doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

mevrouw E. Overduyn-Heyligers: Warm bloed
Utrecht: Bruna, 1904


[18:]

Hoofdstuk II.

't Was avond bitteruurtje op de Harmonie, Batavia's burger-societeit. Langs de witte balustrade zaten de heeren, wippend in de stoelen, die in lange rij heen en weer bewogen. Blauwe wolkjes sigarendamp stegen langzaam op. bleven even weifelend hangen om dan te vervagen in 't avondduister.
"Kom, ik ga d'r van door," zei een van 't gezelschap bruusk zijn stoel verschuivend achteruit.
"Kerel 't is nog veel te vroeg, 't schot is nog niet gevallen, we zitten hier zoo goddelijk."
"Ja maar ik moet vanavond dansen, ik moet de jenevverlucht toch een beetje van me afspoelen."
Ze lachten.
"Je bent er zoo van doortrokken, Jansen, dat 't je waarachtig niet veel helpen zal, kom blijf nog wat, dat zetten we een boom op, ik begin me over je ongerust te maken, je hebt toch geen vues, ik wist niet, dat je van 't jeneverluchtje zoo afkeerig was."
"Nou, dat beweer ik immers ook niet, maar al mag ik

[19:]

dat wel, de lieve wezentjes, die zoo beminnelijk zullen zijn om ons een dans toe te staan, mag ik er toch niet op trakteeren."
"Verdomme Jansen, je wordt aandoenlijk, ik verwijd mijn kleine vinger, dat ze je te pakken heeft, wablief."
Jansen werd gemelijk.
"Dat gedonderhaar altijd van die sooskerels, je kan letterlijk geen vinger in de asch steken of ze bemoeien zich er mee. Wat ging 't hun aan, waarom hij naar huis ging, of ie nou al vues had of niet."
"Verwed hij je duim er nog maar bij, en je heele hand voor mijn part, van Brakel, 't kan me geen bliksem schelen, ik heb me vanabond voorgenomen om te dansen, en ik wil er behoorlijk uitzien."
"Dat doe je altijd"... riepen ze tegelijk.
"Nou goed! maar vanavond in 't bijzonder."
"Bravo! zoo gaat ie goed. Eigenlijk heeft Jansen gelijk, 't is toch een beetje gek om zoo van de kroeg in de balzaal te stappen, en vooral vanavond nou we de fiere Diana te zien zullen krijgen."
"Ja meneeren, ik stel voor om ons vanavond eens bij uitstek netjes te gedragen en de jonge dame te toonen, dat we in Indië lang zoo beroerd niet zijn als ze in Europa gehoord heeft; ze moet een heel min idEe van ons hebben en zich uitgelaten hebben, dat ze nooit met een Indisch ofsier zou willen trouwen."
Jansen had met een zekere aandacht toegeluisterd, staande temidden van het clubje en "op de valreep" leegdrinkend zijn zooveelste bittertje, dat de kameraden hem hadden laten brengen.
"Nou is 't genoeg hoor, nou verdom ik het om langer te blijven, daar heb je 't schot waarachtig al! Bonsoir heeren!"

[20:]

"Bonsoir Jansen."
"Saluut!"
Ze waren opgestaan om zijn voorbeeld te volgen en slenterend ging het den weg op langs de toko's van Rijswijk.
"'t Zal zoo verduivend vol niet zijn vanavond, dat is 't nooit op de Harmonie."
"Gelukkig, want je wordt in Concordia letterlijk verdrongen door 't militaire element, die ofsieren met de mooie witte pakjes, waar wij altijd 'n rok moeten dragen, hebben veel vóór."
"Nou ik gun ze dat voorrecht. Ze mogen wel wat hebben, 't is anders typisch, dat ze 't bokkentuig zoo gauw mogelijk afgooien; 't incognito, dat wij kunnen bewaren, is toch eigenlijk nog 't beste."
Ze begonnen te lachen.
"Komen jullie vanavond?"
"Ik had er eigenlijk geen plan op, maar ik kan niet van m'n koeliedansen afkomen. Ik heb er al een paar keer voor gefuifd, 't is de eenige manier om je schuld eens te vereffenen. Als ik twee dansen gedaan heb met de vrouw van den presi..."
"Sta je weer op schoon hè?"
Ze barstten los in uitbundig gelach.
"In elk geval komen hoor, vanavond!"
Ze stonden juist op een kruispunt van den weg en namen afscheid.
Een uur later kondigde druk heen en weer gerij van rijtuigen aan, dat het bal een aanvang zou nemen.
Diana was juist veertien dagen thuis en zou een kleed dragen van blé satijn, dat zij van Europa had meegebracht.
's Middags nadat Roos met haar het een en ander had klaar

[21:]

gelegd voor beider toilet, zag zij Diana uit de bijgebouwen komen, pogende voor haar moeder iets te verbergen.
Hoe schrok deze, toen ze bemerkte dat Diana's frissche mondje was verontreinigd door sirih rood.
"Wat is dat non, ben je aan 't sirih eten, God en je moet vanavond uit?"
"'t Is niets ma, ik zal weg goed mijn mond spoelen, ik vind 't zoo lekker," antwoordde ze hevig blozende.
Roos voelde een onaangenaam iets over haar komen.
"Je mag dat niet meer doen kind. Papa zou 't erg hinderen; 't is goed voor Inlanders, maar wij kunnen zoo iets niet doen."
"'t Is maar omdat ik doerian gegeten heb maatje, met sirih gaat de leelijke lucht heelemaal weg."
"Doerian?Ik wist niet dat je nog hield van die dingen, die je in zooveel jaren niet gegeten hebt, en wie kocht ze voor je?"
Diana trok ongeduldig haar schouders op.
Zoo als ze daar stond in sarong en kabaja met roode sirih lippen was ze het type van een Javaansch meisje. Roos had het nooit kunnen denken, dat ze in die enkele dagen tot al het Indische zou teruggevallen zijn.
"Gelukkig, dat niemand je zoo kan zien kind; je moest eigenlijk nooit buiten komen in sarong kabaja, je hebt zulke mooie matinés."
"Nou ik vertoon me alleen maar zoo op het achtererf, ik wed, dat niemand van uw kennissen mij zoo heeft gezien."
"Goddank niet! Wat zouden ze ons bepraten, ga je liever eerst kleeden om een rijtoer te maken, ik ga liever niet uit als ik van avond weer naar de Harmonie moet," en doorgaande naar de stallen waar de koetser voor de remise bezig was de zilveren paardentuigen te poetsen, gaf mevrouw de Kanter haar bevelen om in te

