar gevraagd Presidente te worden van de "Vereeniging ter verzorging van verwaarloosde Meisjes" en zij had hierin gracelijk toegestemd en had
[200:]
zelfs, zoolang de Vereeniging nog geen eigen locaal had, haar eetkamer voor de vergaderingen ter beschikking gesteld. Maar verder ging zij niet! Met haar adellijke rechterhand zwaaide zij den presidentshamer en ofschoon zij, bij het aanvangen en eindigen der vergaderingen, diezelfde hand aan haar bezoeksters toestak, vond zij het volstrekt onnoodig die - in figuurlijken zin, bij wijze van verbroedering - (of verzustering?) aan allen toe te steken. De eischen en gebruiken van het moderne leven brachten mee, dat elke dame zich aan iets wijdde en dat men, behalve zijn eigen sociale belangen, ook nog die der maatschappij in het algemeen behartigde - doch men kon dat doen, zonder zich nu juist op een voet van gelijkheid te plaatsen met degenen, die door toevallige omstandigheden tot dat zelfde doel mee werkten. Tijdens de vergaderingen en besprekingen hoogst beleefd, is een lady, en dat een Gravin, van zelf doch voor het overige geen spoor van familiariteit of zelfs maar van toenadering. Dat ging bij de heeren toch net zoo; die kwamen, door hun werkkring, ambtsplichten en hun particuliere neigingen, ook zoo vaak met menschen uit mindere standen in aanraking. En... evenmin als een curator in een faillieten
[201:]
boedel frère et compagnon is met den gefailleerde en evenmin als een homme du monde den volgenden dag zijn hoed afneemt voor het naaistertje, waarmee hij den vorigen avond een minnekoozerijtje heeft gehad, evenmin kon een Gravin van Pestels van Arendshout de dames - met welke zij in een comité zat, als haar gelijken ontvangen. Haar evenboortigen uit het comité, Baronesse van Rhaden tot Rhedenstein en freule de Virlemont en ook mevrouw Vermaet, omdat zij een geboren freule van Oudheusden tot Oudheusden was, zou zij inviteeren om, na de vergadering, nog een poosje te blijven. Zij had den huisknecht gelast de theetafel in het kleine salon klaar te zetten, met sandwiches en petits fours, na zooveel gesproken te hebben, had men dubbel behoefte aan afternoon tea. - De leden waren voltallig, tenminste zóó voltallig, als ze doorgaans zijn op damesvergaderingen, die natuurlijk nog altijd felle concurrenten hebben in jours, verjaringsvisites, afspraakjes met naaisters en modistes, en, op gezette tijden, met de schoonmaakwoede. Een vrouw heeft nu eenmaal meer aan 't hoofd dan een man, haar leven is veelzijdiger - van daar wellicht de aantijging van halfheid, welke de booze wereld haar ten laste legt. Na de gebruikelijke begroeting werd het nieuwe lid, mevrouw Reewald, geïnstalleerd.
[202:]
De Presidente keek haar papiertje er nog eens op na, om zich niet te vergissen; die gewone - om niet te zeggen proletennamen, zijn zoo lastig te onthouden, omdat men ze zoo niet hoort en ze zoo geen connectie hebben met bekende families. "Mevrouw... ahem! Mevrouw Van Reewald, het is mij aangenaam, u als ons medelid in dit bestuur te begroeten en... ik hoop... dat u, zooveel als het in uw macht is, wel zult willen medewerken tot den vooruitgang onzer vereeniging, waarvan de belangen ons allen dierbaar zijn." Volgden een genadig knikje en een stijf, heel stijf glimlachje! Mevrouw Reewald boog en wist eigenlijk niet of ze er op moest antwoorden of niet. Het was de eerste keer, dat ze zulk een vergadering, bij iemand aan huis, bijwoonde, en bij het binnenkomen had ze ook al een flater begaan, door zich van haar hoed en mantel en handschoenen te willen ontdoen. - Gelukkig had een harer medeleden, die even na haar aanschelde, haar van deze inbreuk op de étiquette teruggehouden, door haar te vertellen, dat men alles aanhield, tenzij het een zeer intieme vergadering was en men de dame des huizes goed kende, als wanneer men zich natuurlijk heelemaal niet behoefde te geneeren. Corrie vond het een ware penitentie om, einde October, met een zwaren wintermantel, met een bonten kraag liefst, in een warm gestookte kamer te zitten.
