doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'.
In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897


[28:]

III.

Ik zeide niets, liet mij ook niet meer bidden, maar zette mij aan de piano en koos een van Beethovens sonates.
Toen mijn vingers eenmaal de toetsen aangeraakt hadden, ging alles als van zelf en de eene melodie volgde de andere bijna even snel, als mijn gedachten terug gingen.
En ik dacht aan mijn gelukkig thuis, aan mijn ouders en aan 't leven, dat mij zoo teleurgesteld had!
Ik koos alle stukken, die Fred en Paul ook kendenn uit den tijd, toen zij nog bij mijn ouders aan huis kwamen.
Oude herinneringen doemden daarbij, scheen het, ook bij hen op, want toen de laatste accoorden van een zacht, aandoenlijk lied als in een een klagend waren weggestorven en ik onder den indruk van 't stuk, dat ik nooit zóó goed begrepen had als thans èn van de herinneringen, die 't bij mij wakker geroepen had, nog aan de piano bleef zitten, kwam Fred naar mij toe en kuste me.
Paul stond nog onbewegelijk tegen de deurpost geleund en keek me zóó zonderling aan, dat ik onthutst en verlegen den blik van hem afwendde.
Vindt ge Minnie in haar spel vooruitgegaan? vroeg Fred hem.
Als ik 't eerlijk zeggen mag, zeide hij onder 't weg strijken der weerbarstige lokken, die als van ouds op zijn voorhoofd nedervielen, dan heeft je vrouw aan vingervlugheid verloren. Maar ik kan mij niet herinneren haar met zóó veel klem en gevoel de composities terug te hebben hooren geven, als zij heden avond gedaan heeft.
Ik dank u, antwoordde ik zacht.
Kom muziek met haar maken Paul. Je doet zeker nog veel aan je viool?
't Was Fred, die dit vroeg. O, ik had 't lang verlangd, iemand te hebben, waarmee ik muziek kan maken. In Indië is dit, bijna de eenige uitspanning, die nooit verveelt en waaraan men steeds behoefte gevoelt.
Waarom nam ik 't niet gretig aan, ja ondersteunde ik 't verzoek van mijn man in 't geheel niet, nu zich zoo'n schoone gelegenheid voordeed?
Paul bespeelde zijn viool meesterlijk, ik wist dit van vroeger.
Was 't misschien zijn raadselachtigen blik, die mij een stille waarschuwing gaf?
Waarom drong de gedachte zich plotseling weer aan mij op, dat hij wellicht ook had liefgehad en Fred en hij, schoon dikke vrienden, toch met 't zelfde doel bij ons aan buis gekomen waren?
Ook hem steeg 't bloed naar de slapen bij de eenvoudige en zoo voor de hand liggende vraag van mijn man.
Je kunt je gerust met mijn vrouw meten. Ik geloof dat jelui even sterk zijt, lachte mijn man.
Of durf je den strijd soms niet aan, Paul?
Natuurlijk sloegen die woorden op onze vaardigheid in de muziek.
Of hij ze anders opvatte? er ze hem prikkelden?
Want dadelijk daarop antwoordde hij vast: Als je vrouw zich met mijn spel tevreden stelt, zal ik volgaarne de gelegenheid aangrijpen, goede muziek te maken.
Het zal mij veel genoegen doen, als ge mij accompagneeren wilt, gaf ik hem tamelijk flauwtjes ten antwoord.
Het gesprek wilde dien avond niet meer vlotten.
Niet lang daarna nam Paul afscheid onder voorwendsel, dat hij nog eenige spoedstukken te behandelen had.
Fred was hartelijker dan ooit. Hij haalde allerlei herinneringen op.uit den tijd onzer eerste kennismaking en uit de dagen onzer verloving.
Op andere oogenblikken zou ik mij daarover innig verheugd en mij ingespannen hebben, de stemming levendig te houden.
Waarom liet, dit alles mij thans koud en zag ik niets dan dien raadselachtigen blik van Paul?
Ik kon niet nalaten er aan te denken.
Heel den dag vervolgde hij me, zoudat ik op 't laatst weer upzag tegen 't uur van Pauls komst.Gelukkig dat diens ongedwongen houding een einde maakte aan alle mogelijke veronderstellingen.
Ik haalde weer ruimer adem.
Als wij musiceerden zat nijn man in zijn leunstoel en luisterde naar ons spel.
Soms waren wij over elkanders opvatting van een meesterwerk niet eens en dan ontspon zich daarover een levendig dispuut.
Kortom alles ging zoo goed, dat ik zeer blijde was mij angstig gemaakt te hebben over dingen, waarvoor geen vrees bestond.
Was ik in de eerste weken nog min of meer gedwongen en teruggetrokken geweest, nu keerde de oude prettige toon weer terug
't Waren waarlijk dagen van ongestoord geluk, waaraan ik mij zonder verder nadenken geheel overgaf.
Paul bewees mij allerlei oplettendheden, maar hij deed 't zóó aardig, zoo kiesch en zonder overdrijving, dat niemand er iets anders achter gezocht zou hebben, dan dat hij 't deed uit beleefdheid en dank voor de aardige en prettige ontvangst, die wij hem steeds bereidden en de goede zorg, aan zijn dochtertje besteed.
Hij zag alles en dacht aan alles.
Gingen wij uitrijden, hij bood mij steeds de behulpzame hand bij het in-en uitstijgen.
Viel mijn oog op het een en ander, hij wist dadelijk mijn gedachten te raden; vond ik een boek of plaatwerk mooi, ik kon er zeker van zijn, het met een vriendelijken groet erbij, te huis bezorgd te krijgen.
Nog vóór ik de onderteekening gelezen had, wist ik reeds, wie er de schenker van was. Paul was zoo lief en oplettend voor me, dat ik al die oplettendheden als een mij toekomend recht leerde beschouwen, ja, zijn bijzijn, zijn op — of aanmerkingen, zijn goed —of afkeuring mij met vreugde of droefheid vervulden. (Wordt Vervolgd.


vorige pagina | inhoud | volgende pagina