[22:]

spannen en eenige oogenblikken later stond de panier met de groote Sydniërs voor het hooge bordes gereed.
De koetsier, in zijn lange toro gestoken, loerde onder den breedgeranden tapeng naar binnen. Bijzonder was hem Diana's schoonheid opgevallen en toen hij haar van het spoor had gehaald, had hij in de bijgebouwen terugkomende zijn bewondering aan de andere bedienden geuit.
"Oeaah! ma Ngalim wat is de nonna toch mooi, haar lippen zijn zoo frisch als pas gerijpte tjabé en haar lijf zoo slank als van een echte Javaansche, jammer, dat ze wat te groot is, lange mensen zijn altijd k o r a n g m a n i e s [minder lieflijk]
Ma Ngalim had hem smalend een k o e r a n g a d j a r [onbeschaamde] toegevoegd en aan den overigen bedienden verteld, dat de koetsier verstand had van Europeesch mooi. 't Was een gebrek in Diana, dat ze nog niet had geleerd de Inlandsche bedienden op afgemeten toon toe te spreken en den afstand tusschen de gebiedster en haar onderdanen scherp af te teekenen. Nu ze in haar wit piké kleedje, dat in een nauw sluitede figaro haar taille nog betere deed uitkomen de trappen afkwam, vroeg ze half smeekend om die gunst, of ze zelf mocht rijden.
"Als nonna niet bang is van de stoute paarden kan 't heel goed," antwoordde de koetsier van zijn zitplaats afdalende.
"Vindt je 't soms niet vervelend koesir op achter op het rijtuig te staan als een paardenjongen?" vroeg ze vriendelijk; maar de Bataviaan verlegen heen en weer wuiend met de groote pluimen, die de staljongen gewoon was bij het rijden in de hand te houden, antwoordde met neer-

[23:]

geslagen oogen, dat hij er trotsch op was de nonna te mogen vergezellen wanneer zij zelve de teugels hield.
"Bij het omslaan van een hoek zal ik met de zweep klappn en als de paarden stout worden zal ik nonna wel helpen," zei hij omhoog reikend naar de teugels van de paarden bij welker reuzen lichamen hij nog kleiner geleek.
Diana zag hem aan en bespeurde een tinteling in zijn donkere fluweelen oogen en onwillekeurig zich veilig wetend in z i j n tegenwoordigheid, zelfs ondanks de eigenschappen der Sydniërs, stapte zij in. Even gingen de breede lichamen steigerend omhog, toen ze de teugels in haar handen nam maar door een forschen ruk van den koetsier bogen zij gedwee het hoofd omlaag en draafden ze weg, vlak langs hem heen,
terwijl hij even toefde om te blijven naoogen zijn meesteres, die met een nauwelijks merkbaar trekje van angst om de roode lippen hem toeknikte.
Toen vlug sprong hij achter op het rijtuig en zag ijverig rond, zoolang zij op het drukke gedeelte waren, of geen onheil dreigde.
Buiten vroeg Diana nog eens, wat hij van haar rijkunst zeide, of ze zich reeds alleen buiten zou durven wagen.
"Nonna rijdt heel goed; maar nonna mag nooit alleen uitgaan; 't is altijd beter dat koesir er bij is, want de paarden durven tegen hem niet," zeide hij met trots.
Ze sloegen den weg in naar passar Baroe, vanwaar een luid gewons van menschenstemmen en rookwalk uit Chineesche olielampjes hen tegen kwam.
"Nu moet ik met de zweep klappen nonnah, ze moeten hooren dat er een rijtuig aankomt; 'tis druk in de Chineesche kamp."
Snerpend kliefden eenige luide slagen de lucht, vlugger trokken de Sydniërs
aan; een zweepknal vuurde hen aan tot
harder draven.

[24:]

"Ik ben bang koesir," fluisterde Diana toen zij de Chineesche kamp insloegen
en de ontelbare lichtjes haar duizelen deden.
Onwillekeurig leunde ze eenigszins achterover naar den koetsier, die met volle aandacht de beweging der paarden volgde en voorover geleund de veeren van haar breedgeranden hoed bijna beroerde.
"'t Kan geen kwaad, de paarden zijn
alleen een beetje bang voor al 't licht, als ze maar geen mortjons afsteken is 't niets."
Een luide knal weerklonk, en hoogop springen de reuzendieren.
"Ah! waarom gaat nonnah ook naar passar Baroe, 't is immers beter om langs 't Koningsplein te rijden, daar is de weg breed en schrikken de paarden niet van rameh rameg!" mompelde hij, met een luiden zweepslag ze plots tot rust brengend.
"Stil koesir, ik moet even naar Toko Tjeng Soei om een flesch odeur te koopen, ik ben dadelijk klaar, dan kunnen we weer naar huis rijden, je moet straks weer inspannen."
Hij knikte, begrijpend 't geen zij wilde zeggen, wétend dat al 't bal zou zijn op de roemah bolah, en onwillekeurig kwam Even eentrekje van minachting over zijn gelaat. Inlanders hebben een diepe verachting voor Europeesche dansen. In hun adat kennen ze slechts de ronggengs, [Dansmeiden] die voor geld heur lenige lijven wringen tot 't uitvoeren van lang bestudeerde bewegingen. In het zelf deelnemen aan de handeling ligt iets vernederends voor hen.
Voor de toko van Tjeng Soei hield Diana de paarden in en luchtig als een fee sprong ze van haar hooge zitplaats, den koetsier de teugels toewerpende, welke deze, hoofd

