Nji-Sri: Een nonna Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902
[25-07-1902]
"Massa! Manieren hoefde ze bij jullie niet te leren, zei mevrouw Heyse, "die kon ze.... "Hou je nu alsjeblieft kalm, Mimi. Je bent een goed meisje, al te goed zelfs, maar wat dat betreft.... "Neen, Mimi kent haar manieren heel goed." zoo nam nu de tot nu-der zwijgende toehoorsterd mevrouw Heyse's partij op. "Zij is pantés genoeg! Jij verbeeldt maar, ja? Mischien zijn wij niel zoo brani als jij! Jij praat maar raak. God weet hoe je achter je rug door de totöks wordt uitgelachen!" "lk uitgelachen? Ik? Hoor nu zoo'n liplap eens! Zoo'n anak njai! Onze ouders waren tenminste getrouwd ! Mama was de dochter van een adjudant onderoffcier, een echte tótók en ze was opgevoed in het 'Djatigesticht te Batavia. Maar jou grootvader was een toekung aréng die met picolmanden over den schouder langs de huizen liep. Ik heb het toevallig van mijn oude toekang mendjaït gehoord, die heeft hem nog gekend! Een voornaam zootje! Hahaha! Doch het is mijn lijd. Dag Mum! Ik moet naar huis! Dag meneer Tjarda! Tot siens op Gedoog Gedeli! Beterschap, Mimi!" Ze was opgestaan. Haar zuster kuste ze op de wang, mevrouw Smit verwaardigde ze met geen enkelen blik en stoof de kamer uit. "Mijn zuster is wat opvliegend!" zoo verontschuldigde mevrouw lleyse liet vreemde gedrag der doktersvrouw. "Ze meent het toch goed." "Ken echte njonja tjerewet is ze! Altijd wil ze de baas spelen!" pruttelde mevrouw Smit opgewonden. "We zijn haar te min af, Mimi, dat zie je toch! Maar van iemand profiteeren, dàt kan ze. Nonnie is de lokvogel op Gedong Gedeh!- En wij zijn goed genoeg om haar lekkere koftie te sturen. Ze krijgt ook geen boontje meer! Abis perkara!" "Massa, Jet! Dat meen je niet!" "Soengoe mati! 'Ze krijgt geen boontje meer! Niets heeft ze voor een ander over! Heelt ze ons ooit zooveel gegeven? Heelt ze ons ooit gevraagd om op Gedong Gedeh te komen? Ja, des avonds, als het donker is, mogen we als de kockoekbloeks achterom sluipen naar de bijgebouwen. Ze is maloe voor ons omdat we niet voor tólók willen spelen!" "Het is omdat we nooit gekleed zijn, Jet!" vergoelijkte de weduwe, het gaat toch niet om zoo in sarong en kabuya... "Omong kossong, voer mevrouw Smit uit. "En Piet dan? Behandelt ze hem anders? Die arme jongen is altijd sakit hati. Hij kan niet bevallen hier op het land. In Wageningen waar hij gestudeerd heeft, was het zoo prettig, ja? Eu hij heeft niets geen familie meer dan ons. Allen dood, kassian! En heeft Mimi hem ooit gevraagd op Gedong Gedeh? Hij heeft toch dadelijk een visite gebracht, heel pantes, niet zijn nieuwe zwarte pak aan en witte handsoenen! En al ben ik een anak njii, ik zou niet willen ruilen met zoo'n kale njonja. Smit zit er warmpjes in, hoor! Een mooi koffieland en een massa geld! (Mevrouw Smit zei "held") Wij hebben niet noodig een roemah makan te houden voor zieke menschen en dan nog te soebatten dat ze blijven en iedereen naar de oogen te zien. Piet heeft goddank, de Verheuls niet nodig! Hij is goed af, zegt Smit. Over een paar jaar gaan we stil leven op Daja Kollot, daar laat hij nu al een lekker huis bouwen, met een grooten kebon sajoeran er achter en Piet blijft hier op het land en als Nonnie... Daar zweefde een lichte gestalte van achter de breede donkergroene, massieve sampiran. Het was of er een zee van licht de sombere kamer binnengolfde. "Dag Mevrouw! Dag Ma! Nog op? Hoe stout! Dat moest de dokter weten! Jullie hebt het weder over Piet? Hij krijgt later Goenoeng Halimoen, verdient geld als water en kan aan elken vinger een meisje krijgen niet? Hahaha!" "Zeg je meneer Tjarda niet goeden dag?" vroeg de moeder. Ze keek verschrikt de kamer rond. Hij had zich met opzet eea poosje stil gehouden op den achtergrond, inde schaduw van het reusachtige bed. Nu stond hij naast de petroleumlump in zijn volle lengte en stak haar de hand toe. "Dag Nonnie! Hoe gaat het sedert van morgen?" "O meneer Tjarda, ik wist niet.... "Ja, ik zit al een poosje op je te wachten. Ik ben gekomen om afscheid te nemen. Ook jou moest ik hartelijk danken. Je heht me goed opgepast, meisje!" Ze keek verschrikt en toch met een gelukkig lachje tot hem op." "Het is niet de moeite waard, ja Non?" weerde mevrouw Heyse af, "Ik hoop dat ik u mijn schuld eens kan afbetalen." "Houlop, meneer! Kom, gaat nog een poosje vóór zitten. Laat Djoemi de lamp opsteken en wat woenistroop brengen met ajar blauda! Dan drink jullie samen een lekker glas stroop/ En presenteer jij die asemkoekjes, Non, die je van morgen hebt gebakken. Ik wou liever weer naar bed gaan, kind, ik ben nog wat moe en morgen wilde ik weder eens rondloopen over het erf!" "Soedah, non," zei mevrouw Smit, toen ze in de voorgalerij waren gekomen, "ik zal niet meer gaan zitten. Piet zit op mij te wachten thuis. Eu beneden aan de helling staat de tandoe voor mij gereed. Laat me heusch gaan!" "Ik zal u een eindje wegbrengen!" bood de controleur aan. "Ik moet toch naar Gedong Gedeh om eens te hooren hoe het met onze reis naar Daja Kollot staat." "Och, is het niet te veel soesah voor u ?" vroeg mevrouw Smit bescheiden, als het betoel geen soesat is? Kom dan mee, nonnie, ja? . (Wordt vervolgd)
vorige pagina | inhoud | vorige pagina