[203:]
Het was eenige dagen heel koud geweest, dus waren overal de doorbranders op winter gezet. Daarbij kwam, dat ze haar toque, waarmee ze nog niet goed terecht kon, veel te veel naar achteren had opgezet en dat de hooge kraag van haar mantel er telkens tegen aan schuurde - hetgeen haar een hoogst onaangenaam gevoel gaf. Dan was haar mantel veel te nauw aan den hals... haar japon trouwens ook. Die stijve boorden waren een wanhoop, een der grootste der petites misères van het leven. - De Franschen beweren, dat deze de groote misères doen vergeten, maar Corrie merkte er niet veel van integendeel, ze begon nu pas te voelen, dat er iets heel ergs met haar was gebeurd, dat ze feitelijk behoorde tot de verlaten vrouwen, wier lot, door de veranderde theoriëen en het verdwijnen der maatschappelijke vooroordeelen ten haren opzichte, wel veel verbeterd was, doch die toch - in zekeren zin, nog tot de paria's gerekend konden worden. Maar nu wilde ze daar niet aan denken, evenmin als aan het onbehagelijke gevoel, dat haar nauwe winterkleeren haar gaven. Ze zou trachten zich geheel in de belangen der vereeniging in te wijden en haar gedachten uitsluitend in die richting te laten werken. Aalt de rechterhand der Presidente zat de secreta
[204:]
resse, een heel lange, heel schraal uitziende jonkvrouw, die met een verbazend schrille stern, de notulen voorlas. - Het timbre van haar stern en mogelijk ook wel haar natuurlijke aanleg, gaven iets krijgshaftigs aan haar voorlezen, eigenlijk of ze aan het kijven was. Als een der overige dames, wat telkens gebeurde, haar over 't een of ander interpelleerde, bleek ze steeds slagvaardig en begon ze dadelijk een heftige discussie. Mevrouw Reewald merkte al heel spoedig, dat de dames het onderling nog niet eens bleken te zijn over het doel der vereeniging en nog veel minder over de manier, waarop haar belangen behartigd konden worden. Een burgerjuffrouw scheen zoowat de eenige persoon, die op de hoogte was van de toestanden, waarin door de vereeniging verandering, en naar men hoopte, verbetering zou worden gebracht. Zij werd er dan ook telkens bij geroepen en gaf dan haar oordeel wel wat omslachtig, maar toch vrij zakelijk. - De secretaresse had o. a. voorgelezen: "Het komt het bestuur hoogst wenschelijk voor, de hoofden der aanstaande verpleegden, terstond bij haar opname, te laten scheren." Waarop een dame, die de vorige vergadering niet had bijgewoond, inviel: "Hè, maar freule, dat vind ik toch wat kras; verbeeld u nu, als zoo'n meisje eens prachtig haar had, van dat mooie auburn, dan zou 't toch wel jammer zijn het af te scheren."
[205:]
"Ja, daar moet u mij niet over lastig vallen, freule, ik schrijf op, wat er behandeld wordt. De discussie er over heeft, op de laatste vergadering, lang genoeg geduurd, zóó lang zelfs, dat eenige van de voornaamste punten moesten blijven liggen." Waarop eenige dames zeer energiek met 't hoofd knikten, ter bevestiging van hetgeen de secretaresse betoogd had. "Maar wie was er dan zoo voor?" informeerde de interpellante. "juffrouw van Ongeren meende," begon de secretaresse heftig "Vraag eskuus," waagde de aangevallene in 't midden te brengen. "Siet u, de saak is soo... ik ken die meisjes soo; ik ben van de buurtvereeniging in Rotterdam, weet u, en daar komen de moeders dan eens in de week of 'soo, bij mekaar. Nou ben ik wel geen moeder, siet u, omreden als dat ik nooit getrouwd ben geweest, maar ik heb toch altijd veel voor 't soocijale werk en soo gevoeld en ik lees de moeders voor en soo en praat met se. Nou, en dan vertellen ze soo 't een eh ander en dan hoor je soo van alles Een paar freuletjes giegelden... en de Presidente liet haar hamer, ten teeken van afkeuring, vallen. Juffrouw van Ongeren veegde haar gezicht eens af, ook zij had last van de warmte! "Nou... en, wat ik seggen wou, jokke niet. Het