[25:]

schuddend over zooveel roekeloosheid, opvind, turend daarna naar binnen en volgend met zijn donkere fluweelen oogen de lenige gestalte, tot wie kruipend beleefd de Chinees zich boog.
Dadelijk ging deze het gevraagde voor haar halen en geleidend haar daarna naar buiten nam hij met een beleefde buiging afscheid. Nog eer ze weg was gereden voegden zich een paar Chineezen bij hem en onder fluitseren en lachen bleven ze den panier nastaren.
Als ze niet aan 't bal in de Harmonie had gedacht zou ze even bij den bamiechinees uitgestapt zijn. De opgestapelde schotels met gekookte groenten, waarvan een geurige damp naar buiten kwam lonkten haar vriendelijk toe...
Mevrouw de Kante was reeds druk bezig aan haar toilet toen Diana, na haar bevelen aan den koetsier gegeven te hebben, de kleedkamer harer moeder binnen kwam.
"Ga maar eerst verkleeden non, ik heb mijn corset al aan, ik kan nooit ineens mijn japon aandoen."
Diana begon te lachen.
"Ik zal straks uw corset wel flink dicht rijgen, laten wij maar eerst gaan eten, papa wacht geloof ik al."
De Kanter liep in de achtergalerij heen en weer. Hij voelde 't volle gewicht van de taak, die op zijn schouders en die van zijn vrouw rustte, nu hij voor 't eerst zijn dochter naar de Harmonie zou chaperonneeren.
"Eigenlijk toch vervelend die dingen," zei hij tot zichzelf. "'Is te hopen, dat non maar gauw 'n lakie mag krijgen, dan kan die met haar d'r op uit; wij zijn zoo helemaal uit de fuiven en nou ineens weer aan alles mee te moeten doen, heele nachten op te blijven om 't kind te laten genieten. Enfin je moet iets voor zoo'n meisje over hebben."
Hij werd in zijn alleenspraak gestiird door Diana, die ineens voor hem stond. Ze had haar baljapon niet niet aan, alleen

[26:]

was ze gekapt met een theeroos in het zwarte krullende haar.
"Paatje, mama vraagt of we maar beginnen willen, mama eet alleen maar een beetje soep, die moet mA Ngalim haar in de kamer brengen."
Even verwonderd zag hij zijn dochter aan, met critischen blik door de groote brilleglazen, toen lachend zette hij zijn wandeling voort.
"Heeft mama soesah met de nieuwe japon?"
"Ik weet 't niet, zoover zijn we nog niet; mama is pas bezig aan haar corset."
Ze moesten er beiden om lachen.
"Je mag wel heel dankbaar zijn want 't is ter eere van jou, dat mama zich zooveel moeite geeft voor haar toilet," zeide hij met een zacht verwijt in zijn stem.
"Dat ben ik immers ook paatje. Willen we aan tafel gaan?"
Diana schepte rustug de soep op en gaf haar lijfmeid een bordool, dat ze naar binnen liet brengen.
"Je wil van avond zeker geen wijn he?"
"Waarom niet?" vroeg ze verwonderd.
"'t Is misschien niet goed voor je als je gaat dansen; mama deed 't nooit.
"Nonsens, ik heb juist veel dorst, ik heb me verbazend ingespannen met de Sydniërs; ik geloof, dat ik eelt in mijn handen heb." Ze bezag nauwekeurig de palmen van haar kleine welgevormde handen.
"'t Is geen werk voor je, EEn zou nog gaan; maar twee, de koetsier was er toch bij?"
"Natuurlijk! Ik zou zonder hem niet durven, ik heb hem eerst gevraagd of hij 't niet vervelend vond, dat ik zelf reed."
De Kanter maakte een beweging van ontevredenheid met het hoofd. "Dat had je niet moeten doen kind, wij zijn niet gewend met onze bedienden zoo om te gaan, nu je er toch

[27:]

over spreekt had ik je al willen zeggen dat je toon tegen die lui meer bevelend moet zijn. Wat gaat 't zoo'n vent aan of jij rijen wil of niet. Je bent veel te vriendelijk tegen ze, 't zijn Javanen."
"Dat weet ik wek; maar dat wil toch niet zeggen, dat dit synoniem aan "beesten" is? Als die menschen ons goed bedienen behoeven wij ze toch niet af te snauwen. In Holand kon ik 't ook altijd heel goed met de meid vinden."
't Begn de Kanter te prikkelen dat tegenspreken van Diana. Bij al de Indische gewoonten, die ze van vroeger had overgehouden, miste ze den tact om met de bedienden om te gaan, vond hij. "Je bent te familiaar, ze verliezen het respect dat ze ons verschuldigd zijn, den afstand uit het oog, later zal je dat beter inzien; je moet een inlander nooit iets verzoeken..."
"Maar gebieden," vulde zij aan met een luiden lach, die de donkere wolk van het voorhoofd haars vader weer wegvaagde. "Ze zijn zwaar op de hand," dacht zij in haar vlinderleventje van kostschoolmeisje, waar een glimlach en lonkje de pasmunt was geweest waarmede ze elke rekening vereffende. Ze had gemeend als een volmaakt opgevoede jonge dame in Indië aan te komen en telkens hoorde ze: "Non dit mag niet! Kind dat kun je hier niet doen. 't Leek wel of ze een onnoozel wicht was. Gelukkig, dat ze al haar ulevellen briefjes, die ze aan boord had verzameld, niet had laten lezen en ze haar album nog niet voor den dag had gehaald, daar stonden al de portretten van haar kennissen aan boord in. Onder in haar koffer lagen nog niet ongemaakte japonnen, die een Parijsche kennis haar had vereerd. Even kwam een glimlach over haar gelaat terwijl ze er aan dacht.
"Papa wilt u nog een stukje ananas?"

