Nji-Sri: Een nonna Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902
[22-07-1902]
Een zware mannenstap verbrak de avondstilte. Ah, zeker de dokter, die mevrouw kwam bezoeken! Als hij maar niet weer over Gedong Gedeh begon; Tjarda nam zijn boek weder ter hand. "Spada!" klonk een gebiedende stem. Een rijzig heer stond op den drempel, met zwaren, grijzenden knevel, den goud omranden knijper op den haviksneus, de pet met gouden band op het lier gedragen hoofd. Juist kwam Nonnie van achteren, een glaasje port op op een klein japansch blaadje dragend. "U, resident?" riep ze verbaasd, doch liep op haar doode gemak voorzichtig door en zette het glas eerst op het knaapje naast den zieken gast. "Zoo, drink nu eerst een glas port, meneer Tjarda!" De nieuw aangekomene staarde met half dicht geknepen oogen naar den hoek. "Wat drommel! Jij hier, Tjarda? Dus jij bent die verongelukte controleur?" "Om u te dienen, resident!" Deze trok de zware wenkbrauwen samen. "Wat moet dat beteekenen? Waarom die geheimzinnigheid?" "Waarom Florence onnoodig verontrusten?" Nu richtte zijn verstoorde blik zich op Nonnie. "En ter wille van dezen jongen man hooren en zien we niets meer van op Gedong Gedeh? En het heette dat uw mama met zware koorts te bed lag!" "Heel juist!" glimlachte zij. "lk heb twee patiënten in huis!" "En sedert wanneer ben je al hier?" informeerde de andere verder. "Zoowat drie weken!" "Wat duivel! Drie weken? Waarom die zaak niet behoorlijk gerapporteerd. Ik dacht dat je al dien tijd hoog en droog op den Goeneng Perkoetoet in de koffietuinen zat!" "lk heb den assistent-resident van mijn ziekte in kennis gesteld!" "En ook dat je Ardjasari hebt verlaten?" "lk ben hier in mijn afdeeling." "Weet Florence van je verblijf hier?" "Pardon, resident, dat zijn mijn zaken! Hier, Nonnie, heb je het loegc glas terug. Je hebt zeker nog nooit zulk een interessant gesprek bijgewoond, wel?" Baron Utenhove keek zijn toekomstigen schoonzoon verbolgen aan. "Ik mag toch plaats nemen, juffrouw Nonnie?" zoo wendde hij zich tot het jonge meisje. "O, neem me niet kwalijk! Zeker, resident. Dus u kwam niet om meneer Tjarda op te zoeken?" "Ik wist niet.... Ik dacht ..." "Of kwam u om eens poolshoogte te nemen wat ik uitvoerde thuis?" "Pardon! Ik dacht dat dit de tjamatswoning was!" Nonnie begon hardop te lachen. "Die staat toch aan de westkant van Gedong-Gedeh! Ik wees ze u gisteren nog toen we van ons uitstapje huiswaarts reden, vlak in het het front van de aloonaloon." "De tjamat zal zeker vereerd zijn met zulk hoog bezoek!" merkte de controleur schamper op. "Mag ik u ook een glas port aanbieden ?" vroeg het meisje beleefd. "Neen, dank u! Ik moet opstaan. Wanneer zien we u weder op Gedong Gedeh?" "Voorshands in géén geval!" "In uw plaats zou ik er een weinig spoed achter zetten," zoo richtte de resident zich nog eens tot den controleur. "Florence mocht eens jaloerscn worden." Om Tjarda's lippen speelde een fijn, haast onmerkbaar lachje, terwijl hij zachtjes op de zijleuning van zijn stoel trommelde. Nonnie's donkere oogen waren vol ondeugenden spot op den resident gevestigd. Deze groette haastig en verdween. "Die had het benauwd op het laatst!" schaterde ze het uit. "Adoe! ik stikte haast van het lachen! Wat had hij zich vastgepraat. Eerst die visite bij den tjamat! Die was goed! Zooveel weet ik ook nog van de adat af dat de resident nooit een bezoek brengt bij zoo'n onderdistrictshoofd, dat hij zich steeds van een tusschenpersoon bedient om met een mindere te spreken of hem hoogstens bij zich laat ontbieden. En dan die andere mop, dat Florence jaloersch zou worden! Hahaha! Ik weet wel wie er jaloersch is! Zoo'n ouwe gek!" Tjarda keek ontstemd voor zich uit. Hij vond geen woord van afkeuring over Nonnie's ongepaste opmerkingen. Dus was het toch waar? Het deed hem pijn dat die hoog staande man, de vader van zijn Florence, het ideaal van een bestuursambtenaar, zich nu zoo vernederde door zijn verliefdheid op dit jonge meisje! Er ontstond eene lange pauze. Nonnie bemerkte ten laatste dat ze een flater had begaan. Juist wilde ze weder naar achter gaan, toen een paar indische dames de trap opklommen. "O, dag tante! Dag mevrouw Smit! Komt u eens naar mama kijken?" riep ze, zich omkeerende en geleidde het bezoek naar binnen. "Het is me hier een inlandsch boeltje! mopperde Tjarda voor zich heen. "Van morgen slopen er ook al zoo'n paar nonna's naar achter. Natuurlijk in sarong en kabaya, en sterk gebedakt met een vreeselijke lucht van kenanga en patjar. Djoemi liep naar den warong om roedjak te halen. Ik had dat troepje wel eens willen zien smullen, op een matje gezeten en een pisangblad vol van dat smerige goed in de hand! Jammer dat dat kind hier thuis hoort." (Wordt vervolgd)
vorige pagina | inhoud | vorige pagina