[206:]
zou bepaald wenschelijk zijn de hoofden van de verpleeg- van den overvloedigen haardos te ontdoen" 't laatste had ze deftig, op een vergaderingtoon, gezegd. - "Omreden," vervolgde ze weer op haar gewone manier, "alsdat de hoofden niet altijd zuiver benne." De Presidente was van meening, dat men nu de discussie maar sluiten moest, en de secretaresse vroeg of zij dit incident notuleeren moest. De Presidente vond het niet noodig; de Vice-Presidente echter was er sterk voor. - "De notulen, dames, vertegenwoordigen de geschiedenis van de vereeniging - en de geschiedenis kan niet te nauwkeurig bijgehouden worden." De secretaresse krabbelde haastig een paar woorden in haar klad-schrift en vroeg of ze door mocht lezen, daar het anders weer net zou gaan als den vorigen keer en men 't voornaamste weer zou moeten laten. "ja, en ik moet vroeg weg," kondigde een dame aan, waarop een andere mededeelde, dat zij ook zoo lang niet kon blijven. "Ik neem er altijd mijn middag voor," vertelde de Vice-Presidente. Vóór de andere dames gelegenheid hadden gehad zich over dat punt te uiten, kwam een jong mevrouwtje binnen, heel rood en heel gëagiteerd, zich verontschuldigende over haar laat komen, maar ze had zoo'n schrik gehad met haar jongste meisje.
[207:]
Natuurlijk moesten de dames er alles van weten; de teedere, vrouwelijke natuur verloochent zich nimmer en, gedurende een minuut of tien, werd er over dezen specialen schrik en over schrikken met kinderen in 't algemeen uitgeweid, tot een der dames de Presidente verzocht, door hamerslag, een einde aan deze interruptie te maken. "Want," meende de Vice-Presidente, "we dienen nu toch te vergaderen." Welke hartelooze woorden door de nog altijd verschrikte, jonge moeder, met een vernietigenden blik werden beantwoord. - De secretaresse ging voort met het voorlezen der notulen. - Een tijdje lang hoorde men enkel haar stem en werd ze niet in de rede gevallen. Corrie vond het hoogst oninteressant en kampte met den slaap, die haar dreigde te overweldigen. Ze kon zoo slecht buiten haar middagslaapje, en den geheel en dag haar corset en laarzen aan te houden was haar nog steeds een marteling. Ze trachtte haar zinnen bij elkander te houden, maar ze was nog te weinig op de hoogte der vereeniging en van het sociale werk in het algemeen, om het met de noodige belangstelling te volgen. Nadat de notulen voorgelezen en nog eens even, hier en daar, besproken waren, ging de Presidente over tot de vragen van den dag. -
[208:]
Ze begon met het nieuwe lid nog eens toe te spreken en nogmaals den wensch uit te drukken, dat het op haar weg zou liggen en in haar macht zou zijn om propaganda voor de vereeniging te maken. "Zoudt u kans zien, mevrouw, om bij uw terugkeer in Indië, 't zij door inzamelen van gelden, 't werven van leden, of 't houden van lezingen over ons doel, er werkzaam voor te zijn?" Corrie wist waarlijk niet te antwoorden. "Ja - - hm! mevrouw ik ken de vereeniging eigenlijk nog te weinig." "U heeft onze statuten, zooals ze voorloopig zijn vastgesteld, toch gelezen?" "Nee, eigenlijk niet." "Nu, dan zal de secretaresse zoo beleefd zijn ze u ter inzage te zenden. Ziet u, ons doel is: verwaarloosde meisjes te verzorgen. Het is bedroevend, als men in de groote steden vooral, leest van het schrikbarend aantal misdaden en misstappen, die er plaats hebben, omdat meisjes in haar jeugd verwaarloosd werden. Uit den aard van de zaak heb ik dat niet zoo persoonlijk bijgewoond, doch juffrouw van Ongeren, een onzer ijverigste propagandisten, zou u er meer van weten te vertellen." Waarop juffrouw van Ongeren, 't woord overnemende, zei: "O! nee... als ik daarover begon. Nee, siet u, 't is meer as bar, hoeveel meisjes der op jeugdigen leeftijd
[209:]