[28:]

"Merci, willen we liever ons verder gaan kleeden? Ik moet me ook nog adoniseeren, 'n verduiveld koopje om een avond in zoo'n rok te zitten."
"Waarom draagt u geen s m o k i n g ? "
De Kanter stond lachend op.
"Ik zie wel, dat jij heelemaal geen benul hebt van 'tgeen een ouwe papa past: eem smoking!"
"Zeg mij eerst pa, of u vindt dat mijn haar goed zit. Madame zei altijd dat Indischen veel smaak hebben, ze bewonderde ze altijd. Ik heb mij in Parijs nog laten kappen weet u, A la Cléo de Mérode, maar ik heb 't nooit meer zoo opgemaakt, dit staat me beter."
Hij was voor haar komen staan, de handen in de zakken van zijn witten pantalon.
"Je hebt op Rijswijk ook een coiffeur."
"Die de dames naar hun leeftijd kapt, neen naar de rangen van de heeren, daar heb ik van gehoord. De vrouwen van de raden van Indië 't mooist."
"Begin dan liever bij den Gouverneur-Generaal."
"Bij hem d á n, óók al goed, eer hij bij mij was zou hij zeker al zijn kundigheid al uitgeput hebben en ik gedoemd zijn mij op te driken zoo als hij wil; ik ben wel wijzer. Als ik 't zelf doe, maak ik me net zoo mooi als ik wil."

...............

't Was stampvol op de "Harmonie".
"Zeker om jou te zien," fluisterde de Kanter, puffend in zijn hoogen boord, dien hij nooit gewoon was geweest te dragen, maar nu op aanwijzingen van Diana zich had aangeschaft. 't Was eigenlijk te dol om je door zoo'n kind te laten tiranniseeren, zijn vrouw ook al, die daar aan den arm van den balcommissaris naar binnen stapte, zij dreigde te bersten in haar corset d r o i t d e v a n t.

[29:]

"Hm, ze schijnen non nog al mooi te vinden, anders zou 't hier zoo vol niet zijn; dadelijk een vlinder om haar naar binnen te geleiden."
Zoo mopperend, beurtelings geërgerd en gevleid stapte de Kanter naar binnen; kort ineengedoken met dik rood hoofd, 't grijze haar netjes in een scheiding en kuif naar achteren gekamd. Bij het binnenkomen was een der heeren op hem toegesneld: "Wilt u mij voorstellen aan uw dochter?"
"Meneer Jansen."
"Mijn dochter."
Diana had gebogen en den haar aangeboden arm genomen volgend haar moeder, op een paar meters afstand om den langen sleep.
"Waarheen wilt u, dat ik u geleiden zal?" vroeg de balcommissaris beleefd.
Roos zag even rond.
Daar stond de residentsvrouw en daar had je de vrouw van een lid van de rekenkamer. ze kon ze eigenlijk geen van allen zoo heel intiem, maar 't was zoo vervelend om niet dadelijk te kunnen praten. Diana had reeds met een koud hoofdknikje haar galanten cavalier afgedankt en bleef staan, even rondziende, volstrekt niet verlegen om haar niet te kunnen praten.
"Hier maar," fluisterde Roos en beantwoordde de diepe buiging van den balcommissaris.
Jansen zag om en bemerkte, dat eenige jongelui zich door de Kanter lieten voorstellen en ijverig in het nieuwe balboekje hun namen schreven.
Hij had het eigenlijk ook best kunnen doen; 't was stom van hem om door de anderen de beste er uit te laten pikken; maar ze had zoo ongenaakbaar gebogen, dat de moed hem ontzonk om verder met haar te spreken, expres heel vroeg

[30:]

komend was 't hem gelukt haar binnen te brengen en nou?
Zonder zich een oogenblik lange te bedenken liep hij terug en de anderen eenigszins op zij duwend boog hij opnieuw voor haar.
"Zou ik 't voorrecht mogen hebben een dans van u te vragen, jufrouw de Kanter?"
"Ik weet niet of er nog eentje over is", antwoordde Diana.
De anderen trokken zich terug en Jansen met gebogen hoofd en hoogroode kleur wachtte af.
"Kijkt u zelf maar, een lanciers misschien.
"Ja, dat was er altijd een die je deed met iemand, die je liever niet ziet," dacht Jansen en eenigszins bevend schreef hij zijn naam, daarna ook weer den haren invullend in zijn boekje.
Toen stroomden weer anderen toe, aangetrokken door 't nieuwe.
Wangunstig loerden oogen onder de donkere wimpers naar Diana.
Vriendelijk werd gebogen, sommigen fluisterden een bewondering. Gegons van stemmen en geruisch van zijde werd overstemd door de tonen van de muziek.
"Weinig autoriteiten," zei de Kanter, pratend met eenige heeren.
"Die ontbreken altijd op dergelijke feestavonden," betoogde een van het clubje, "tenzij... ze uitgaande dochters hebben."
De Kanter moest er om lachen. "'t Was waar ook, hij was een nieuweling op dit terrein. Vóór Diana's komst hij hij de Harmonie nooit anders bezocht dan om een bittertje of een whisky soda te drinken, en zoo dit al eens toevallig met een dansavond samenviel wist hij behendoh de eclipseeren.
Heel anders ging 't met de recepties ten hove en bij de hooge oomes; daar was 't altijd stampvol geweest. Na de officiEele groote polonaire, waaraan alle genoodigden deel

[31:]

namen, had hij zich altijd met zijn vaste partners aan een partijtje gezet. Daar zou van avond wel weinig kans voor zijn: van zijn clubje was niemand aanwezig.
"Beroerd" mompelde hij, maar half-luisterend naar de complmentjes, die de oude heeren hem over zijn dochter influisterden.
"Een kranige meid, sakkerloot!"
Hij zag even op, 't hinderde hem; al die nieuwsgierige glinsterende oogen van 't troepje oude heeren, dat daar naar haar stond te kijken en op- en aanmerkingen fluisterde, die hem 't bloed aan 't koken maakten''t had hem nooit zo geErgerd als vandaag. Was 't omdat het nu zijn eigen kind gold, en hij in zijn vaderlik gevoel werd gekwetst?....
Sleepend klonken de tonen van een polonaise.
Recht, stijf geregen in haar corset d r o i t d e v a n t, kwam Roos ineens op hem af.
"Vraag jij de vrouw van Williams Harrie, anders zal hij mij ook niet vragen," fluisterde zij, hijgend achter haar waaier van zwart beschilders gaze de soie. De Kanter zag rond. Ze begonnen zich inderdaad geleidelijk tot paren te schikken.
"Doe hem maar liever met mij vrouw, die Williams is in staat om je te vergeten, dan zou je hier figuur nul maken, en dat zou niet goed zijn voor Diana."
"Kom, zij heeft haar boekje al vol, 't staat zoo gek man en vrouw"...
"Laat maar, beter dan hier zoo te blijven staan, laat Williams liever jou eerst komen vragen, ik heb hem laatst pas een pleizier gedan"...
Roos nam zijn arm en statig voortschrijdend, haar langen sleep, die mooi wegviel in golvende plooien van glansrijk zwart, loslatend, voegden ze zich tusschen de paren.
"Weet je wat ik heb horen zeggen?' vroeg ze geheim

