doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'.
In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897


Plicht, uw naam is hard en koud.
Zult gij steeds meedoogenloos en ongevoelig blijven voor hen, die heel een zonnig leven aan U opgeofferd hebben?
Ik zal u goed voor oogen houden, beproeven u nimmer te verzaken, opdat mijn opoffering niet te vergeefs moge zijn.
Zult gij dan ook, zooals ik vaak in boeken gelezen heb, mij eenmaal die rust en voldoening schenken, zoo heerlijk in de wetenschap n betracht te hebben?

Ik heb niemand dan u, mijn geliefd boek, aan wien ik mijn hart uit kan storten.
Mijn ouders zijn nog in leven, ja, maar zij zouden zeker de laatsten zijn, wie ik deelgenoot van mijn verdriet zou willen maken. Zij toch hebben 't altijd wel gedacht en gevoeld, dat 'k eens diep teleurgesteld moest worden.
't Kon niet anders, daar, waar twee karakters zoo hemelsbreed verschilden als de onze, doch dit heb ik toen niet in willen zien.
Ma heeft mij dikwijls voorgehouden, dat Alfred, zoo heet mijn man, onattent voor me zou zijn, dat hij voor zijn vrouw nooit die kleine egards hebben zou, die niets kosten en toch zoo gelukkig maken, die zoo ruimschoots de kleinere en grootere opofferingen vergoeden, die de vrouw zich bijna dagelijks getroost!
Ik zocht en vond voor hem een verontschuldiging in 't feit, dat hij vroeg zijn moeder verloren had, geen broers of zusters bezat en groot gebracht was onder vreemden, die zich weinig aan hem gelegen hadden laten liggen, dat alles tezamen genomen, deed hem de hartelijkheid missen, zoo aangekweekt door een innig familieleven.
Als ik hem soms op de een of andere onattentie opmerkzaam maakte, betuigde hij er mij altijd zijn innige spijt over en vroeg me, veel geduld met hem te hebben en hem te leeren hartelijk en attent te worden.
Hij had mij lief, mocht ik daarom niet aannemen, dat hij veranderen zou, niet hopen, dat 't met een beetje geven en nemen wel goed zou gaan tusschen ons?
Ik bleef dan ook doof voor alle welgemeende, raadgevingen; ik wist van de zwakke zijde mijner ouders gebruik te maken, om mijn zin door te drijven en hun de toestemming tot ons huwelijk af te dwingen.
En zou ik hun thans 't ouderhart wonden, zoo diep als eenigszins mogelijk is, door 't uitspreken van mijn leed?
Neen, dat verdriet mag ik hun nimmer aandoen. Zoolang ik kan, moet ik trachten alles te verbergen, 't geen mij niet zeer moeilijk vallen zal, daar zij nooit bij ons kunnen komen, 1e door den afstand, 2e doordat papa verlamd is en ma hem niet verlaten kan.
Ik mag morren noch klagen, nu ik mijn eigen zin gevolgd heb, ik moet mijn smart alleen dragen en strijden tot ik berusten kan.
Alleen dan, als mijn gemoed te vol is, mag ik U, mijn boek, stomme getuige van een bijna ondragelijk leed, daarvan wel vertellen, niet waar?
Het zou me krankzinnig maken op 't laatst, als ik alles maar op moest kroppen en nooit eens mijn hart lucht mocht geven!
Gij alleen zult, noch kunt mij verraden, wanneer ik u maar goed weg sluit.
Geen onbescheiden oog zal dan een blik in u kunnen slaan, om zich wellicht te gaan vermaken met een leed, dat niet een ieder begrijpen en... gevoelen kanl Er zijn er, die mij overspannen zullen noemen. Overspannen! omdat ik niet leven kan in een atmosfeer te kil door de weinige hartelijkheid, die er heerscht? wijl ik niet als zoovelen gelukkig kan zijn, alleen maar, omdat ik getrouwd ben, een eigen thuis heb, uitgaan kan en flirten desnoods, zooveel ik verkies, kortom, als gehuwde vrouw al de vrijheden geniet, die 't jonge meisje geheel mist en zeker daarom alleen al 't huwelijk zoo aantrekkelijk maakt voor hen, die daardoor op een lotsverbetering hopen? (Wordt vervolgd.)


vorige pagina | inhoud | volgende pagina