an derlui zelf worden overgelaten. Je vraagt je self af - mensch, waar moet dat naar toe? En dat is de heilige waarheid." Een der dames waagde op te merken, dat er toch al heel veel gestichten en inrichtingen en verbeterhuizen en zoo waren. "Ja wel, dat is ook soo," stemde juffrouw van Ongeren toe, "maar wat onze vereeniging nou meer specijaal op 't oog heit, dat is een particuliere versorging. Ik sou der voor sijn, een dosijn of soo - van die blagen van meides, op te nemen in een huis. Sooals ik de dames al eens vroeger gesegd heb, sou ik der niks niet tegen op zien om sooveel as de directrice of de moeder van soo'n inrichting te sijn." Corrie verklaarde zich plotseling het toetreden van juffrouw van Ongeren tot de vereeniging; van haar standpunt was de post van directrice van een Tehuis van verwaarloosde meisjes een zeer benijdbare positie. Ze voelde er roeping voor en ze zou er door geborgen zijn. Corrie vroeg zich onwillekeurig af hoevelen, of juister, hoe weinigen der aanwezigen, uit zuivere menschlievendheid of zakelijke belangstelling, deel van het bestuur der vereeniging uitmaakten? De een was er lid van, omdat men er tegenwoordig niet buiten kon en men zoo gauw voor ouderwetsch werd uitgemaakt, als men niet meedeed aan de manie voor maatschappelijk werk.
[210:]
Een tweede deed het uit navolging of om een vriendin genoegen te doen. Een derde om een harer middagen te vullen, een vierde om met leden van de high life in aanraking te komen. En zij zelve had zich door een der dames, die zij op een vergadering voor vrouwenkiesrecht had ontmoet, laten lijmen, zooals zij 't achteraf noemde. Ze had gemeend, dat 't deel uitmaken van een bestuur, met een echte Gravin als Presidente, haar nuttig zou zijn in haar streven als feministe, want eigenlijk wist ze zelve nog niet recht, wat ze er mee voor had. Maar, in elk geval, zou het onder de vlag van een Gravin zeilen haar niet anders dan voordeel kunnen aanbrengen. Ze moest echter erkennen, dat het een hoogst fictief voorrecht was om onder het presidium een er Edelvrouwe te vergaderen en hoogst teleurgesteld verliet zij de grafelijke woning. - Als ze in Holland moest blijven, zou ze natuurlijk als feministe, als ijveraarster voor de rechten der vrouw, moeten poseeren - en dan zou ze van zelf sociaal werk moeten verrichten, anders zou ze niets zijn. Van haar familie en oude vrienden was ze totaal vervreemd; kennissen had ze bijna niet. Als gescheiden vrouw zou ze die vermoedelijk ook niet zoo spoedig krijgen, maar wèl als feministe.
[211:]
Dit trachtte ze zich zelve te suggereeren, maar ze scheen een even slecht sujet als medium te zijn, want ze slaagde er volstrekt niet in en voelde zich hoe langer hoe ongelukkiger en hoe langer hoe meer verbitterd. De Hollanders, haar landgenooten, vond ze kleingeestig en krenterig, en daarbij oninteressant en vervelend. En wat Indië betrof? Nu ja, 't was er een best land en ze had het er goed gehad, maar 't had haar verwend en ongeschikt gemaakt voor de Westersche Maatschappij. Ze constateerde sterke materialistische neigingen bij zich zelf, en nu ze daaraan niet meer voldoen kon, vond zij ze abominabel en mensch-onteerend. En dan ook; wat haar gebeurd was, schreef ze enkel aan de toestanden onder de tropen toe. In Europa zou geen man zijn vrouw zoo behandeld hebben. Als hetzelfde in Holland was gebeurd, zou ze, voor een poosje, bij familie of op reis zijn gegaan en dan zou ze, van zelf, wel weer haar plaats in het huis van haar-man hebben ingenomen. Reewald was zoo brut geweest; haar zoo in eens naar Europa te zenden! Langzamerhand begon ze de vernedering diep te voelen; in 't eerst was de wonde te versch om haar te kunnen peilen, nu begon ze te schrijnen en pijn te doen. En hoe meer verstrooiing ze zocht en hoe meer afleiding ze zich, zelve poogde te verschaffen, des te erger het werd.
inhoud | vorige pagina | volgende pagina