[32:]

zinnig, haar fluisterende woorden nog dempend achter haar waaier.
De Kanter boog zich dichter naar haar toe.
"Van Mare heeft non gevraagd voor een dans."
"Verd... dat mankeert er nog maar aan; en wat heeft ze gezegd?"
"Ze heeft hem aangenomen natuurlijk."
"Die smeerl..."
"St.... Wij hadden haar moeten waarschuwen, 't is onze eigen schuld, als ik er aan gedacht had, had ze kunnen zeggen, dat ze al haar dansen besproken had."
"Ja, wie had dat nou kunnen denken, dat die vent hier ook zou zijn en de brutaliteit durft te hebben een jong meisje te vragen."
Zij knikte.
"Daar heb je Williams met zijn vrouw, ze komen op ons af!"
"Wat is dat de Kanter, met je vrouw de polonaise doen?"
"En jij dan?"
"Heelemaal fout! Mevrouw de Kanter mag ik u mijn arm aanbieden?"
Roos lachte vriendelijk. Gelukkig maar dat die Williams haar nog was komen vragen, 't
kon haar eigenlijk niets schelen, maar voor Non was 't beter zoo. Williams was toch altijd de secretaris, je maakte toch een goed figuur naast hem.
Mevrouw Williams had, als sprak 't vanzelf, de Kanters arm genomen.
"Gezellig de polonaise, je bent nooit te oud om mee te doen," giegelde mevrouw Williams. "Hebt u gezien, Van Mare is ook hier, nog al brutaal na die perkara."
De Kanter trok zijn schouders op. "Hij heeft 'r gepro

[33:]

beerd, waarom ook niet, zal hij denken. Hij verbeeldt zich misschien, dat wij alles al vergeten zijn."
"Dat geloof ik niet, hij zal eerder veronderstellen, dat ze hem alles vergeven zullen hebben. Hij weet wel, dat de vrouwen dol op hem zijn."
Onwillekeurig kreeg de Kanter een schok; zij zagen elkaar een oogenblik aan, beiden begrijpend elkaars onuitgesproken gedachte.
Fortissimo's klonken luid op van het orkest.
"Roos ziet er keurig uit, de Kanter, wat een prachtige japon!"
Hij lachte. "Mooi gemaakt hé?"
"Je kan goed zien, dat zij een nieuwewetsch corset aan heeft, bijna niemand heeft 't nog, ze zijn ook zoo gepeperd."
"Hier wel, non heeft dit meegebracht uit Parijs."
"O o o o..."
"Waarom?"
"Nergens om, wil je dansen? Een mazurka. . ."
"Goed. Roos doet 't ook met Williams, zie je wel?"
Ze deden een paar tourtjes, toen klaagde mevrouw Williams over duizeligheid.
"Je had ook niet op die mazurka moeten walsen," berispte de Kanter.
Roos met Williams kwamen langs hen heen, met langzaame loome bewegingen uitvoerend de kalme mazurka.
"Heel netjes," plaagde de Kanter.
"Daar heb je Diana!"
"Met wie danst ze nu?"
"Met een controleur, die doortrekkende is naar de buitenbezittingen, een kennis van Williams."
"Zoo. Willen we een beetje langs de kant gaan staan? Ik ben bang dat ze op je sleep zullen trappen, die dansenden ontzien niets, we doen straks toch nog een dansje
he?"

[33:]

"Hier heb je een goed gezicht op de zaal," zei mevrouw Williams, haar sleep goedschikkend.
"Lief om te zien al die lichte witte toiletjes. Diana heeft een mooie japon,hé prachtig! Dat geel staat haar goed, een mooie kleur geel, bijna oranje, en toch zácht door dat wit, dat er overheen is. Zie je hoe van Maren haar aankijkt?"
Volgend met zijn oogen de aangeduide richting zaf de Kanter hem Diana fixeeren En... Wat was dat, bleven haar oogen niet even rusten op hEM? Hij kon 't zich niet
ontveinzen, een gloeiend rood schemerde onder de matgele huid en liet twee donkere vlekken achter.
"'t Is een mooie vent," begon mevrouw Williams opnieuw, na een oogenblik pauze.
"Ik heb 't nooit zoo opgelet. Hij heeft 't zich zeker toch aangetrokken, ik zie hem liever zoo een beetje bleek, vroeger had hij te veel kleur."
De Kanter voelde een onaangename sensatie hem bekruipen, hem benauwen, bijna de keel dichtsnoerend; onafgewend hield hij zijn oog gericht op de slanke donkere gestalte met het innemende gelaat waarover een waas van melancholie lag gespreid. Hij vond, dat hij er vreemd uitzag, geheel anders dan anders. Zijn groote zwarte oogen somberden weg achter de gelijke zwarte wimpers, overschaduwd door prachtig gewelfde wenkbrauwen, die in fijne arcaden zich bogen op het albasten voorhoofd.
Blauw-glanzend zwart golfde zijn hoofdhaar bijna kinderlijk om de slapen en scheen te verzachten de ietwat scherpe trekken om de mondhoeken, die gedeeltelijk wegscholen onder een fijnen pikzwarten knevel. Zijn neus was klein en recht zonder eenig karakter te geven aan de volmaakt regelmatige trekken.
Als hij lachte, wat hij zelden deed, kwamen even zijn prachtige witte tanden te voorschijn, even maar om daarna

