doorzoek de gehele Leestrommel

Leestrommel
Leestrommel
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Beata van Helsdingen-Schoevers: Indië en Europa. Fragmenten, ed. Johan Koning

Leiden: N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij, 1929

Brieven uit Indië. VIII.

 

Ik lees in de bladen, dat er in Den Haag besloten is tot de oprichting eener Koloniale School voor Vrouwen. Een heel nuttige en ongetwijfeld noodige instelling. Als de uitvoering aan te stellen verwachtingen voldoet, zal deze school een zegen kunnen zijn voor vele vrouwen, die naar Indië moeten. Haar zullen het land, het volk en de gebruiken minder vreemd vallen en daarom minder teleurstelling brengen. De Hemel geve evenwel, dat er geen hiep, hiep hoeral-geest heersche in die school ten faveure van, of beter ten koste van Indië. Of, om de stereotiepe term te gebruiken (met sentimenteele oogopslag uit te spreken!) een: „Heilig Indië!" stemming. Want Indië is niet heilig en heelemaal niet bijzonder gebenedijd. Het is een land, waar men op materieel gebied met initiatief heel ver komen kan (mits men nier in Regeeringsdienst is!), het is een land dat voor den socioloog en den economist interessante aspecten biedt,

 

[131:]


vooral in de laatste jaren door de z.g. „ontwaking" van het Inlandsche volk. Maar méér verwachte men voorloopig nietl
En, waar door allen, die er geweest zijn, de nadruk zoo zwaar gelegd wordt op de stoffelijke voordeelen, die Insulinde biedt, daar diene men te bedenken, dat het geld minstens 50 % aan waarde heeft verloren; dit als maatstaf te gebruiken voor de zoo reusachtig lijkende salarissen!
Een bezoldiging van ƒ 450 's maands lijkt ons royaal. Maar, wat beteekent dit? Tweehonderdvijfentwintig gulden vóór den oorlog! Dat mogen de „Heilig-Indië!"-juichers er bij bedenken!
Vier honderd vijftig gulden. Ik sprak kort geleden een leeraar aan een der hoogere burgerscholen, die Java telt. En deze man, na jarenlange praktijk in het vaderland, had gemeend met zijn vertrek naar Indië een groote materieele verlbetering tegemoet te gaan. Hij kreeg het bovengenoemde salaris toegezegd en hij was den koning te rijk! Nu vertoefde hij bijna een jaar met vrouw en kind onder de tropenzon, en niets was hem bitter en hard genoeg om dit land te kenschetsen! En steeds, tusschen zijn schimpende taal, klonk hetzelfde refrein: „O! 'als ik dat vooruit geweten had..." Bekrimpen, bezuinigen, nergens aan mee kunnen doen — hetgeen beteekent: géén geestelijk voedsel, geen kunstgenot! — onderhevig aan veel gesukkel en ziekten, — een slechte mentaliteit maakt den mensch in dit veeleischende klimaat zeer vatbaar voor allerhande euvels, — in één woord: misère! En: „Als ik kon, ging ik morgen aan den dag weer terug!" Maar het is gewoonlijk een contract, of het verplichte terugstorten der overtochtskosten dat zulke ongelukkigen vastketent.
Een ingenieursvrouwtje ook nog niet lang in Indië trachtte zich er over heen te zetten.
„Ach ja, 't moet wel, ziet u. In het begin miste ik wel veel, och, als je het zoo in Den Haag gewend bent, leuke clubjes, hè, we hadden een muziek- en een literairclubje, en ik was onderwijzeres, ik had het er heelemaal niet kwaad. En dan kom je hier in dit Indië, je denkt het hier schitterend te kunnen hebben. Zeshonderd gulden in de maand! Het lijkt je sprookjesachtig! Maar dat valt al dadelijk tegen! Een klein huis kost je direct minstens honderdvijftig gulden, als je er een krijgen kunt! En dan je bediening nog. We doen het heel zuinig: enkel jongen,

 

[132:]

 

tuinjongen en meid, die tegelijk kookt. Dat is samen twee-enveertig gulden per maand, en iedereen zegt, dat het nog spotgoedkoop is. Maar ik moet dan ook hard meewerken, naaien, verstellen, want u weet wel, hoe de waschlui hier hun werk doen, hè. Het is om bij te huilen — iedere wasch, die binnenkomt, is aan flarden geslagen, en na 6 maanden ben je door je goed heen... Ja, de kwaliteit van de „oorlogsstaffen" doet daar ook het zijne aan. Het leven is duur hier, dat weet u — we kunnen nergens lid van zijn, en vervoer hebben we ook niet — 'n auto is ons veel te kostbaar! — dus komen we nergens. In Holland zou je 'n trammetje pakken, — bestaat hier niet — hier heeft iedereen 'n auto — behalve de niet-particulieren, zooals wij. Die kunnen het niet betalen.
Nu, u ziet wel, je went aan alles. In 't begin was ik miserabel en wou dadelijk weer weg. Maar nu ben ik daar al overheen, 't kan me allemaal niets meer schelen. Ik ben al afgestompt, en dat moet je hier in Indië wel zijn om je zes jaren dóór te komen, is het niet? Ik vegeteer maar, en verbeeld me geen hoogere behoeften te hebben dan een verstelnaaister.
Musiceeren? ja dat deed ik vroeger veel, maar nu — ach, wat heb ik er aan. Mijn man heeft het veel te druk, die heeft er geen tijd voor; omgang hebben we haast niet — de groote afstanden, hè, zelfs in zoo'n stad, en geen auto! — en bovendien: er is zoo weinig animeerends hier. Neen, ik heb alles er aan gegeven — 'k heb trouwens ook geen tijd met al dat naaiwerk. Ach, ik heb me al volkomen aangepast, ik interesseer me voor niets meer..."
Zóó zijn er velen, die zich eindelijk „aangepast" hebben. Maar dit is érger dan heimwee — dit fnuikt èn de arme vrouwtjes zelf, èn het huwelijksgeluk. Aan zulk een mentaliteit gaat het initiatief van een Hollander in de kolonie te gronde. Dit breekt en vernielt alles — en helaas, deze geestestoestand is overal — of wij het nu willen erkennen of niet! Het baat niet of we de oogen sluiten en ontkennen, omdat de waarheid zoo onplezierig is. Beter doen de Indië-enthousiasten met de bezwaren onder de oogen te zien en te trachten om ze te ondervangen, dan ze weg te doezelen.
En zou hieraan nu de Koloniale School tegemoet komen? Dan zou zij een werk doen, zoo onwaardeerbaar groot en mooi, dat

 

[133:]

 

zij niet enkel de individueele, doch de algemeene dankbaarheid verdient. Dat onze Nederlandsche Regeering zelfs haar niet erkentelijk genoeg kon wezen, en haar medewerking en instemming met het goede doel niet beter kon toonen dan door haar die naar het verre, vreemde land trekken, een waardiger bezoldiging te geven. Want, wanneer er nooddruft heerscht, hard werken en een krap bestaantje, terwijl de handelsman, de planter, praten over gemakkelijk verdiende tienduizenden en tonnen winst en tantièmes, vliegt bij elk ambtenaar de goede wil en de idealen het venster uit...1).

 

Noot van den inleider: De Koloniale School voor Vrouwen en Meisjes in Den Haag bestaat nog altijd en verricht prachtig werk. Zij beantwoordt in elk opzicht aan de verwachtingen welke wijlen Mevr. van Helsdingen bij het schrijven van bovenstaande beschouwingen er zich van heeft gemaakt.




vorige pagina | inhoud | volgende pagina