doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'.
In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897


[36:]

III.

Onder 't aanbieden van mijn arm fluisterde hij mij in: Houd je goed Minnie, moet hij 't nu bemerken? 't Was of met die woorden een electrische schok mij door de leden ging.
Hoog richtte ik mij on en met vasten tred voortgaande, zeide ik: Een duizeling, anders niet.
Je vermoeit je ook veel te veel Minnie, je ziet er niet goed uit in de laatste weken, zeide Fred op zoo ongewoon teederen toen, dat ik verrast opkeek.
Toch was ik blij, dat ik niet veel meer behoefde te zeggen.
Deze scènes, 't drama, dat onder zijn oogen afgespeeld werd, daarvan had deze man met zijn weinig liefde behoevend hart geen idéé en dat hij zóó goed van vertrouwen bleef was juist iets, dat mij zoo vreeselijk stuitte en beschaamde tevens.
Hoe die avond nog voorbijgegaan is, weet ik zelf niet goed meer.
Ik nam alle gelukwenschen aan met een glimlach op de lippen en de diepste wanhoop in 't hart.
Met het grootste geduld moest ik alle mogelijke en onmogelijke verhalen aanhooren, en vragen doen, om niet onverschillig te schijnen.
En dan dat diner.
't Was of er geen eind aan dien avond zou komen.
Zoo'n diner bezorgt de huisvrouw toch altijd angstige oogenblikken, maar in mijn geval was het dubbel kwellend.
Anders vond ik 't ontvangen van gasten erg gezellig, maar dien avond was ik toch hartelijk blijde, toen het laatste rijtuig wegrolde.
Ik bleef nog even toezien, dat de jongens alles wegruimden, de lichten uitdeden, de deuren en vensters sloten, en juist toen ik me naar de pianokarner wilde begeven, kwam Fred naar mij toe, mijn hand in de zijne nemend, vroeg hij zacht: Ben je moe, lieveling?
Ik vond, dat je van avond zoo bleek zag, heb je misschien hoofdpijn?
Gelukkig, dat alles nu voorbij is.
De avond is anders uitstekend geslaagd.
Je hebt er alle eer van.
Heerlijk zoo'n kranig wijfje te hebben, en met wilde hij mij naar zich toetrekken.
Maar snel en onwillekeurig had ik me aan die liefkozing onttrokken.
Ik voelde, dat 't niet goed van mij was, zoo onvriendelijk te zijn, maar juist 't bewustzijn van schuld maakte mij dubbel ongelukkig en stroef.'t Is niets bijzonders geweest, ik heb alleen mijn plicht gedaan, antwoordda ik onwillig.
Wat zeg je dat koud Minnie. — Ik heb niets gedaan dan mijn plicht, zeide hij, maar mij plotseling los latende fluisterde hij met gesmoorde stem, bijna in een snik: God geve kleine vrouw, dat 't je niet al te moeilijk moge vallen altijd je plicht te doen.
Als een schok gingen die woorden mij door de ziel.
Wat beteekende dat? Fred kon toch onmogelijk weten, dat er iets bestond tusschen Paul, en mij.
Zou hij me anders wel dag aan dag aan de verleiding blootgesteld hebben?
Zoo iets leek mij ondenkbaar en toch, waarom die woorden op dien toon uitgesproken?
Ik keek naar Fred op, maar deze was reeds verdwenen.
Het werd mij vreemd te moede. Zou mijn man werkelijk niet zoo onverschillig voor me zijn, als ik wel dacht?
Zijn gedrag van de laatste maanden gaf mij alle reden tot deze veronderstelling.
Ik hoop 't, prevelde ik zacht, 't zal mij makkelijker vallen mijn plicht te doen.
Onder deze gedachten begaf ik mij naar de pianokamer.
Nauw had ik de deur echter mij gesloten of twee armen hielden mij stevig omvat.
Minnie, fluisterde Paul, terwijl hij me kuste op mijn oogen, op mijn wangen, op mijn mond, ja op elk plekje dat vrij was.
O Paul, bad ik. Houd op, om Oodswil, houd op. Ga nu weg, o ga toch weg.
Vaarwel, mijn lieveling, snikte hij. Wordt dan gelukkig!
O God, straks zult ge tot hem wederkeeren, hij zal u mogen kussen, altijd en altijd weer en ik moet ronddwalen, ver, ver van u. Nu behoort ge mij nog toe, maar als ge ééns met hem verzoend zijt en uw geluk opnieuw begint, dan zult gij mij vergeten zijn.
O Minnie, mijn lieveling, ik kan geen afstand van u doen. Het is te wreed, te wreed!
En brandend heet voelde ik zijn kussen, ik zag zijn radelooze smart en vlijmend scherp daartusschen voelde ik de wreede scheiding.
O, lieveling, laten wij weggaan, ver weg, waar niemand ons kent en we gelukkig kunnen zijn, ge weet dat ik u op de handen zal dragen, dat niets mij te veel zal zijn, als gij maar met mij gaan wilt, Minnie, smeekte hij dringend.
Paul, zeide ik verwijtend. Hoe kunt ge me zoo iets vragen?
Kom tot bezinning.
Ja, vrij kunt gij het zeggen, die onmogelijk mijn smart gevoelen kunt, zeide hij bitter.
Bedrieg U zelve toch niet langer, 't is immers Fred, dien gij liefhebt, hèm alleen.
Als hij U van uw liefde vraagt, zult gij hem in alle genade aannemen en U hoogst gelukkig noemen.
Paul! 't Was maar één woord en toch miste 't zijn uitwerking niet.
Hij hoorde aan den toon, hoe gekrenkt ik mij gevoelde en berouwvol vroeg hij zacht: Vergeef me.
Ga nu heusch, bad ik.
God geve, dat ge mij eenmaal leert vergeten en innig gelukkig wordt, arme Paul, en mijn gelaat naar het zijne opheffend, kuste ik hem op het klamme voorhoofd.
O, Minnie, snikte hij, mij nog eenmaal kussend en was toen een sprong het venster uit.
O Paul kermde ik zacht, mij wanhopig bedroefd op een divan werpend, waarom moest ik U dat verdriet doen?
Weinige oogenblikken later werd de deurknop omgedraaid en zag ik in 't halfdonker Fred naar mij toekomen.
O God, hij heeft alles gehoord en komt mij om een verklaring vragen, dacht ik en kromp onwillekeurig in een. Fred bleef voor mij staan en zeide op innig bedroefden toon.
O Minnie, zijt ge bang voor me, hebt ge zoo'n afschuw van me, dat ge in 't verste hoekje wegkruipt, als ik U maar nader? Dat heb ik nooit gedacht en als vernietigd liet hij zich op een stoel nederzinken, zijn gelaat met de handen bedekkend. (Wordt vervolgd.)


vorige pagina | inhoud | volgende pagina