[35:]

weg te schuilen achter de ernst-gesloten lippen, van zuiveren vorm. Onbeweeglijk bleven de trekken in het albasten ovaal van zijn gelaat, slechts de donkere
fluweelen oogen spraken, schaterden, treurden, jubelden of droomden; straalden uit suggestief w i l l e n of scholen weg onder de donkere wimpers vol ingehouden
passie.
Rustig, vol zelfbewustheid deed zijn gansche slanke figuur, onmiddelijk opvallend tusschen de feestopgewonden beweeglijke gestalten der overige heeren.
"Hij schijnt niet te dansen," zei mevrouw Williams ongemerkt, starend in de richting waar hij stond, en zich koelte toewaaiend met haar waaier.
"Misschien heeft hij de brutaliteit alleen met non te dansen," mompelde de Kanter, zich opwindend. "Ik heb gezien dat hij iets in haar balboekje schreef."
Stralend kwam Diana nader.
"Amuseer je je nog al kind?"
"O pa heerlijk!"
"Laat mij je balboekje zien?"
Ze bleef met haar cavalier bij hem staan en gaf hem haar boekje.
Hij doorliep het vluchtig en gaf het haar terug.
"Geen extra's aannemen hoor, wij gaan vroeg naar huis."
"He Pa! En 't is mijn eerste bal!"
De galante cavalier deed ook een poging om papa's hart te vermurwen en argumenteerde over de gezondheid van het dansen in Indië.
"Mij dunkt dat 't wel is, mama wil niet zoo lang blijven, dus denk er maar om."
Weer ging ze weg met haar cavalier. Er was bijna geen plaatsje tevinden. Als een zwerm musschen waren de paren

[36:]

neergestreken op de rood fluweelen ottomanes; de Kanter zag haar na.
"Zeg, heb je lust een partijje te maken, je vrouw doet mee?"
Williams met Roos hadden zich bij hen gevoegd.
Groot liefhebber van H o m b r e als hij was liet hij zich overhalen. Mevrouw de Kanter wilde ook wel. Ze konden toch niet den geheelen avond naar hun kind zitten kijken. Ze was nu eenmaal op een leeftijd, dat ze van haar vrijheid kon genieten.
"Enfin de Kanter, zorg hij dan voor een tampat, ik chaperonneer zoo lang de dames."
Een tafeltje was spoedig gevonden en enkele oogenblikken later waren ze in hun spel verdiept.
"Zie je," zei Williams met pathos. "Wij hebben wel geen dochter te chaperonneeren en toch komen we hier, hoeveel aangenamer moet 't zijn als je een taak te vervullen hebt zooals jullie."
De Kanter zuchtte even en zag zijn vrouw van terzijde aan. Beiden hadden de opgewektheid waarmee ze de balzaal aanvankelijk betraden, reeds lang laten varen. Soms onder het spelen zagen ze Diana langs komen, gloeiend van opgewondenheid; ééns in een druk gesprek gewikkeld met van Maren.
"Hij schijnt heelemaal hersteld van zijn verwonding, 't moet anders nog al raak geweest zijn," zei Williams.
"Ís jammer dat Moorman hem zijn hersens maar niet ingeslagen heeft, zulke sujetten hooren niet thuis in onze maatschapij, ik..."
"Over wie velt u zoo'n hardvochtig oordeel vadertje?"
Verschrikt zag de Kanter op. Diana stond achter zijn stoel.
"Je hadt 't niet mogen hooren kind, ik wist niet, dat je zoo dicht bij was."

[37:]

"He hoe flauw,ik weet toch alles. Natuurlijk bedoelt u mijnheer van Maren he? Zeker juist omdat hij mij zoo goed bevalt; 't is de eenige aardige cavalier, een die me het best amuseert, straks doe ik een wals met hem, hij heeft me voor de laatste gevraagd."
Roos schoof ongeduldig heen en weer op haar stoel, zich geweld aandoende om zich te beheerschen. Williams begon kassian met haar te krijgen en zei, een poging doende om in haar geest te spreken:
"U kent de menschen nog niet, juffrouw de Kanter, er zijn er waarvoor men zich in acht moet nemen."
"He, 't lijkt wel of we te midden van roovers en moordenaars zijn, zoo'n persoon voor wien ik gewaarschuwd word, vind ik juist pikant. Omdat hij zulke mooie oogen heeft zijn alle mannen jaloersch op hem; niet één kan hier in zijn schaduw staan."
"Is dat alles wat je uit Europa meebracht, om je ouders tegen te spreken kindje, er zijn onder de heeren hier vrij wat betere cavaliers dan van Maren."
"O Jansen natuurlijk, die stumper, die staat te rillen en te beven als ik tegen hem spreek; amusant! Ik zou wel eens willen weten of hij ook zoo timide is als hij tegen de Atjehers moet optrekken, 'n vervelende jongen."
"Hou toch je mond, ik zie hem juist hier heen komen; 't is niet goed als een jonge dame zoo openlijk voor haar opinie uitkomt."
Diana stampte onmerkbaar met den voet en wierp een wodende blik naar haar vader, die dezen weerstond en haar vlak in de oogen zag.
't Volgend oogenblik boog zij gratielijk voor Jansen, die links en verlegen haar zijn arm aanbood.
"Je ziet de Kanter, de soliditeit heeft nooit veel attractie;

[38:]

Jansen wordt uitgelachen en die andere is de held."
"Beroerd genoeg. Jansen moet anders ook nog al houwen van een slappe."
"Nou ja, daar blijft 't dan ook bij. Wij ouderen geven hun het voorbeeld er ook niet afkeerig van te zijn. 't Is een nette vent, en daar komt 't toch maar op aan als je een schoonzoon te kiezen hebt, ten minste, als ik een dochter had, kon Jansen ze gerust krijgen."
Roos knikte toestemmend en mevrouw Williams deed een poging iets te verbergen van: "Zoo hard zullen ze om Diana ook niet loopen." Wat een soesah voor niks, terwijl ze half geërgerd een "kleintje" annonceerde. Hierdoor werd aller aandacht zoozeer in beslag genomen, dat zij voor een oogenblik het bal en al de daaraan verbonden
onaangenaamheden vergaten.
Het was al middernacht toen mevrouw Williams verzocht om het laatste rondje te bepalen.
"Ik moet morgen vroeg op," zei ze, zich verontschuldigend.
Roos vond 't ook wel aangenaam om nog wat naar 't dansen te kijken. Ze zou Diana wenken, dat 't nu tijd werd om naar huis te gaan. 't Viel hun op dat de twee gloeiende
plekken op het gelaat van Diana waren verdwenen en plaats hadden gemaakt voor een doodelijk wit.
Ze liep juist met Jansen de zaal rond en werd voor den laatsten dans afgehaald door van Maren, die voor haar boog. Zwijgend, bijna zonder met een groet Jansen te verwaardigen, nam ze den arm van den ander, dadelijk opgewekt met hem voortloopend.
Jansen trok zich terug bij een van de ingangen en verloor ghen beiden geen oogenblik uit het oog. Een paar van zijn kameraden hadden zich bij hem gevoegd.

[39:]

"Speel je mee een pot biljart?" vroeg er een ziende hoe hij nauwelijks zijn drift kon beheerschen.
"Zoo'n ploert," siste hij tusschen zijn tanden en zag tegelijk van Maren uitdagend aan.
Deze kwam juist in druk gesprek met zijn dame langs hem heen, veinzende niets te hooren, ofschoon een schok hem doorvoer.
"Ben je bedonderd, je kunt toch met dien kerel geen ruzie gaan maken," waarschuwde er een, "ga liever mee."
Jansen bleef weigeren. Hij was nauwelijks te herkennen, ziedend van toorn.
Hier en daar werd 't door de dansenden en toeschouwers opgemerkt. Ze begonnen naar Diana en haar cavalier te kijken.
"Je kunt je toch zoo gek niet aanstellen, je bent immers niet met haar geëngageerd," meende een van zijn vrienden, die te vergeefs beproefd had Jansen mee te
troonen.
"Dat zullen we eens zien, ik zal haar openlijk voor die vent waarschuwen!"
De andere trok zijn schouders op.
"Ga liever met me mee en wind je niet zoo op..."
Schijnbaar onbewust liep van Maren rustig voort, soms met kwijnend manuaal leggend zijn arm om het slanke lijf van het meisje en dansend met haar, correct in de pas, zonder blijken te geven van eenige emotie. Het was opgevallen, dat hij uitsluitend met haar had gedanst. De overige tijd had hij in de voorgalerij doorgebracht, uren lang zittend in een wipstoel die heen en weer bewoog op de rythmus der muziek. Zijn ziel leek effen als het wolkenmeer, waarin ronddreef de maan, groot goud omstraald, belichtend de kruivende gevaarten, die vergleden onhoorbaar stil. Niets scheen te beroeren zijn innigste innerlijk, doof, blind voor

[40:]

alles wat hem omgaf, bleef hij staren naar boven, naar de milliarden sterren, die pinkend trilden, soms verschoten lange reeksen werelden en terugvielen in de donzen
arcaden.
Toch in eens als hij moest gaan dansen met Diana, hief hij zich op met langzame bewegingen, wetend, dat 't nu was gekomen, dat hij nu gaan moest naar binnen terug.
"Uit de wereld van materielooze gedachten, waarin hij verwijld had, keerde hij terug tot de realiteit en stond op als het tijd was, heel gewoon, als een uurwerk dat slaan ging op het juiste moment. En voortschrijdend tot vlak vOOr haar, waar zijn oog haar had ontwaard, kwam hij haar opvorderen, eenvoudig of 't vanzelf sprak zoo, dat zij met hem meeging nu.
Een geheime stem waarschuwde Diana dat hij kwam. Ze waren haar allen vreemd, toch klopte haar hart sneller al 't oogenblik naderde, dat zij haar oogen wist te moeten
richten naar de deur, vanwaar hij komen zou, werwaarts zij zich getrokken voelde door geheime macht. En droomend, zich wetend geboeid in zijn kluisters, woelde 't al in haar hoofd wat ze zou zeggen toch op Jansens declaratie.
Want ze voorvoelde, dat het komen zou Jansens liefdesverklaring. Haar instinct van vroeg rijp Indisch meisje zegde 't haar... en ze vond Jansen belachelijk,
onuitstaanbaar... en toch...
Ze wierp zich thuiskomende op de kleine rustbank van haar boudoir, na even vluchtig haar ouders goeden nacht gewenscht te hebben, Roos en de Kanter voelden zich diep
teneergeslagen, ze hadden zich die eerste soirEe geheel anders voorgesteld. Zagen ze zich in hun dochter teleurgesteld? Ze wisten 't niet, ze voelden onrust, hevige onrust
over hun kind dat ze niet kenden, dat aan het ouderlijk

[41:]

gezag was ontgroeid, dat voor hen stond als een onoplosbaar raadsel, te ingewikkeld voor het met te weinig wereldkennis toegeruste moederhart, en den door zijn bezigheden steeds in beslag genomen vader.
Bijna met door tranen verstikte stem zei Roos: "slaap wel non," terwijl ze nog even bkeef verwijlen op den drempel van het vertrek en opnam de mooie rijzige gestalte van haar kind. Ze had nog wat willen vragen eerst, nog een waarschuwing haar willen toefluisteren, nu ze wist, dat de levensstormen zouden neerdalen over het jonge hoofd, maar de vermoeide uitdrukking op Diana's gelaat en de ongeduldige bewegingen waarmee ze haar sieraden van zich afwierp, deden Roos besluiten te zwijgen, en zachtjes trok ze de deur achter zich dicht.
't Was daarna, dat Diana den sleutel omdraaide in het slot van haar kamerdeur en zich neerwierp op de kleine sofa. Zenuwschokkend bewoog haar lichaam. Zij was ter prooi aan een hevige gemoedsbeweging.
Krampachtig balde zich haar kleine hand tot vuisten, waarin ze vastklemde haar kleinen kanten zakdoek, waaruit ze, telkens meer zich opwindend, met haar scherpe tanden stukken beet.
"Is dat alles? Is dat alles?" kreunde ze telkens woedend opspringend als de woorden, door Jansen gesproken haar weer te binnen kwamen.
"Mag ik spreken met uw mama?" herhaalde ze honend. "Alsof mama, niet zij te beslissen had over haar hart."
Trillend aan al haar leden, met bevende lippen, begon ze zich in haar slaapkaer uit te kleeden. Het balkleed lag in een hoek van de kamer verfrommeld en vertrapt. Verflensd hing neerde verschroeide theeroos langs haar kapsel. Met een gebaar van afkeer wierp ze haar van zich af, los

[42:]

trekkend de opgestoken haren, die neerhingen nu, ordeloos om haar hoofd. Zij kegde neer de haarspelden in een sierlijk bakje van Boheemsch kristal, dat stond te midden van verschillende flacons op haar toilettafel en onwillekeurig rustte even haar blik op haar eigen beeld door den spiegel weerkaatst. Ze schrok. Had zoo de hartstocht haar trekken verwrongen?
Niets herinnerde meer aan de kalme schoonheid, waarvan ze zich steeds bewust was geweest. Tranen van spijt drongen in haar oogen. Ze liep naar de waschtafel en begon met bloemenwater, dat haar meid in de waschkom had klaargezet, zich af te wasschen.
Heerlijk weldadig werkte dit op haar verschroeide huid, steeds meer liet ze zich het geurige water langs haar voorhoofd en wangen vloeien, tot 't lauw werd van de warmte van haar lichaam.
De kleeren, die zij had uitgetrokken lagen verstrooid op den grond, op haar bed netjes opgebouwen haar nachtgoed: een sarong en fijn mousselinen kabaja en kimona van witte Chineesche zijde met teer blauwe boorden omzoomd. Alles soepel en zacht gestreken, geparfumeerd door baboe's zorgvolle hand.
Klappertandend van koortshitte nam ze de sarong van haar bed en wierp die over 't hoofd. Als in een droom schikte ze met aangeboren Indische gratie, de plooien, om haar middel, waar om heen zij gratielijk slingerde een lichtblauwe zijden oedit, toen sloeg ze om, de dunne zijde kimona, die reikte tot bijna op den grond, en haar kleine lichtbruine voetjes vrij liet.
't Kleine beweeglijke nachtlicht, verzacht door een veelkleurig abat jour van verguld koper, waarin schelkleurige steenen glansden, wierp vage figuren tegen het rose plafond, geheimzinnig dansens, telkens opnieuw.

[43:]

Een oogenblik bleef zij weifelend staan, nog nog eenmaal zich afvegend het aangezicht met den bochtigen van bloesemgeur oortrokken toiletspons, stapte ze in haar boudoir.
Hier wierp een gaskroontje met rose zijden kapjes een kwijnend licht in het vertrek. Zij ontslootde openslaande deuren van haar voorgalerij en zette zich neer op een wipstoel, bij het marmeren tafeltke, waarop nog rozen, den vorigen ochtend geplukt, een zoeten geur verspreidden. Onbeschrijfelijk stil was de tropische nacht. Milliarden sterren flonkerden aan het wolkenlooze firmament. Wippend in haar stoel, het hoofd achterover geleund, zag ze er naar. Het stemde haar kalmer, de oneindige stilte om haar heen, en de kleine lichtjes, die al neerzagen omlaag waren emotieloos, onbereikbaar hoog. Weg deinsde Jansens gestalte in het eindeloos donker, weg de herinnering aan zijn vraag om morgen met haar moeder te mogen spreken, waarin ze had toegestemd.
Alles scheen te vervagen tot niets... niets... in 't ondoordringbaar duister. Zij bleef turen voor zich uit, doorborend met haar oog den vaalzwarten nacht en langzaam eerst bijna onbewust, steeds duidelijker wordend, verrees voor haar geestesoog de gestalte van van Maren. Zij kon zich nauwelijks onttrekken aan de bekoring van aan hem te denken, van zich te wanen in zijn bijzijn. Zij hoorde zijn melodieuze stem, met 't droevige timbre, zij voelde zijn arm om haar, zijn kalme ademhaling, die geregeld had beroerd haar gelaat, gedurende den dans... en ze sloot de oogen van zalige verrukking. Zij liet haar armen zakken langs haar neer, en zich latende meesleepen door haar gevoel, dacht ze aan hem, al door, al door... zwijmelend in zoete weelde...

[44:]

Het geluid van den gardoewachter, die het morgenuur aankondigde, deed haar plots opschrikken, ontsteld.
Ze zag om zich heen angstig, schuw. Nog steeds heerschte volslagen duisterns, slechts aan den horizon dook op, even zichtbaar slechts, een lichtende streep, die afstraalde zwak uitbrekend morgenrood.
Hoe lang zij had verwijld in het land harer droomen wist ze niet. Ze voelde zich koud. Was 't niet de ochtend reeds, die doorbrak ver aan den gezichtseinder?
Haar oog gleed zoekend langs den breeden door hoog geboomte omhuifden rijweg tot plots zij scheen te verstijven van schrik, en zij staren bleef in één richting, onafgebroken, met groote wijd gesperde oogen.
Droomde zij? Was 't een visioen harer ziel?...
Maar duidelijk zag ze weggaan nu, iemand, dien zij had aangestaard, iemand met wien zij bezig hield in haar droom.
Loom, met gebogen hoofd, schrede voor schrede zich verwijderend naar de stad zag ze van Maren...
Een snik ontwrong zich aan haar borst, ze sprong op en liep naar binnen, snel sluitend achter zich de deur. Het kunstlicht van rose hinderde haar. Zij draaide het gas uit en struikelend over de verschillende kleedingstukken verspreid op den grond, bereikte ze haar bed, waarop ze neerviel, voorover, het hoofd vastgedrukt in de kussens...


inhoud | vorige pagina | volgende pagina